Ik heb de eer u eenig zangeling op den vlaamschen akker opgezangd te zenden: Verschooning, als t’ u belieft indien ik hier of daar een woord opzend die reeds verschenen is, of somtijds kwalijk aangegeven.
In uw laatste nummer Bamesse 1889, wetensweerdigheden: vraagt gij karroen[1] men zegt t’ onzent larroen daartegen (Westoutre
Het zelfde nummer spreekt van hermen[2] termen: men hoort hier genoeg: het is een termig beestje, het kweekt wel (id
smierig heeft dezelfde beteekenesse (id
Banst.- (het) in de spreuke: zoo drooge als banst: = droog hout dat omtrent opgevort is; eertijds sloeg men vier met eenen kei en een vierslag en men bracht het banst erbij, dat aanstonds in vier kwam het banst diende om de pijp te ontsteken (id
Bastiēre= wijte[3] Overtijd gingen de menschen na de keermesse met de witte bastiere op den wagen (id
Bijstier stemzate bij zijn is t’ enden van zijne geldmiddels zijn: die mensch is bijstier en he‘t ‘et al verdronken (id
batsch (baatsch): kwaadtierig grammoedig: ’t is zuk e batschen (id
besannen (elders hoor ik missannen) (hier bekaaid en elders miskaaid uitvallen: scheef uitvallen) = in iemands plaatse zijn: schuift e bitje, zie je nie da’ je ossan besant. (id
bessen= nat maken, vet maken: als de kachtels gesneen zijn, en dat de sneê verzweert, je moe ze bessen me koud water (id
(bomme= borme van ’t land = humus) dat land en e geen bomme)
p2 (brasch = breekachtig: ten is maa brasch hout. (Westoutre
Lake (vr): veure die uitgesteken is in den middel van een rek land om het land te werken. (id
bāāijaard (m): een groot profijt: jen doe’ geen baai(j)aard me dat te koopen (id
dēūrendaal (m) (Misschien verschenen) op dēū: iemand die ’t al kunt doen die rap is in zijn werk, die nauwervoren verlegen en is (’t en kan geen“ deur(ende)āl? zijn mij dunkt; de stemzate zou op al zijn. dat is e deurendaal van e maarte (meisen) (id.
dijzelen en dijberen: aarzelen: e bluift da dijzelen en dijberen (id
djoeken, djuiken: stuiken: ku ’t dat gaan os ze daar ossan kommen djoeken (id
en (onz.) (ik hoor elders het eie?) het water dat op de keêremelk op keêrepap komt? Voorb: is dat pap? t’ en is maar en (id.
keuvel (m)= kiel (in de omliggende dorpen zegt men baseron) fransch sarrau[4] (id.
juinen, joenen voor uwen zooals juin voor u (accusatif)
julder, zulder, wulder enz.= gijder zijder wijder (id.
Hollewaardig: dit woord kan ik met dezelfde weerde niet anders uitdrukken; het wilt zeggen dit al te gaar: zonder op te letten, haastig, niet voorzichtig: je zijt ’n helt t’ hollewaardig (id.
Lēns, allēnder, lēnder, allēns, (len): ik meen dat het een onbeteekenend tusschenwerpsel is: zoo zegt men: z’ en l’ en zuk en jongens hier zegt men: z’ en zijder zuk en jongens. gehoord Reninghelst
Lambooien= koren uitslaan op een eene tonne om schoon graan te hebben: overtijd lambooiden de menschen meer nulder koren (Westoutre.p3kalaberinge (vr) vervangt het fransch woord bagage, maar in den zin van kleenigheden: ’t en is al maar kalaberinge (Westoutre
luifer (m)= een deugniet die als hij de gelegenheid vindt alles zou meêslepen: ’t is den meésten luifer van nuize[5] streke. (id.
(massen= opeten: he gaat dat wē kunnen massen) (id
(neien= hinniken) (id.
peisteren en feisteren= paggelen fransch tripoter e ku ’t daa bluiven peisteren an e’ t wat van niet. (id.
poeiweeg (m)= de weeg (gelijk in heerdweeg) de muur tusschen den scheurvloer en den tas of den scheurwinkel den poeiweeg is d’n helt t’hooge, dat en is nie noodig zoo hooge. (id.
pamperen= kweeken met slofferinge of flauw t’ eten ze pamperen núlder peerden me witte wettels en keeremelk. (id.
rande (vr) of hurte (vr.) in de spreuke ’t is al bij randen: ’t is al in keeren somtijds veel somtijds weinig.
ragaal (onz): “’t is ragaal” wilt zeggen: ’t is zoo een slechte drank dat men het niet drinken kan: ’t is vergif’ : zegt men ook in dien zin (id.
slapers (mann. meerv.) de plaatse of een gootje) tusschen twee daken die kruiswijzde tegen melkander komen: De slapers van den kruiskeuken zijn dikkers vervuild (id.
in strubantie zijn wilt zeggen in stokke zijn: is het een vlaamsch woord (id.p4Segenover In nummer 4 Oestmaand 1889 staat sedenover voor tegenover men zegt ook segenover: hij weunt recht segen over t’ uizent. (Westoutre[6]
schoffelschote: eene schoffelschote doen is werken met geweld, maar weinigen tijd: me gaan toen e keer e schoffelschote doen. (id.
vertweefelen: overhalen met schoone woorden om iets t doen: ze gaan ’n entwas meê vertweefelen (id.
verkaart (onz) = 1/5 van een Hectoliter…. Ik vind in oude geschriften van het jaar 1764 “gras belast met thien francquaert haever per gemete, als van oude tijden: het woord zal frĕnquaert geworden zijn en daarna frequaert, ferquaert, , verkaart: 5 verkaart koren is en Hectoliter (id
wijdieren, wedieren en bedieren=, wegmaken, kwijt geraken id
velme of (valme?) Veurnambacht: vaine fransch brasse: k’ en weet niet of het velme is of valme: ik houd meer aan velme: want al hier= al en al= ol in de uitspraak en me t spreekt uit valme. id
tolfen= van honden gezeid is halvelinge bassen. id
wagen (m) (schorse) (= maat) groote wagen 100 kilos, kleine wagen 90 kilos. id
boonen rooien: boonen inleggen met een mekaniek aan de zool. id
reus (of reusch?) vragen: vragen dat men niet meer weet wat antwoorden id
waarrēdig en waarēntig = waarachtig id
reeuwstrooi: het strooi, het bed waarop iemand dood is van daar: ’t gaat op ze reeuwstrooi (= op het einde. id.
truwelen zie dijzelen en dijberen; versluweren[7] = fransch négliger id.
gauze: gauzebooten zijn houtbooten van 7. handen id. = stokken die men in zulke booten doet.