<Resultaat 1649 van 2074

>

p1

[1]Le nom Germain niuhard, latinisé niuhardus, nivhardus, (niu nouveau, hard fort : très neuf, très jeune, neanias, neaniscos[2]) peut fournir, en se divisant, deux noms, deux petits noms, deux kepnamen[3] , nomina hypocoristica, au même enfant: nijv et hard. Ainsi un enfant dont le nom est Fréderic s’éntendra appeler, en Flamand, tantôt Fré, tantôt Rijk, Fréetje, Rijkske. Les choses se passaient autrefois de la même façon. Les gens portant le nom de Nijvhard s’appelaient, tantot Nijv, tantot Hard; Nijfke, Hardje; où, selon les formes diminutives du moyen age , tantôt Nivijn et tantôt Hardijn. Le fils à Hardijn s’appelait Hardijns, nom qui existe à Gand. Le peuple peut avoir nommé son cher S. Nivhard Sente Nivijn, tout comme on dit Sent Antheuneke Sente Anneke, etc. comparez Bartholomaeus, dont Bartels (1e moitié du nom) et Meeuws (2e moitié du nom).

De nivijn le Francais ferait nivin, le latin nivinus, nivianus; d’ou de nouveau en Flamand niviaen. t.s.v.p.p2Si le latin nix (neige) avait un dérivé Nivianus, au lieu de niveus, nivalis, nivarius, nivatus, nivosus; de Nivianus on aurait en Français une forme possible Nivain, (Nivin?) comme de Portianus on a Porçain (Porcin?) Voy. Ménage, Table du Vocabulaire Hagiologique, 1e vol. de son Dictionre Etymolque de la langue Française, i.v.[4] mais Nivianus ne se trouve pas.[5]

Le Flamand remplace quelquefois l par n, même l initial, surtout dans les mots étrangers; p.e. Alcove devient ankove (Idioticon Schuermans); eemalig devient eemanig (Idioticon De Bo); moi-même j’ai entendu et noté bulsteren, devenir bunsteren; buffelen kulder (juste-au- corps en peau de buffle) devenir buffene kulder; et (l initial) “‘K en kan hem niet ge-luchten” (voir) devenir “‘K en kan hem niet ge-nuchten.” Il est linguistiquement possible qu’on ait dit Nivijn pour Livijn (Liebwin; latinisé Livinus). Voilà 3 explications, plus ou moins possibles, du nom Nivin, Niviaen.

Noten

[1] De brief is een antwoord op de vraag hoe de naam 'nivin' kan verklaard worden. Gezelle antwoordt daarop met drie mogelijkheden:
(1) het diminutief van het bestanddeel 'niv-' van een samengestelde Germaanse naam (niv-ardus: de familienaam Neu-hard en varianten zijn blijkbaar nog zeer verspreid).
(2) een hypothetisch Latijns adjectief afgeleid van 'nix, sneeuw', in de lijn van de vijf in het woordenboek voorkomende adjectieven en analoog met Portianus, ook een heiligennaam.
(3) door de l/n-wisseling in het Nederlands: 'Nivijn' een vorm analoog met 'Livijn', wat in het Latijn 'Nivinus' geeft naast 'Livinus'.
(Paul Thoen)
[2] ’neanias‘ en ’neaniscos‘ zijn twee oud-Griekse woorden met de betekenis 'jonge -, krachtige man'. Gezelle beschouwt ze blijkbaar als samengestelde woorden: 'neos' (jong, nieuw) en een tweede bestanddeel. (Paul Thoen)
[3] Vertaling van 'nomina hypocoristica', cf. het West-Vlaamse 'keppe'. De term ’hypocoristicon' is in de Van Dale te vinden en betekent ’vleinaam‘ of ’verkorte naam’. (Paul Thoen)
[4] i.v. = in voce.
[5] ’niveus’, ’nivalis’, ’nivarius’, ’nivatus’ en ’nivosus' zijn alle vijf in het klassiek-Latijnse woordenboek te vinden als adjectieven, afgeleid van 'nix, nivis, vrl.,= sneeuw'. Gezelle formeert dan aansluitend de hypothetische vorm 'nivi(a)nus' naar het voorbeeld van de wél bestaande (Sint) Portianus (Saint Pourçain), die hij vindt in die lijst bij de ”Dictionnaire étymologique“ van de 17de-eeuwse auteur Gilles Ménage. (Paul Thoen)

Register

Correspondenten

NaamDe Schrevel, Arthur C.
Datums° Wervik, 05/01/1850 - ✝ Brugge, 18/04/1934
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; professor; vicaris-generaal; secretaris; geestelijk bestuurder; auteur
BioArthur De Schrevel, zoon van Ivon De Schrevel, geneesheer, en Melanie Liebaert, studeerde aan het bisschoppelijk college te Ieper en van september 1872 tot 1876 theologie aan de katholieke universiteit te Leuven. Hij ontving zijn priesterwijding op 07/06/1873. Hij werd professor (10/09/1877) en directeur (18/08/1880) van het grootseminarie te Brugge. De Schrevel werd erekanunnik van de Brugse kathedraal (26/07/1889) en secretaris van bisschop Waffelaert (10/06/1894). Hij werd geestelijk directeur van de dienstmaagden van de Zaligmaker te Brugge (12/03/1897), aartspriester (26/04/1905) en vicaris-generaal van het bisdom Brugge (12/12/1911). Hij nam ontslag in maart 1931 en bleef in Brugge wonen. Hij werd (bestuurs)lid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge in 1882 en voorzitter in 1919. De Schrevel publiceerde als historicus werken over de zestiende eeuw.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDe Schrevel, Arthur C.
Datums° Wervik, 05/01/1850 - ✝ Brugge, 18/04/1934
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; professor; vicaris-generaal; secretaris; geestelijk bestuurder; auteur
BioArthur De Schrevel, zoon van Ivon De Schrevel, geneesheer, en Melanie Liebaert, studeerde aan het bisschoppelijk college te Ieper en van september 1872 tot 1876 theologie aan de katholieke universiteit te Leuven. Hij ontving zijn priesterwijding op 07/06/1873. Hij werd professor (10/09/1877) en directeur (18/08/1880) van het grootseminarie te Brugge. De Schrevel werd erekanunnik van de Brugse kathedraal (26/07/1889) en secretaris van bisschop Waffelaert (10/06/1894). Hij werd geestelijk directeur van de dienstmaagden van de Zaligmaker te Brugge (12/03/1897), aartspriester (26/04/1905) en vicaris-generaal van het bisdom Brugge (12/12/1911). Hij nam ontslag in maart 1931 en bleef in Brugge wonen. Hij werd (bestuurs)lid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge in 1882 en voorzitter in 1919. De Schrevel publiceerde als historicus werken over de zestiende eeuw.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - plaats

NaamGent
GemeenteGent

Titel - ander werk

TitelDictionnaire étymologique de la langue française
AuteurMénage, Gilles
Datum1750
PlaatsParis
UitgeverBriasson
TitelAlgemeen Vlaamsch Idioticon
AuteurSchuermans, Lodewijk W.
Datum1865-1883
PlaatsLeuven
UitgeverGebroeders Vanlinthout en Karel Fonteyn
TitelWestvlaamsch idioticon [Heruitgave]
AuteurDe Bo, Leonard Lodewijk; Samyn, Joseph
Datum1892
PlaatsGent
UitgeverA. Siffer

Titelxx/[06-07/1896], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [Arthur C. De Schrevel]
EditeurBirgit Ampe
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[De Schrevel, Arthur C.]
Verzendingsdatumxx/[06-07/1896]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatum en adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie ; geschreven vóór brief van G.G. aan A.C. De Schrevel van 11/07/1896; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele geegvens.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 210x133
wit, vierkant geruit (groot)
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt; blauw potlood
Staat fragment
Toevoegingen op zijde 1 in de linkermarge: Stuk van brief G.G. aan Z.E.H. De Schrevel [+/- Juni 1895] (inkt, verticaal, hand P.A.) ; op zijden 1 en 2 in de linkermarge: A B C (blauw potlood, verticaal, hand G.G.); op zijde 2 stukken tekst met inkt doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8625
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16267
Inhoud
IncipitLe nom Germain niuhard, latinisé niuhardus,
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.