Rousselaere 13 september 1897.
Mathilde,
Ik ben hier gezond toegekomen met den trein, die ten 4 uit Zillebeke vertrokken is. Veel groetenissen van altemale,[1] bezonderlijk van Idalia, die verlangt tegen dat gij gaat. Wij zijn hier met 110 priesters. Ik zitte neffens den deken van Kortrijk aan de tafel van eere. Wat zegt gij daarvan? ‘t Is alderbeste weêre en de twee predicanten zijn twee goede kennissen van mij. Ik hope dat alles wel gaat gelijk met
uw toegenegen
Guido Gezelle
met vaderlijken zegen.