Hebbe op korten afstand twee schrijvens[1] van ul. mogen lezen, die mij hoogst verblijd en aangemoedigd hebben. Het eerste is 't gene nu onder druk gaat te Hasselt en dat die brave jongens van in 't Limburgsche mij seffens overgezonden hebben, met betuig daarbij van hunne overgroote en dankbare trotschheid. Hadde ik u durven, in uwe bezigheden, lastig vallen 'k en had niet meer noch niet beters gevraagd! Dat zal hun vremmen[2] op den weg, die ze ingegaan zijn en langs welken zij ook al Frederick[3] tegen komen.
Dat brengt mij op dien Kortrijkschen Heer Fredericq, die onlangs over R.d.H. gespectatord heeft en wien door ul., onzen echten vrijen frieschen vriend, is terug gespectatord geworden![4] Dank u van herten, en 't en kan mij maar zoo verheugen, als ik mij voorenstelle dat wij p3op zulken afstand, de zake zoo eensgezind verstaan.
Wij zullen 't halen, in den end! Overal komt het jong volk wakker, en gelijk Jacob Grimm eertijds ligge ik ingesneeuwd onder allerlei woorden en spreuken, die die gasten oprapen en verzamelen.
Het Davidsfonds zelve, het hoofdbestier wille ik zeggen, heeft besloten mijne zeer sterk oud en westvlaamsche doorverwde vertalinge van Longfellows Hiawadha op 6500 treks uittegeven en de leden te laten geworden. Geen twijfel of ge kent het americaansch verdichtsel van den onlangs overledene, 't Is wonder schoone, en de Vlamingen, zoo 'k ze kenne, zijn nog bekwaam om zulke oude, eenvoudige, aartsvaderlijke schoonheden te genieten.
Ik ben tegenwoordig bezig met eenen duik- of plukalmanach, met op ieder bledtje eene oudvlaamsche spreuke; dit zal ook een zadgeverwd[5] vlaamsch dingen zijn, dat ik u bevele en zoo haast mogelijk zenden zal. p4Weet gij dat De Bo sterfziek te bedde ligt! Berecht en al! Hij heeft een springende jicht, of hoe heet dat nu! De een keer kan hij nauwelijks gapen; de ander keer, wordt hem de borst als toegevezen, ellendig is hij, ge'n kunt niet meer! Hij spreekt mij van ul. iederen keer dat ik hem ga bezoeken, en, aan den muur gehecht met een spelle, het papierlingsken afhale waarop de lijder effen aan de namen schrijft die ziekendienster enz. uit den monde vallen, en die hem onbekend gebleven waren. 't Is toch zoo jammer. Bidt voor hem, met ons, als 't u belieft!
Ik heb verschoten als ik uw geschrifte zag dat uit Limburg kwam; hetgene op den band van Spectator staat is weer uw evenbeeld, en 't dunkt mij dat het met u wel gaat. Hoe langer hoe beter, met u en al die u lief zijn, ad multos annos![6] In mijnen duikalmanach heb ik b.v. neffens Andreas gezet vlaamsche name: Dries, Driessens enz. om de vlamingen die afschuwelijke gewendte te helpen afleeren van hun eigen, dom weg, te heeten en te teekenen Jacobus Zulkeen, Philippus van Daerengunter. Ik ben 't volkomen eens met u en houde dat veel van die namen oorspronkelijk dietsch zijn en dat men eenen latijnsche name daarboven op gelapt heeft; maar dat late ik in den almanach onaangeroerd bij gebrek van ruim.