J.W. Brouwers,
Pastoor te Bovenkerk, bij Amsterdam.
T.d.
< | Resultaat 2151 van 2307 | > |
---|
J.W. Brouwers,
Pastoor te Bovenkerk, bij Amsterdam.
T.d.
Naam | Brouwers, Joannes Wilhelmus |
---|---|
Datums | ° Margraten, 01/01/1831 - ✝ Maastricht, 03/03/1893 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; pastoor; schrijver; letterkundige; redenaar; redacteur |
Verblijfplaats | Nederland |
Bio | Joannes Wilhelmus (Jan Willem) Brouwers, geboren te Margraten, nabij Maastricht in Zuid-Limburg op 1 januari 1831, was een Nederlands rooms-katholiek priester en schrijver. Hij studeerde voor priester aan de seminaries van Rolduc en Roermond. Daarna was hij van 1854 tot 1863 leraar aan het seminarie van Rolduc, rector van het Sint-Bernardusgesticht te Amsterdam, en hoofdredacteur van het dagblad "De Tijd" (1863-1872). In dit dagblad verscheen in 1859 een gunstige bespreking van Gezelles "Vlaemsche Dichtoefeningen" van zijn hand op vraag van J.A. Alberdingk Thijm. In 1862 droeg Gezelle het gedicht "Pro Christo Legatione Fungimur" op aan Brouwers n.a.v. zijn redevoering op het kunstcongres te Antwerpen op 19 augustus 1861. Gezelle en Brouwers ontmoeten elkaar via Weale in Brugge na het Antwerps Congres. Brouwers was pastoor in Bovenkerk (gemeente Nieuwer-Amstel) bij Amstelveen vanaf 1 januari 1872 tot zijn dood in 1893. Onder meer als opdrachtgever van de bouw van de Sint-Urbanuskerk (1875-1888) door de architect Pierre Cuypers speelde Brouwers een rol bij het doorbreken van de neogotische bouwstijl in het westen en noorden van Nederland. In 1876 stichtte hij het weekblad "De Amstelbode", en in 1881 het halfmaandelijkse tijdschrift "De wetenschappelijke Nederlander". Hij is bekend als letterkundige, geschiedschrijver, journalist en vooral als redenaar. Hij gaf o.m. een aantal redevoeringen over Vondel en Milton. Hij overleed te Maastricht op 3 maart 1893 en werd begraven op het kerkhof bij "zijn" Urbanuskerk. Zijn grafmonument is sinds 2002 beschermd als rijksmonument. De schrijver Jeroen Brouwers is een verre nazaat van Jan Willem Brouwers. |
Links | [wikipedia], [dbnl] |
Relatie tot Gezelle | correspondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Brouwers, Joannes Wilhelmus |
---|---|
Datums | ° Margraten, 01/01/1831 - ✝ Maastricht, 03/03/1893 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; pastoor; schrijver; letterkundige; redenaar; redacteur |
Verblijfplaats | Nederland |
Bio | Joannes Wilhelmus (Jan Willem) Brouwers, geboren te Margraten, nabij Maastricht in Zuid-Limburg op 1 januari 1831, was een Nederlands rooms-katholiek priester en schrijver. Hij studeerde voor priester aan de seminaries van Rolduc en Roermond. Daarna was hij van 1854 tot 1863 leraar aan het seminarie van Rolduc, rector van het Sint-Bernardusgesticht te Amsterdam, en hoofdredacteur van het dagblad "De Tijd" (1863-1872). In dit dagblad verscheen in 1859 een gunstige bespreking van Gezelles "Vlaemsche Dichtoefeningen" van zijn hand op vraag van J.A. Alberdingk Thijm. In 1862 droeg Gezelle het gedicht "Pro Christo Legatione Fungimur" op aan Brouwers n.a.v. zijn redevoering op het kunstcongres te Antwerpen op 19 augustus 1861. Gezelle en Brouwers ontmoeten elkaar via Weale in Brugge na het Antwerps Congres. Brouwers was pastoor in Bovenkerk (gemeente Nieuwer-Amstel) bij Amstelveen vanaf 1 januari 1872 tot zijn dood in 1893. Onder meer als opdrachtgever van de bouw van de Sint-Urbanuskerk (1875-1888) door de architect Pierre Cuypers speelde Brouwers een rol bij het doorbreken van de neogotische bouwstijl in het westen en noorden van Nederland. In 1876 stichtte hij het weekblad "De Amstelbode", en in 1881 het halfmaandelijkse tijdschrift "De wetenschappelijke Nederlander". Hij is bekend als letterkundige, geschiedschrijver, journalist en vooral als redenaar. Hij gaf o.m. een aantal redevoeringen over Vondel en Milton. Hij overleed te Maastricht op 3 maart 1893 en werd begraven op het kerkhof bij "zijn" Urbanuskerk. Zijn grafmonument is sinds 2002 beschermd als rijksmonument. De schrijver Jeroen Brouwers is een verre nazaat van Jan Willem Brouwers. |
Links | [wikipedia], [dbnl] |
Relatie tot Gezelle | correspondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Brouwers, Joannes Wilhelmus |
---|---|
Datums | ° Margraten, 01/01/1831 - ✝ Maastricht, 03/03/1893 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; pastoor; schrijver; letterkundige; redenaar; redacteur |
Verblijfplaats | Nederland |
Bio | Joannes Wilhelmus (Jan Willem) Brouwers, geboren te Margraten, nabij Maastricht in Zuid-Limburg op 1 januari 1831, was een Nederlands rooms-katholiek priester en schrijver. Hij studeerde voor priester aan de seminaries van Rolduc en Roermond. Daarna was hij van 1854 tot 1863 leraar aan het seminarie van Rolduc, rector van het Sint-Bernardusgesticht te Amsterdam, en hoofdredacteur van het dagblad "De Tijd" (1863-1872). In dit dagblad verscheen in 1859 een gunstige bespreking van Gezelles "Vlaemsche Dichtoefeningen" van zijn hand op vraag van J.A. Alberdingk Thijm. In 1862 droeg Gezelle het gedicht "Pro Christo Legatione Fungimur" op aan Brouwers n.a.v. zijn redevoering op het kunstcongres te Antwerpen op 19 augustus 1861. Gezelle en Brouwers ontmoeten elkaar via Weale in Brugge na het Antwerps Congres. Brouwers was pastoor in Bovenkerk (gemeente Nieuwer-Amstel) bij Amstelveen vanaf 1 januari 1872 tot zijn dood in 1893. Onder meer als opdrachtgever van de bouw van de Sint-Urbanuskerk (1875-1888) door de architect Pierre Cuypers speelde Brouwers een rol bij het doorbreken van de neogotische bouwstijl in het westen en noorden van Nederland. In 1876 stichtte hij het weekblad "De Amstelbode", en in 1881 het halfmaandelijkse tijdschrift "De wetenschappelijke Nederlander". Hij is bekend als letterkundige, geschiedschrijver, journalist en vooral als redenaar. Hij gaf o.m. een aantal redevoeringen over Vondel en Milton. Hij overleed te Maastricht op 3 maart 1893 en werd begraven op het kerkhof bij "zijn" Urbanuskerk. Zijn grafmonument is sinds 2002 beschermd als rijksmonument. De schrijver Jeroen Brouwers is een verre nazaat van Jan Willem Brouwers. |
Links | [wikipedia], [dbnl] |
Relatie tot Gezelle | correspondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde |