<Resultaat 1049 van 2074

>

p1
Achtbare Heer & vriend,

Ik ben bereid u te ondersteunen in al 't gene gij in uwen geeerden brief[1] mij voorenstelt; hope u later ook voorstellen te doen wegens het betrachten van ‘t gene ik een gemeene Belgenlandsch-Neerlandsch taalgebruik zou heeten.

Wij zouden b.v. 't een en 't ander laten varen. Die aleen, waneer schrijven zouden voortaan alleen, wanneer schrijven enz.

Gij zoudt b.v. 't en zij, 't en ware schrijven in stee van tenzij, tenware, als erkenning van het loochenwoord 'n, en, enz.

Met drie-vier zulke kleene overeenkomsten en 't overige voorloopig vrij, b.v. kleen of klein, zou er een begin van Belgenlandsche eenheid tot stand gekomen zijn, dat verder aanwassen en toenemen kan.

Mag ik uwen en uwer vrienden steun verzoeken[2] voor een taaien Vlaamschen werker, Baron J. B. Bethune, Burgemeester van Oostroosebeke, en voor Am. Joos Professor S.Niklaas p2als briefwisselende (!) leden[3] en voor Johan Winkler (den Fries) te Haarlem; Ign. de Coussemaeker, den Fransch Vlaming te Belle, W.H. James Weale te Londen, den oudheidkundige vlaamsch schrijvenden geleerde Engelander, die o.a. “Hans Memlinc's leven en werken[4] uitgaf, in 't vlaamsch, als uitlandsche leden?

Onder dezen mijnen voorstel en schuilt er hoegenaamd niets dat staatkundige inzichten aangaat, onze zake, de zake der taalkamer, en niets anders.[5]

Ben ulieden zeer toegenegen
Guido Gezelle

Noten

[2] Gaat over de verkiezing van 10 briefwisselende leden en 25 buitenlandse ereleden voor de Koninklijke Vlaamse Academie. In de vergadering van 19/10/1887 werd er een voorlopige lijst opgesteld. De lijst was pas definitieve lijst op 31/10/1887 en werd daarna gedrukt en aan de leden gezonden. De verkiezing vond plaats op de vergadering van 16/11/1887. De katholieke kandidaten A. Joos en J.B. Bethune werden niet verkozen.
[3] Winkler, De Coussemaeker en Weale werden verkozen tot briefwisselende leden tijdens de zitting van 16/11/1887.
[4] Hans Memlinc: zijn leven en zijne schilderwerken, Brugge, Aimé Dezuttere 1871.
[5] Coopman was een liberaal lid van de academie. Volgens Gezelle heeft hij geen politieke bedoelingen met zijn voorstel tot benoeming van katholieke kandidaten.

Register

Correspondenten

NaamCoopman, Theofiel
Datums° Gent, 24/11/1852 - ✝ Schaarbeek, 04/06/1915
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; bediende; boekhouder
BioTheofiel Coopman volgde zijn humaniora aan het Koninklijk Atheneum te Gent. Hij had er o.m. Max Rooses als leraar. Hij trouwde met Marie Dillens en het koppel vestigde zich in 1873 te Brussel. Coopman werkte er als bediende, boekhouder, ambtenaar en directeur van de vertaaldienst van het Ministerie van Spoorwegen, Post en Telegrafie. Hij schreef gedichten en romantische liederen die getuigen van zijn liefde voor Vlaanderen. Samen met Victor dela Montagne stichtte hij in 1877 het tijdschrift "De Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle" en gaf hij ook een bloemlezing uit (Onze Dichters, 1830-1880, eene halve eeuw Vlaamsche poëzie. Antwerpen: 1880). Hij schreef nog diverse werken in samenwerking met andere auteurs zoals Jan Broeckaert en Lodewijk Scharpé. Hij was lid van de Veldbloem, secretaris van de Brusselse afdeling van het Willemsfonds, medewerker bij de organisatie van de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen en medestichter en bestuurslid van het Nationaal Vlaamsch Verbond. In 1886 werd hij werkend lid en in 1901 bestuurder van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://nevb.be/wiki/Coopman,_Theophiel
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamCoopman, Theofiel
Datums° Gent, 24/11/1852 - ✝ Schaarbeek, 04/06/1915
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; bediende; boekhouder
BioTheofiel Coopman volgde zijn humaniora aan het Koninklijk Atheneum te Gent. Hij had er o.m. Max Rooses als leraar. Hij trouwde met Marie Dillens en het koppel vestigde zich in 1873 te Brussel. Coopman werkte er als bediende, boekhouder, ambtenaar en directeur van de vertaaldienst van het Ministerie van Spoorwegen, Post en Telegrafie. Hij schreef gedichten en romantische liederen die getuigen van zijn liefde voor Vlaanderen. Samen met Victor dela Montagne stichtte hij in 1877 het tijdschrift "De Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle" en gaf hij ook een bloemlezing uit (Onze Dichters, 1830-1880, eene halve eeuw Vlaamsche poëzie. Antwerpen: 1880). Hij schreef nog diverse werken in samenwerking met andere auteurs zoals Jan Broeckaert en Lodewijk Scharpé. Hij was lid van de Veldbloem, secretaris van de Brusselse afdeling van het Willemsfonds, medewerker bij de organisatie van de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen en medestichter en bestuurslid van het Nationaal Vlaamsch Verbond. In 1886 werd hij werkend lid en in 1901 bestuurder van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://nevb.be/wiki/Coopman,_Theophiel

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Charles-François (Jean); (de) Béthune, Jan/Jean
Datums° Kortrijk, 25/04/1821 - ✝ Marke, 18/06/1894
GeslachtMannelijk
Beroeparchitect
BioJean Bethune was de oudste zoon van baron Felix Bethune, een Kortrijkse textielhandelaar en politicus. Hij was de broer van Félix en vader van Jean-Baptiste Bethune-de Villers. Hij huwde in 1848 met Emilie van Outryve d’Ydewalle. Hij was secretaris van de gouverneur van West-Vlaanderen en provincieraadslid (1848-1858). Hij woonde in Brugge (1845-1859), waar hij proost was van de Edele Confrerie van het H.-Bloed en een van de stichters van de Société d’Archéologie. Hij maakte een reis naar Engeland (1842-1843), waar hij kennis maakte met de neogotische architectuur van A.W. Pugin. Hij had ook invloedrijke Engelse vrienden zoals James Weale, Thomas Harper King en John Sutton. Begin 1859 verhuisde hij naar Gent waar hij in 1863 samen met James Weale en Jules Helbig de Gilde de Saint-Thomas et de Saint-Luc (de Sint-Lucasscholen) stichtte. Hij is de centrale figuur in de ontwikkeling van een katholieke, neogotische kunstbeweging in België tijdens de negentiende eeuw, meer bepaald in de architectuur. Hij was ook innoverend op het gebied van de glasraamkunst (onder invloed van John Hardman), de polychromie en de productie van neogotische devotieprenten. Enkele belangrijke realisaties zijn: het kasteel van Loppem, de abdij van Maredsous en de neogotische site van Vivenkapelle (Damme).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; onderwerp van gelegenheidsgedicht; Gezelle was zijn biechtvade
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; J. Helbig, Le baron Bethune, fondateur des écoles Saint-Luc. Etude biographique, Rijsel-Brugge: Desclée De Brouwer, 1906; J.F. van Cleven, ‘The Eternal Château’: bouwgeschiedenis en kunsthistorische analyse van het neogotische kasteel van Loppem. In: V. van Caloen, J.F. van Cleven en J. Braet (red.), Het kasteel van Loppem, Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.69-71
NaamDe Coussemaker, Ignace; De Coussemaeker
Datums° Bailleul, 17/03/1842 - ✝ Bailleul, 15/01/1890
GeslachtMannelijk
Beroepschepen; auteur
VerblijfplaatsFrankrijk (Frans-Vlaanderen)
BioIgnace De Coussemaker was de zoon van Edmond De Coussemaeker, eerste president van het Comité Flamand de France. Zelf werd hij in 1862 lid en na de dood van zijn vader werd hij een van de twee vicepresidenten van genoemd comité. Hij behoorde tot de Frans-Vlaamse vriendenkring van Guido Gezelle. Hij was schepen in Bailleul (Belle), had een uitgesproken historische interesse, en steunde volop de regionale beweging. Hij publiceerde vele studies over de regionale geschiedenis van Belle (Bailleul) en omstreken. Hij was lid van de Commission historique du Nord en de Société d'émulation de Bruges. Op aansturen van Gezelle werd hij op 16 november 1887 verkozen tot buitenlands corresponderend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (KB van 13/12/1887). Gezelle schreef een zeer uitvoerig In Memoriam bij zijn overlijden in 1890 (Jaarboek van de K.V.A. voor Taal- en Letterkunde, 5 (1891), p.127-148). Een restant van zijn bibliotheek berust in de bibliotheek van de abdij van Zevenkerken te Brugge.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele, Comité Flamand de France; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenWilly, Muylaert, Frans-Vlaanderen. In: Reizen in den Geest, 1999; Christine Decoo, De brieven van elf vooraanstaande Frans-Vlamingen aan Guido Gezelle (1884-1899). Gent: RUG. Faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Vakgroep Germaanse filologie, 1981
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamJoos, Amaat; Seppens, A.
Datums° Hamme, 03/05/1855 - ✝ Gent, 15/08/1937
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; directeur; auteur; volkskundige
BioAmaat Joos volgde Latijn-Grieks in Sint-Jozefs-Klein-Seminarie te Sint-Niklaas waar er een Vlaamsgezinde sfeer kon gedijen. Tijdens die periode startte zijn literaire activiteiten. Hij werd leider van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging in het Waasland en uit contacten met Rodenbach ontstond samenwerking. In 1877 kwam er een eerste Studenten-Landdag in Gent onder zijn impuls, met zestig aanwezigen uit Sint-Niklaas. Als student aan het grootseminarie, bleef hij op de achtergrond voor de verdere werking. Vanaf 24/09/1879 werd hij leraar aan het Sint-Antoniuscollege te Ronse en vanaf 23/09/1880 aan de Normaalschool te Sint-Niklaas. Hij ontving zijn priesterwijding op 11 juni 1881. Op 29 december 1892 werd hij directeur van de bisschoppelijke normaalschool van Sint-Niklaas . In 1901 en 1905 werd hij respectievelijk corresponderend en actief lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. In 1914 werd hij als bestuurder van de KANTL gekozen en bleef dit wegens de oorlogstoestand tot 1920. Samen met het bestuur protesteerde hij tegen de oprichting van de Raad van Vlaanderen. Hij werd in 1908 lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en was een actieve medewerker van het Davidsfonds. Verder is Joos ook bekend voor zijn studies over de volkstaal en volkskunde van zijn geboortestreek het Land van Waas. Samen met zijn studenten en de "Waasche Zanters" publiceerde hij rond 1900 het Waasch Idioticon en stichtte hij het volkskundig tijdschrift Vlaamsche Zanten (1899-1901). Zijn liefde voor de Vlaamse volkstaal uitte zich ook in het publiceren van sprookjes, raadsels en vertelsels die hij "Vlaamsche Schatten" noemde. Ook over pedagogie had hij een uitgesproken visie en gaf hij vaak lezingen. Hij schreef een levensschets van Guido Gezelle voor “Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde” (1924).
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van Koninklijke Vlaamse Academie
Bronnen https://nevb.be/wiki/Joos,_Amaat
NaamWeale, William Henry James; Francis Mary of the Angels
Datums° St. Marylebone, Londen, 08/03/1832 - ✝ Clapham, Londen, 26/04/1917
GeslachtMannelijk
Beroepkunsthistoricus; conservator; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Henry James Weale studeerde Grieks, Hebreeuws, geschiedenis en theologie aan King's College, Londen (1843-1848). Hij kwam in contact met Frederick Oakeley, kapelaan van St. George's Southwark en bekeerde zich onder zijn impuls op 09/02/1849 tot de Rooms-Katholieke Kerk. Oakeley werd pastoor te St. John, Islington en deed een beroep op James om een kloostergemeenschap te stichten. Weale was toen brother Francis Mary of the Angels. Met een groepje bekeerlingen kwam hij voor de eerste keer naar Brugge voor de bisschopswijding van Mgr. Malou. Hij reisde doorheen België. Vervolgens was hij een korte tijd ambtenaar, en gaf daarna les aan een school voor arme Ierse kinderen. Wegens het afranselen van een leerling werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Hij vertrok op een lange reis door Europa waardoor zijn interesse voor de middeleeuwen en kunst werd opgewekt. Op 30/08/1854 huwde hij met Helena Amelia Walton. Ze kregen 11 kinderen. In december 1854 kwam hij naar Brugge, waar hij zich in 1857 definitief vestigde. Hij maakte kennis met de gebroeders Bethune, de architect Brangwyn en King, belangrijke vertegenwoordigers van de christelijke kunst en bouwstijl in Vlaanderen. Weale bestudeerde de kunst en de liturgie van de middeleeuwen. Hij ontdekte verloren kunstwerken en identificeerde schilders. Hij was lid van de Commission royale d'art et d'archéologie (1860) en briefwisselend lid van de Belgische Koninklijke Commissie voor monumenten (1861). In 1863 was hij ook de stichter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas die de studie van de oude christelijke kunst ging stimuleren. Hij was ook medestichter en de eerste conservator van de Société Archéologique. Deze vereniging richtte het eerste historische museum van Brugge op, de voorloper van het huidige Gruuthusemuseum. Samen met Gezelle stichtte hij 'Rond den Heerd' (1865) maar zette de samenwerking stop op 26/05/1866. Hij schreef talrijke artikels en bijdragen tegen betaling. In 1863 ging hij als vertegenwoordiger werken voor de firma Chance Brothers Glass Works in Birmingham. Hij leverde o.m. glas aan Jean Bethune en Samuel Coucke. In 1872 werd hij verbonden aan het South-Kensington Museum en belast met het catalogiseren van Nederlandse kunstvoorwerpen. Op 03/08/1878 verliet hij Brugge en vestigde zich te Clapham, Londen. Hij importeerde er o.m. liturgische boeken voor de uitgevers Desclée de Brouwer (1883-1885). In 1890 werd hij conservator van de National Art Library in South-Kensington maar werd in 1897 tot ontslag gedwongen. In 1899 organiseerde hij in de New Gallery te Londen een tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven, gevolgd door een grote tentoonstelling in Brugge in 1902. Enkele belangrijke werken: 'Guide book for Belgium', 'Aix-la-Chapelle and Cologne' (1858), 'Bruges et ses environs' (1862), 'Hans Memlinc' (1865), 'Bibliographia Liturgica' (1886), 'Analecta Liturgica' (1889), 'Bookbindings in the National Art Gallery' (1898), 'Hubert and John van Eyck' (1908).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend; Rond den Heerd; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Naam - plaats

NaamBailleul
NaamOostrozebeke
GemeenteOostrozebeke
NaamSint-Niklaas
GemeenteSint-Niklaas
NaamLonden
NaamHaarlem

Naam - instituut/vereniging

NaamDe Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde
BeschrijvingDit wetenschappelijk genootschap bestudeert en stimuleert de Nederlandse taal- en literatuur. Na een lange voorgeschiedenis werd het opgericht bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1886 als Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. De activiteiten omvatten onder meer maandelijkse bijeenkomsten met wetenschappelijke en letterkundige besprekingen, prijsvragen en publicaties. Guido Gezelle was één van de stichtende leden. Dit was een belangrijke erkenning van zijn werk. Hij was betrokken bij verschillende prijsvragen en schonk ook een deel van zijn boeken aan de academie.
Datering1886-heden
Links[wikipedia]

Titel - ander werk

TitelHans Memlinc: zijn leven en zijne schilderwerken
AuteurWeale, W.H.James
Datum1871
PlaatsBrugge
UitgeverAimé Dezuttere

Titel[15-31/10/1887], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [Theofiel Coopman]
EditeurRik Van Gorp
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Coopman, Theofiel]
Verzendingsdatum[15-31/10/1887]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatum, plaats en adressaat gereconstrueerd op basis van publicatie; originele brief is aanwezig in de Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis( AMVC) nr. G 3633/B (inschrijvingsnummer: 44666/359); Abeelding: Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis.
Gepubliceerd inGezelle-briefwisseling 1 : verzameling archief en museum voor het Vlaamse cultuurleven Antwerpen / door R.F. Lissens. - Antwerpen : De Nederlandsche Boekhandel, 1970, p.36-37
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x135
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief12832, 17 (11)
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25329
Inhoud
IncipitIk ben bereid u te ondersteunen in al 't
Samenvatting Gezelle is bereid voorstellen van T. Coopman (i.v.m. een initiatief inzake taalstudie) te steunen. Gezelle streeft naar een "gemeene Belgenlandsch-Neerlandsch taalgebruik". Hij vraagt de steun van Coopman en zijn vriend voor de benoeming van J.B. Bethune en Amaat Joos tot briefwisselende leden en van Johan Winkler, Ignace De Coussemaeker en James Weale tot buitenlandse leden van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.