Gilde
van
S. Luitgaarde
Ik neme de vrijheid ulieden te vragen dat gij tegen Zaterdag zoude willen laten weten waarover gij in onze vergaderinge[1] zult gelieven te spreken.
‘t Dunkt ons, dat het hoogst voordeelig zijn zou, te handelen over de eigenaardige wendingen van ‘t Westvlaamsch, die met volle recht in de schrijvende taal mogen gebruikt worden: dat is zoo de fransch zegt: sur les tournures de la phrase, die aan ‘t Westvlaamsch eigen zijn.
Mijnheer De Bo van zijnen kant zal spreken over de Westvlaamsche woorden die in de woordenboeken niet en staan en nogtans met volle recht in de schrijvende taal mogen aanveerd en gebruikt worden.2Ik zal u binnen twee drie dagen de Toekomst van Mr. Duclos zenden Zij dan zoo goed van ze wel weg te laten.