Wat gaat het toch aardig langs den westvlaamschen Yzerenweg[1] Van Brugge vertrekken (1830) tot Rousselare zoo lange wachten, tot Kortryk aankomen (1872) en sedert geeft de “chef” geen orders... om voorder op te gaan!
Met recht naamt[2] die weg, de Kruisweg.
Gy kent hem goed en weet het best, gy die langs de bane overal kruisen ontmoet hebt!
Maar nu, ‘t en is de Kruisweg niet meer, ‘t is de Kruiskesweg … voor U.
Kruiskes[3] met lintjes, zyde lintjes, blinkend en flinkend[4]p2Na lyden... verblyden = Na kruisen... kruisjes.
“En ton noch twee med’ e’ keer” zeggen ze langs de “Copeure”[5]
Nu, ‘t is wel besteed.
En hertelyk proficiat!
En met den wensch dat er algauw neffens die twee kruiskes, een derde zou komen pryken, dat boven op een ermelynen bontwerk, s’ winters, en ‘s zomers op eene zwarte zyde “pelernie” blinkt[6] Immers, omne trinum perfectum[7]
En al uwe vrienden verblyden en verheugen, en wenschen u uit der herten geluk met uw ridderkruis.