The Reverend
Father Gezelle
From The Duchess of Norfolk.
Father Gezelle
From The Duchess of Norfolk.
September 26 - 1863
< | Resultaat 218 van 2306 | > |
---|
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Leveson-Gower, Charlotte Sophia; Fitzalan-Howard, Charlotte; Duchess of Norfolk |
---|---|
Datums | ° Londen, 08/06/1788 - ✝ Londen, 05/07/1870 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | hertogin |
Verblijfplaats | Engeland |
Bio | Charlotte Leveson-Gower of Charlotte Fitzalan-Howard was de dochter van George Granville Leveson-Gower (1758-1833), de ‘1st Duke of Sutherland’, en van Elizabeth Gordon, de ‘19th Countess of Sutherland’. Ze werd geboren op 8 juni 1788, Duchess Street, Londen. George Granville Leveson-Gower was politicus, ambassadeur in Frankrijk (1790-1792) tijdens de revolutie, diplomaat en landeigenaar. Hij was gedurende het laatste deel van zijn leven de rijkste man van Groot-Brittannië. Charlotte huwde op 27 december 1814 met Henry Charles Howard (1791-1856), de zoon en erfgenaam van Bernard Edward Howard (1765-1842) die op zijn beurt de erfgenaam was van zijn kinderloze en oudere neef Charles Howard, de ‘11th Duke of Norfolk’. De moeder van Henry Charles Howard was lady Elizabeth Belasyse. Charlotte Fitzalan-Howard werd Countess of Arundel and Surrey in 1815 toen haar schoonvader Bernard Edward Howard, Earl of Surrey, de ‘12th Duke of Norfolk’ werd. Toen haar schoonvader overleed in 1842 kreeg ze de titel van ‘Duchess of Norfolk’, terwijl haar echtgenoot de titel kreeg van ‘13th Duke of Norfolk’. Charlotte was in 1842-1843 lady of the bedchamber van Queen Victoria. Henry Charles Howard en Charlotte Fitzalan-Howard kregen vijf kinderen. Henry Charles Howard en zijn vader Bernard Edward Howard waren Rooms katholiek, terwijl zijn moeder lady Elizabeth Belasyse Anglicaans was. In 1829, na de katholieke emancipatie, werd Henry Charles Howard, toen nog de Earl of Surrey (1815-1842), verkozen tot lid van de House of Commons. Hij werd de eerste Rooms katholieke volksvertegenwoordiger na de katholieke emancipatie. In 1841 werd hij lid van de House of Lords. De duchess zelf speelde een rol in de Oxford Movement en was actief betrokken bij de katholieke emancipatie te Sussex. Gezelle ontmoette haar op zijn Engelandreis te Arundel en was erg onder de indruk van deze katholieke hertogin. Ze was ook patrones van de Little Sisters of the Poor. De ‘Duchess of Norfolk’ legde tussen 1811 en 1823 een verzameling aan van 166 liederen en pianostukken. Die collectie bevindt zich in de Yale University. Charlotte stierf op 5 juli 1870, 25 Grosvenor square, Londen. Ze werd begraven in Fitzalan Chapel, te Arundel, Sussex. |
Links | [wikipedia] |
Relatie tot Gezelle | correspondent; Oxford Movement |
Bronnen | https://www.geni.com/people/Charlotte-Leveson-Gower/6000000002188526606 ; https://nl.findagrave.com/memorial/29801562/charlotte-sophia-howard; https://gw.geneanet.org/dablocher?n=leveson+gower&oc=1&p=charlotte+sophia |
Naam | Leveson-Gower, Charlotte Sophia; Fitzalan-Howard, Charlotte; Duchess of Norfolk |
---|---|
Datums | ° Londen, 08/06/1788 - ✝ Londen, 05/07/1870 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | hertogin |
Verblijfplaats | Engeland |
Bio | Charlotte Leveson-Gower of Charlotte Fitzalan-Howard was de dochter van George Granville Leveson-Gower (1758-1833), de ‘1st Duke of Sutherland’, en van Elizabeth Gordon, de ‘19th Countess of Sutherland’. Ze werd geboren op 8 juni 1788, Duchess Street, Londen. George Granville Leveson-Gower was politicus, ambassadeur in Frankrijk (1790-1792) tijdens de revolutie, diplomaat en landeigenaar. Hij was gedurende het laatste deel van zijn leven de rijkste man van Groot-Brittannië. Charlotte huwde op 27 december 1814 met Henry Charles Howard (1791-1856), de zoon en erfgenaam van Bernard Edward Howard (1765-1842) die op zijn beurt de erfgenaam was van zijn kinderloze en oudere neef Charles Howard, de ‘11th Duke of Norfolk’. De moeder van Henry Charles Howard was lady Elizabeth Belasyse. Charlotte Fitzalan-Howard werd Countess of Arundel and Surrey in 1815 toen haar schoonvader Bernard Edward Howard, Earl of Surrey, de ‘12th Duke of Norfolk’ werd. Toen haar schoonvader overleed in 1842 kreeg ze de titel van ‘Duchess of Norfolk’, terwijl haar echtgenoot de titel kreeg van ‘13th Duke of Norfolk’. Charlotte was in 1842-1843 lady of the bedchamber van Queen Victoria. Henry Charles Howard en Charlotte Fitzalan-Howard kregen vijf kinderen. Henry Charles Howard en zijn vader Bernard Edward Howard waren Rooms katholiek, terwijl zijn moeder lady Elizabeth Belasyse Anglicaans was. In 1829, na de katholieke emancipatie, werd Henry Charles Howard, toen nog de Earl of Surrey (1815-1842), verkozen tot lid van de House of Commons. Hij werd de eerste Rooms katholieke volksvertegenwoordiger na de katholieke emancipatie. In 1841 werd hij lid van de House of Lords. De duchess zelf speelde een rol in de Oxford Movement en was actief betrokken bij de katholieke emancipatie te Sussex. Gezelle ontmoette haar op zijn Engelandreis te Arundel en was erg onder de indruk van deze katholieke hertogin. Ze was ook patrones van de Little Sisters of the Poor. De ‘Duchess of Norfolk’ legde tussen 1811 en 1823 een verzameling aan van 166 liederen en pianostukken. Die collectie bevindt zich in de Yale University. Charlotte stierf op 5 juli 1870, 25 Grosvenor square, Londen. Ze werd begraven in Fitzalan Chapel, te Arundel, Sussex. |
Links | [wikipedia] |
Relatie tot Gezelle | correspondent; Oxford Movement |
Bronnen | https://www.geni.com/people/Charlotte-Leveson-Gower/6000000002188526606 ; https://nl.findagrave.com/memorial/29801562/charlotte-sophia-howard; https://gw.geneanet.org/dablocher?n=leveson+gower&oc=1&p=charlotte+sophia |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Leveson-Gower, Charlotte Sophia; Fitzalan-Howard, Charlotte; Duchess of Norfolk |
---|---|
Datums | ° Londen, 08/06/1788 - ✝ Londen, 05/07/1870 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | hertogin |
Verblijfplaats | Engeland |
Bio | Charlotte Leveson-Gower of Charlotte Fitzalan-Howard was de dochter van George Granville Leveson-Gower (1758-1833), de ‘1st Duke of Sutherland’, en van Elizabeth Gordon, de ‘19th Countess of Sutherland’. Ze werd geboren op 8 juni 1788, Duchess Street, Londen. George Granville Leveson-Gower was politicus, ambassadeur in Frankrijk (1790-1792) tijdens de revolutie, diplomaat en landeigenaar. Hij was gedurende het laatste deel van zijn leven de rijkste man van Groot-Brittannië. Charlotte huwde op 27 december 1814 met Henry Charles Howard (1791-1856), de zoon en erfgenaam van Bernard Edward Howard (1765-1842) die op zijn beurt de erfgenaam was van zijn kinderloze en oudere neef Charles Howard, de ‘11th Duke of Norfolk’. De moeder van Henry Charles Howard was lady Elizabeth Belasyse. Charlotte Fitzalan-Howard werd Countess of Arundel and Surrey in 1815 toen haar schoonvader Bernard Edward Howard, Earl of Surrey, de ‘12th Duke of Norfolk’ werd. Toen haar schoonvader overleed in 1842 kreeg ze de titel van ‘Duchess of Norfolk’, terwijl haar echtgenoot de titel kreeg van ‘13th Duke of Norfolk’. Charlotte was in 1842-1843 lady of the bedchamber van Queen Victoria. Henry Charles Howard en Charlotte Fitzalan-Howard kregen vijf kinderen. Henry Charles Howard en zijn vader Bernard Edward Howard waren Rooms katholiek, terwijl zijn moeder lady Elizabeth Belasyse Anglicaans was. In 1829, na de katholieke emancipatie, werd Henry Charles Howard, toen nog de Earl of Surrey (1815-1842), verkozen tot lid van de House of Commons. Hij werd de eerste Rooms katholieke volksvertegenwoordiger na de katholieke emancipatie. In 1841 werd hij lid van de House of Lords. De duchess zelf speelde een rol in de Oxford Movement en was actief betrokken bij de katholieke emancipatie te Sussex. Gezelle ontmoette haar op zijn Engelandreis te Arundel en was erg onder de indruk van deze katholieke hertogin. Ze was ook patrones van de Little Sisters of the Poor. De ‘Duchess of Norfolk’ legde tussen 1811 en 1823 een verzameling aan van 166 liederen en pianostukken. Die collectie bevindt zich in de Yale University. Charlotte stierf op 5 juli 1870, 25 Grosvenor square, Londen. Ze werd begraven in Fitzalan Chapel, te Arundel, Sussex. |
Links | [wikipedia] |
Relatie tot Gezelle | correspondent; Oxford Movement |
Bronnen | https://www.geni.com/people/Charlotte-Leveson-Gower/6000000002188526606 ; https://nl.findagrave.com/memorial/29801562/charlotte-sophia-howard; https://gw.geneanet.org/dablocher?n=leveson+gower&oc=1&p=charlotte+sophia |