Ik heb de gedrukte vruchten van uwen arbeid ontvangen en gebruike de eerste gelegentheid om u, voor de eere en het genoegen, van herten te bedanken.
In de uitgegevene oude papieren van O.L.V. Kerke staan verschillige tuchtregels en belastingen van Bisschoppen van Doornyk betreffende beneficiarios van ‘t capitel, die in hunnen studietyd, afwezig waren. Daar zal, hope ik, wel iets te vinden zyn de locis seminaristicis. In la Revue brittanique heb ik onlangs eene ons vyandlyke studie gelezen over les golards, gouillards, gaillards, vlaamsch Wanjaarden,[1] die, schynt het, reizende of verlof-belevende studenten, jonge meuniken, (semi-p2naristen?) somtyds erge capoenen waren. Daar zit ook wel iets in dat u kan dienstig zyn. De laatste sporen daarvan zouden de studentetrekken, tooneelspelen, belezingen; tooveryen zyn, waarvan onze ouders wisten. Het alderlaatste speur La Estudientana, een omgaand musicantengenootschap, uit spanjen, dat in den laatsten Napoleon’s tyd te Parys grooten opgang maakte. Ze droegen elk, merkweerdig genoeg, eene fourchette[2] in hun klakke[3] Zal boek en bladzyde zien te vinden. Tegen zulk volk heeft het Concilie tridentin.[4] zeker wel geyverd!