[2] Vraag in: Loquela: 1 (Meiavond 1881) 3, p.7: Wat is droom stock te zeggen, in het volgende schrijven van Lodewijk Feys naar Procureur Van der Hofstadt, te Brugge, 19 November 1787: “Verzoecke bij diens N. N. te doen dagvaerden voor den droom stock, ten fijnne van
betalinge. “.
Antwoord in: Loquela: 1 (Hooimaand 1881) 3, p.17-18: DROOMSTOK , den, lange zuivere O, van dromen, drummen, stemzate op droom. = 1° Eigentlijk een stok, latte, pooter, wiens bovenste ende, beweegbaar op eenen nagel of op eene houten pinne, boven aan de uitewaardste reeze van eenen slagboom of balje bevestigd is, in zulker wijze dat het onderste ende van den stok, doorgaans pinnewijs gescherpt, op eenen voet of twee van de balje, naar binnen toe, den grond genaakt.
Hief men den stok niet op, hij bleef de balje toeschooren en toedromen, spijts het geweld van die ze wilde opendoen. Steekt men, den droomstok in der hand, de balje open, is men 't hof binnen, en laat men alles weer los, de balje, met den droomslok mee, die nu sleept/in stede van te dromen, zoekt heure ruste en valt tegen de... hoc heet men... de stake, waarmede zij, geschoord door den droomstok, heuren dienst doet en het hofgat sluit. = 2° De geheele balje, de slagboom zelve, alswezende het bijzonderste sluitende deel daarvan. = 3° Dien bezonderen droomstok of balje die, ter dingstede, de plaatse van die recht eisenen afsluit van de plaatse van die recht doen. Voor de balje komen of gedagvaard zijn is volksgemeen vlaamsch genoeg, en voor den droomstok zegt, eenigszins misschien op eene spokende wijze, het eigenste en het zelfste. "Vrglk de vrage L.n.° 1 ,halfzijde 7. Loo, K.V., Gulleghem II.V. Nu zou ik willen weten of, zoekende naar 't gene ik niet en vond, ik niet gevonden en hebbe 't gene ik niet en zocht, en of die vermaarde pinne, voor de welke iedereen zoo dikwijls heeft andere doen, zien, of zelve moeten komen, ook eigentlijk die pinnewijs gescherpte droomstok ende rechterlijke balje niet en is. 't Zal heel nabij gaan, dunk' het mij.
Antwoorden: In: Loquela: 1 (Hooimaand 1881) 3, p.23: Antw. op n.° 3. L. 7, 14. Z. Zantekoorn v. Droomstok
en in: Loquela: 1 (Pietmaand 1881) 5, p.33: DROOMSTOK , z. L. n° 3, 17. Damhouder, van de grootdadigheydt der Brughsche stads-regeringhe, p. 4-87 : “De twee schepenen van onwichtige ende beuzelachtige saken, oft geschillen, geseyt, van den Droom-stock. “Twee van de voornoemde schepenen... worden stadighlijck bevolen, om wekelijckx in 't schepen-huys te vergaderen: alwaer
zij met een, of twee gesworen klercken (geseyt, Greffieren van den Droom-stock) daer toe vermogent, openbaerlijck, ende vonnis-wijs ordeelen over onwichtige saken, ende beuzelachtige verschillen, de welcke (de vijftien ponden Vlaems) niet en mogen veroveren.... “ Brugge, Edw. Gailliard.