<Resultaat 1701 van 2074

>

p1
Mathilde,

Ik ben hier gezond toegekomen met den trein, die ten 4 uit Zillebeke vertrokken is. Veel groetenissen van altemale,[1] bezonderlijk van Idalia, die verlangt tegen dat gij gaat. Wij zijn hier met 110 priesters. Ik zitte neffens den deken van Kortrijk aan de tafel van eere. Wat zegt gij daarvan? ‘t Is alderbeste weêre en de twee predicanten zijn twee goede kennissen van mij. Ik hope dat alles wel gaat gelijk met

uw toegenegen
Guido Gezelle

met vaderlijken zegen.

Noten

[1] Gezelle verbleef in Zillebeke bij zijn broer Jozef en had vermoedelijk ook Victor Huys ontmoet. Jozef en Victor waren er namelijk respectievelijk onderpastoor (1887-1898) en pastoor (1874-1905) van de Sint-Katrienskerk.

Register

Correspondenten

NaamCatteeuw, Mathilde
Datums° Kortrijk, 02/07/1856 - ✝ Kortrijk, 28/09/1943
GeslachtVrouwelijk
Beroepdienstmeid; begijn
BioMathilde Catteeuw werd op 2 juli 1856 in Kortrijk geboren als dochter van opkoper Joannes Catteeuw (Sint-Denijs, 1805 - Kortrijk, 26 juni 1875) en Virginia Wannegue (°Zwevegem, ca. 1813). Ze was dienstbode bij Guido Gezelle in Kortrijk vanaf 1877 en verhuisde met Gezelle mee naar Brugge in 1899. Ze vertelde vaak dat Gezelle haar vroeg: “Mathilde, verstaat gij dat?”, als hij haar iets voorgelezen had. "En als ik het niet goed begreep, veranderde hij hier en daar iets totdat ik het verstond". Na de dood van Gezelle werd ze in 1901 begijn in het begijnhof van Kortrijk. In zijn kroniek over de familie Gezelle had Stijn Streuvels niet één goed woord over voor haar. Zijn moeder Louise en hijzelf raakten bij Gezelle in Kortrijk niet verder dan de keuken, "bij de meid (die ons niet luchten kon!)". In de tekst voor De Vlaamse Linie voegde hij daar trouwens nog aan toe dat hij die meid maar een "dibbe" vond - erger zelfs: "een schuchter, onbeduidend schepsel, onhandig en pernekelachtig, hebbelijkheid eigen aan pastoorsmeiden".
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Kortrijk
BronnenStijn Streuvels, Kroniek van de Familie Gezelle. Brugge: Orion, 1980.; C. D'Haen, De wonde in 't hert: Guido Gezelle, een dichtersbiografie. [Tielt] : Lannoo, [1988]; H.J.M.F. Lodewick, Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880. Den Bosch : Malmberg, [1980]
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamCatteeuw, Mathilde
Datums° Kortrijk, 02/07/1856 - ✝ Kortrijk, 28/09/1943
GeslachtVrouwelijk
Beroepdienstmeid; begijn
BioMathilde Catteeuw werd op 2 juli 1856 in Kortrijk geboren als dochter van opkoper Joannes Catteeuw (Sint-Denijs, 1805 - Kortrijk, 26 juni 1875) en Virginia Wannegue (°Zwevegem, ca. 1813). Ze was dienstbode bij Guido Gezelle in Kortrijk vanaf 1877 en verhuisde met Gezelle mee naar Brugge in 1899. Ze vertelde vaak dat Gezelle haar vroeg: “Mathilde, verstaat gij dat?”, als hij haar iets voorgelezen had. "En als ik het niet goed begreep, veranderde hij hier en daar iets totdat ik het verstond". Na de dood van Gezelle werd ze in 1901 begijn in het begijnhof van Kortrijk. In zijn kroniek over de familie Gezelle had Stijn Streuvels niet één goed woord over voor haar. Zijn moeder Louise en hijzelf raakten bij Gezelle in Kortrijk niet verder dan de keuken, "bij de meid (die ons niet luchten kon!)". In de tekst voor De Vlaamse Linie voegde hij daar trouwens nog aan toe dat hij die meid maar een "dibbe" vond - erger zelfs: "een schuchter, onbeduidend schepsel, onhandig en pernekelachtig, hebbelijkheid eigen aan pastoorsmeiden".
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Kortrijk
BronnenStijn Streuvels, Kroniek van de Familie Gezelle. Brugge: Orion, 1980.; C. D'Haen, De wonde in 't hert: Guido Gezelle, een dichtersbiografie. [Tielt] : Lannoo, [1988]; H.J.M.F. Lodewick, Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880. Den Bosch : Malmberg, [1980]

Plaats van verzending

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - persoon

NaamCatteeuw, Mathilde
Datums° Kortrijk, 02/07/1856 - ✝ Kortrijk, 28/09/1943
GeslachtVrouwelijk
Beroepdienstmeid; begijn
BioMathilde Catteeuw werd op 2 juli 1856 in Kortrijk geboren als dochter van opkoper Joannes Catteeuw (Sint-Denijs, 1805 - Kortrijk, 26 juni 1875) en Virginia Wannegue (°Zwevegem, ca. 1813). Ze was dienstbode bij Guido Gezelle in Kortrijk vanaf 1877 en verhuisde met Gezelle mee naar Brugge in 1899. Ze vertelde vaak dat Gezelle haar vroeg: “Mathilde, verstaat gij dat?”, als hij haar iets voorgelezen had. "En als ik het niet goed begreep, veranderde hij hier en daar iets totdat ik het verstond". Na de dood van Gezelle werd ze in 1901 begijn in het begijnhof van Kortrijk. In zijn kroniek over de familie Gezelle had Stijn Streuvels niet één goed woord over voor haar. Zijn moeder Louise en hijzelf raakten bij Gezelle in Kortrijk niet verder dan de keuken, "bij de meid (die ons niet luchten kon!)". In de tekst voor De Vlaamse Linie voegde hij daar trouwens nog aan toe dat hij die meid maar een "dibbe" vond - erger zelfs: "een schuchter, onbeduidend schepsel, onhandig en pernekelachtig, hebbelijkheid eigen aan pastoorsmeiden".
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Kortrijk
BronnenStijn Streuvels, Kroniek van de Familie Gezelle. Brugge: Orion, 1980.; C. D'Haen, De wonde in 't hert: Guido Gezelle, een dichtersbiografie. [Tielt] : Lannoo, [1988]; H.J.M.F. Lodewick, Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880. Den Bosch : Malmberg, [1980]
NaamDe Gryse, Edward
Datums° Roeselare, 16/03/1848 - ✝ Kortrijk, 14/02/1909
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; deken; auteur
BioEdward De Gryse studeerde aan het kleinseminarie in Roeselare en aan het grootseminarie in Brugge, waar hij later ook zou lesgeven (1884). Hij werd tot priester gewijd op 25/05/1872. In Rome behaalde hij een doctoraat in de theologie. Vanaf 1874 was hij, als collega van andere Vlaamsgezinde leraars zoals Hugo Verriest, Gustaaf Hendrik Flamen, Alfons Vanhee en Jozef Axters, priester-leraar in het kleinseminarie ten tijde van "de Groote Stooringe" (28/07/1875). Van 24/12/1889 tot aan zijn dood was hij pastoor-deken in Kortrijk. Hij zette zich actief in betreffende de sociale problematiek en toonde zich een voorloper van de pauselijke encycliek Rerum Novarum.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellezijn deken bij aankomst in Kortrijk 1872; correspondent; adressenlijst Kortrijk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGezelle, Jozef Aloysius Hyacinthus
Datums° Brugge, 12/02/1840 - ✝ Stene, 18/06/1903
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; kloosterdirecteur; onderpastoor; pastoor
BioJozef, de jongste broer van Guido Gezelle, studeerde aanvankelijk te Brugge en later te Roeselare en te Turnhout. In Leuven volgde hij een opleiding aan het Amerikaans Seminarie. Net zoals zijn broer wilde Jozef immers naar Engeland trekken om er het katholieke geloof te verkondigen. In 1863 reisden de broers tevergeefs naar Engeland om daar een geschikt seminarie te vinden. In 1863-1864 was Jozef ingeschreven in het Engels Seminarie te Brugge. Op 22 december 1866 werd hij tot priester gewijd en na een kort intermezzo als onderpastoor in Passendale werd hij in augustus 1867 directeur van Saint-George’s Retreat, een klooster en een instelling voor geesteszieken in Burgess Hill te Southwark. Faict riep hem echter eind december terug. Hij werd vervolgens onderpastoor in Lendelede (1868-1878), Klerken (1878-1887) en Zillebeke (1887-1898). Mede dankzij zijn broer kon hij ten slotte pastoor worden in Stene bij Oostende (hij werd er op 21 september 1898 benoemd), waar hij uiteindelijk overleed op 18 juni 1903.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); familie: broer van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamHuys, Victor; Huus; Felix
Datums° Geluwe, 17/06/1829 - ✝ Zillebeke, 09/01/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppastoor; onderpastoor; leraar
BioVictor Leo Huys werd op 17 juni 1829 te Geluwe geboren als zoon van Ivo Huys (1792-1875), smid, en Isabella-Clara Ghesquiere (1792-1867). Na zijn middelbare studies aan het college van Menen, studeerde hij samen met Gezelle aan het grootseminarie te Brugge. Ze raakten bevriend en werden op dezelfde dag, 10 juni 1854, tot priester gewijd in de Sint-Salvatorkathedraal. Ook waren ze een tijdlang collega’s aan het Kleinseminarie van Roeselare, waar Victor in september 1853 als leraar gestart was. Dit zou hij nog doen tot 1862. In deze periode ontpopte hij zich ook tot begenadigd schrijver: vanaf 25 april 1857 schreef hij in de Standaerd van Vlaenderen een reeks Bakeland-legenden, die in 1860 ook als boek werden gepubliceerd onder de titel ‘Baekeland, of de Rooversbende van ’t Vrybusch. West-Vlaemsche Legenden’. In 1861 volgde de publicatie van ‘De legenden van Sinte Franciscus van Assizië’, waaraan Gezelle had bijgedragen. In 1862 werd Victor Huys benoemd tot onderpastoor te Wervik, waar hij bleef tot aan zijn overplaatsing naar Zillebeke in 1874. Daar werd hij pastoor en kreeg hij vanaf 1878 hulp van Jozef Gezelle als onderpastoor. Met de steun van baron de Vinck richtte hij in Zillebeke een katholieke school op. Ook publiceerde hij nog ‘Spiegel der Jonkheid’ en een werkje over de heilige Catharina, patroonheilige van zijn parochie. Na er dertig jaar pastoor geweest te zijn, overleed hij op 9 januari 1905.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medeseminarist; collega
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://schrijversgewijs.be/schrijvers/huys-victor-l/; https://nl.geneanet.org/;
NaamIdalia
GeslachtVrouwelijk
Beroepdienstmeid
BioIdalia was waarschijnlijk de huishoudster van Jozef Gezelle te Zillebeke

Naam - plaats

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare
NaamZillebeke
GemeenteIeper

Titel13/09/1897, Roeselare, Guido Gezelle aan [Mathilde Catteeuw]
EditeurKarel Platteau; Marc Carlier
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Catteeuw, Mathilde]
Verzendingsdatum13/09/1897
VerzendingsplaatsRoeselare (Roeselare)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 211x134
wit, gelijnd
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig: rechterbovenkant van zijden 3 en 4 ontbreekt
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan Math. Catteeuw (inkt, hand P.A..)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8580
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16874
Inhoud
IncipitIk ben hier gezond toegekomen
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.