<Resultaat 1838 van 2308

>

p1
Weledele Heer,

Ik heb Mireio van Mistral met groot genoegen gelezen, maar niet vertaald.[1]

De vertaling van Dante,[2] daar gij naar vraagt, is van den eerw. heer Haeghebaert, nu Pater Haghebaert, van de Predikeren, te Leuven.

Ik heb Longfellows Hiawatha overgedicht in 't vlaamsch; uitgave van ‘t Davidsfonds[3] The Wanderers in Egypt van Neale (doolaards in Egypten 5e uitgave[4] De Meester, Rousselaere); The little Duke (Van den kleenen Hertog, De Meester[5]) en een meesterstuk van Halbertsma, uit het Friesch (in Biekorf).[6]

Stroomsgemoed[7] weenen zegt men hier, en anders niet; dat is weenen zonder ophouden. Stroomsgemoed blijven zitten is, naar mijn verstaan, blijven zitten zonder opstaan, lange blijven zitten. Zoo zeggen wij slagwater[8] klappen, dwers-deur-nat bekeven worden, enz.p2Stosse kinderen is mij stootsche[9] (bolle) kinderen; wij zouden zeggen voor stootsche, klankverkort, stotsge; zoo zeggen wij dotsge voor doodsche, enz.

't Geen gij aftwijfelen misspelt spreken wij aftweefelen, vrgl. meetweefelen, vertweefelen; dus ware bij u aftweifelen. Zeker mag het woord geschreven worden; zelfs met ij vindt men in Holland gebruikt.

Schadderen zal wel schadden steken beteekenen, plaggen, veenturf steken. Schadderäär[10] is mij voddenboer, arme, geringe boer. 't Is van uwe omstreken eigen te zeggen b.v. pade voor padde, klade voor kladde, schaderäär voor schadderäär.

In de Kempen zegt men: die boom is ring,[11] d.i. fransch cadranné; voor ringmuur vindt men ook riemuur. De Bo besluit daaruit, en te recht meen ik, dat het woord vroeger ringschalig, en niet (l = ld) ringschaaldig was. Een boom is rieschalig, bij ons p3ook rieschaalde, als de jaarlijks aan gewassen houtringen, afsplijten, en van elkander los worden.

Ik zal de woorden of woordengedaanten die gij zoo goed zijt mij bekend te maken in Loquela drukken, en ik houde mij vriendelijk aanbevolen om nog verderen voorraad.

Ben in onderhandelinge met eenen Americaander om eene andere uitgave van Hiawatha te laten drukken, met prenten.[12]

Ben Ulieden zeer toegenegen
Guido Gezelle

Noten

[1] In het Guido Gezellearchief is een vertaling van Gezelle van twee strofen uit "Mirèio" bewaard. (nr. 2337)
[2] De eerste vertaling door Pater Hagebaert start in: Rond den Heerd: (1885) 23, p.173 en loopt door tot (1887-1888) 50, p.369. Uiteindelijk verscheen het Goddelijk spel in 3dln in 1901.
[3] Uitgave 1886.
[4] Uitgave van 1897.
[5] Dit is een vergissing van Gezelle: Van den Kleenen Hertog verscheen eerst in: Rond den Heerd: (1866-1867). Het werd in 1877 bij Minnaert te Tielt uitgegeven en niet bij De Meester. De tweede druk bij De Meester verscheen pas in 1899.
[6] Gezelle vertaalde twee stukken uit Rimen ind Teltsjes van J.H. Halbertsma: De Geboarteleppel en Joast Hiddes, It Jild. Geboortelepels: In: Biekorf: 1 (1890) 14, p.209-214. Tot nut van elkendeen verscheen als feuilleton in: Biekorf: 5 (1894) 1, p.7-9 tot en met 7 (1896) 11, p.161-167.
[7] Zantekoorn. In: Loquela: 14 (Slachtmaand 1894) 7, p.54: ”STROOMSGEMOED. = Langen tijd. - ”Hij zou hij daar stroomsgemoed blijven zitten, tot dat 't avond is.“ Geh. Land van Waas.”
[8] Zantekoorn. In: Loquela: 14 (Schikkelmaand 1895) 10, p.78: ”SLAGWATER. = Aanhoudend, zonder onderbreken, altijd voort en altijd gelijk. — ”Hij gaat hij alledage slagwater na de Messe!“ Geh. Beernem. Vrglkt Loquela VI. 46; XIII. 54, i. v.”
[9] Zantekoorn. In: Loquela: 14 (Slachtmaand 1894) 7, p.54: ”STOOTSCH, uitspr. stos. = Bot, onbeleefd. — ”Wat stootsche (stosse) kinders zijn mij dat!“ Geh. Land v. Waas.”
[10] Zantekoorn. In: Loquela: 14 (Slachtmaand 1894) 7, p.53: ”SCHADDERAAR, den. = Arme, schamele werkmensch, krasselaar. — ”Dat is goed voor groote boeren, maar voor ons, schadderaarkes, en kan dat niet zijn.“ Geh. Sint-Niklaas.”
[11] Zantekoorn. In: Loquela: 14 (Slachtmaand 1894) 7, p.53: ”RIS. = Risschalig. — ”Die boom is ris.“ Geh. Sint-Niklaas. RISSCHALIG. = Rieschaalde (De Bo). — ”Een risschalige boom.“ Geh. Gent. RIJSCHALIG. = Rieschaalde (De Bo). — ”Hout van rijschalige boomen.“ Geh. Assche, bij Brussel.”
[12] Deze uitgave werd nooit gepubliceerd.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamJoos, Amaat; Seppens, A.
Datums° Hamme, 03/05/1855 - ✝ Gent, 15/08/1937
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; directeur; auteur; volkskundige
BioAmaat Joos volgde Latijn-Grieks in Sint-Jozefs-Klein-Seminarie te Sint-Niklaas waar er een Vlaamsgezinde sfeer kon gedijen. Tijdens die periode startte zijn literaire activiteiten. Hij werd leider van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging in het Waasland en uit contacten met Rodenbach ontstond samenwerking. In 1877 kwam er een eerste Studenten-Landdag in Gent onder zijn impuls, met zestig aanwezigen uit Sint-Niklaas. Als student aan het grootseminarie, bleef hij op de achtergrond voor de verdere werking. Vanaf 24/09/1879 werd hij leraar aan het Sint-Antoniuscollege te Ronse en vanaf 23/09/1880 aan de Normaalschool te Sint-Niklaas. Hij ontving zijn priesterwijding op 11 juni 1881. Op 29 december 1892 werd hij directeur van de bisschoppelijke normaalschool van Sint-Niklaas . In 1901 en 1905 werd hij respectievelijk corresponderend en actief lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. In 1914 werd hij als bestuurder van de KANTL gekozen en bleef dit wegens de oorlogstoestand tot 1920. Samen met het bestuur protesteerde hij tegen de oprichting van de Raad van Vlaanderen. Hij werd in 1908 lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en was een actieve medewerker van het Davidsfonds. Verder is Joos ook bekend voor zijn studies over de volkstaal en volkskunde van zijn geboortestreek het Land van Waas. Samen met zijn studenten en de "Waasche Zanters" publiceerde hij rond 1900 het Waasch Idioticon en stichtte hij het volkskundig tijdschrift Vlaamsche Zanten (1899-1901). Zijn liefde voor de Vlaamse volkstaal uitte zich ook in het publiceren van sprookjes, raadsels en vertelsels die hij "Vlaamsche Schatten" noemde. Ook over pedagogie had hij een uitgesproken visie en gaf hij vaak lezingen. Hij schreef een levensschets van Guido Gezelle voor “Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde” (1924).
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van Koninklijke Vlaamse Academie
Bronnen https://nevb.be/wiki/Joos,_Amaat

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamJoos, Amaat; Seppens, A.
Datums° Hamme, 03/05/1855 - ✝ Gent, 15/08/1937
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; directeur; auteur; volkskundige
BioAmaat Joos volgde Latijn-Grieks in Sint-Jozefs-Klein-Seminarie te Sint-Niklaas waar er een Vlaamsgezinde sfeer kon gedijen. Tijdens die periode startte zijn literaire activiteiten. Hij werd leider van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging in het Waasland en uit contacten met Rodenbach ontstond samenwerking. In 1877 kwam er een eerste Studenten-Landdag in Gent onder zijn impuls, met zestig aanwezigen uit Sint-Niklaas. Als student aan het grootseminarie, bleef hij op de achtergrond voor de verdere werking. Vanaf 24/09/1879 werd hij leraar aan het Sint-Antoniuscollege te Ronse en vanaf 23/09/1880 aan de Normaalschool te Sint-Niklaas. Hij ontving zijn priesterwijding op 11 juni 1881. Op 29 december 1892 werd hij directeur van de bisschoppelijke normaalschool van Sint-Niklaas . In 1901 en 1905 werd hij respectievelijk corresponderend en actief lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. In 1914 werd hij als bestuurder van de KANTL gekozen en bleef dit wegens de oorlogstoestand tot 1920. Samen met het bestuur protesteerde hij tegen de oprichting van de Raad van Vlaanderen. Hij werd in 1908 lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en was een actieve medewerker van het Davidsfonds. Verder is Joos ook bekend voor zijn studies over de volkstaal en volkskunde van zijn geboortestreek het Land van Waas. Samen met zijn studenten en de "Waasche Zanters" publiceerde hij rond 1900 het Waasch Idioticon en stichtte hij het volkskundig tijdschrift Vlaamsche Zanten (1899-1901). Zijn liefde voor de Vlaamse volkstaal uitte zich ook in het publiceren van sprookjes, raadsels en vertelsels die hij "Vlaamsche Schatten" noemde. Ook over pedagogie had hij een uitgesproken visie en gaf hij vaak lezingen. Hij schreef een levensschets van Guido Gezelle voor “Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde” (1924).
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van Koninklijke Vlaamse Academie
Bronnen https://nevb.be/wiki/Joos,_Amaat

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHaghebaert, Placidus Amandus; Broeder Bernardus Maria
Datums° Noordschote, 18/04/1849 - ✝ Leuven, 02/04/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; auteur
BioPlacidus Haghebaert werd geboren als zoon van Pieter en Emilia Ghyselen, landbouwers te Noordschote. Hij kreeg onderwijs in het bisschoppelijk college in Ieper (1863-1870), het kleinseminarie te Roeselare (1870-1871) en het grootseminarie te Brugge (1871-1874). Op 19 december 1874 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde hij op 15 juli 1876 zijn baccalaureaat in de Godsgeleerdheid. Hij werd eerst onderpastoor in Zonnebeke (14/12/1876-28/07/1888) en vervolgens in Koekelare (28/07/1880-30/04/1888), waar hij buurman was van Karel De Gheldere. Op 30/04/1888 trad hij in bij de Dominicanen in Hoei, voltooide er op 10/05/1889 zijn noviciaat en nam zijn intrek in het Predikherenklooster van de Dominicanen in Leuven. Zijn kloosternaam was pater Bernardus Maria. Na zijn professie op 11/05/1892 werd hij in juni benoemd als lector aan het Studium Generale van de Dominicanen. Naast zijn lesopdracht was hij bestuurder van de Vlaamse congregatie der Derde orde van Sint-Dominicus en het Genootschap der arme vrouwen (Leuven). Haghebaert was ook nauw betrokken bij de oprichting en de werking van het Sint-Thomasgenootschap van de Domincanen (1897) in Leuven. Van 1876 tot 1889 werkte hij actief mee aan “Rond den Heerd”. Zijn bijdragen verschenen als reeksen in het weekblad o.a. “Aptonga” (1878-1879) en de eerste Vlaamse vertaling van de “Goddelijke Komedie” van Dante (1885-1887). Dit werk verscheen in 1901 als boek. Vanaf 1877 tot 1883 was hij lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde en ook een actieve zanter. Tijdens zijn religieuze periode 1888-1905 vertaalde hij vooral patristieke werken en verschillende delen van het Oude Testament. Er verschenen van hem ook artikelen in de tijdschriften “Dietsche Warande & Belfort”, en “Revue biblique van de Ecole biblique et archéologique Française de Jérusalem”. Ten gevolge van een korte ziekte stierf hij te Leuven op 2 april 1905 en werd hij op 5 april begraven op het kerkhof van de Abdij van Park.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; zanter; SInte-Luitgaarde
NaamHalbertsma, Joost Hiddes; S.S; Haring Sifrid Sinnema
Datums° Grouw, 23/10/1789 - ✝ Deventer, 27/02/1869
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; predikant; taal- en letterkundige; publicist
VerblijfplaatsNederland
BioJoost Halbertsma was een doopsgezind predikant, taal- en letterkundige, redenaar en publicist die bekend stond om zijn humor en zijn uitgesproken stijl. Een van zijn belangrijkste verdiensten als taalkundige was zijn onderzoek naar de verschillende Friese dialecten. Hij ontwierp een Friese spelling en was één van de eersten om het Fries te gebruiken voor verschillende literaire genres. Hij schreef onder andere een vertaling van het Matteüsevangelie in het Fries.
Links[wikipedia], [dbnl]
NaamLongfellow, Henry Wadsworth
Datums° Portland (Maine), 27/02/1807 - ✝ Cambridge (Massachusetts), 24/03/1882
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; dichter; pedagoog; bibliothecaris
VerblijfplaatsAmerika
BioHenry Wadsworth Longfellow studeerde aan Harvard en werd bibliothecaris. Na een reis door Europa (1826-28) werd hij de eerste hoogleraar Moderne Talen. In 1854 verliet hij Harvard om zich volledig aan het schrijven van poëzie te wijden. Zijn gedichten zijn erg toegankelijk omdat ze gaan over herkenbare thema’s en geschreven zijn in een eenvoudige, maar bloemrijke taal. Longfellow maakte ook talrijke vertalingen en heeft daardoor vele Europese poëzie voor Amerikanen toegankelijk gemaakt. Diverse van zijn uit de Amerikaanse folklore geputte thema’s en figuren (zoals Hiawatha) hebben deze folklore in Europa bekendheid gegeven. Guido Gezelle had grote bewondering voor Longfellow en vertaalde zijn epos Hiawatha.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellevertaald door Gezelle

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamLeuven
GemeenteLeuven

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelVan den kleenen hertog
Links[gezelle.be]
TitelThe Song of Hiawatha. Overgedicht in ‘t Vlaamsch.
Links[gezelle.be]
TitelLoquela
Links[gezelle.be]
TitelBiekorf. Dat is een leer- en leesblad voor alle verstandige Vlamingen.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelWestvlaamsch idioticon
AuteurDe Bo, Leonard Lodewijk
Datum1873
PlaatsBrugge
UitgeverGailliard
TitelRimen en Teltsjes fan de broarren Halbertsma
AuteurHalbertsma, Joost Hiddes ; Halbertsma, Tjalling Hiddes; Halbertsma, Eeltsje
Datum1871
PlaatsDeventer
Uitgeverde Lange
TitelMirèio
AuteurMistral, F.
Datum1859
PlaatsAvignon
UitgeverJ. Roumanille
TitelThe Egyptian wanderers : a story for children, of the great tenth persecution
AuteurNeale, John Mason
Datum1854
PlaatsLondon
UitgeverJoseph Masters
TitelThe little duke : Richard the fearless
AuteurYonge, Charlotte M
Datum[s.d.]
PlaatsLondon
UitgeverBell & Sons

Titel27/05/1897, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Amaat Joos]
EditeurSeppe De Schepper; Louise Snauwaert
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Joos, Amaat]
Verzendingsdatum27/05/1897
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieBriefversie van datering: den 27n in Bloeim. 1897; adressant gereconstrueerd op basis van publicatie; Fotokopie in archief; Locatie origineel: brief is aanwezig in het Engels Klooster, Brugge, nr. IB9.
Gepubliceerd inGuido Gezelles handschriften in het Engels Klooster te Brugge / door P.G. De Bruijn. - Antwerpen : UFSIA / Centrum voor Gezellestudie, 1991, p.63-64
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 208x135
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden Stempel op pag. 4: English Convent, // Bruges
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsEngels Klooster
ID Gezellearchief12832, 18 (8); Engels Klooster, Brugge, nr. IB9
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25381
Inhoud
IncipitIk heb Mireio van Mistral met groot ge-
Samenvatting Mireio van Frédéric Mistral; vertaling van "Het Godlijk Spel" van Dante uit het Italiaans door Pater Bernard M. Haghebaert (verschenen in "Rond den Heerd" (1885) nr.23, p.173 tot (1887-1888) nr.50, p.396); over vertalingen van: 1) "Hiawatha" bij het Davidsfonds + Gezelle is in onderhandeling met "eenen Americaander" om een andere uitgave van Hiawatha te laten drukken met prenten 2) "Doolaards in Egypte" van Neale 3) "Van den Kleenen Hertog" Fries werk van J.H. Halbertsma in "Biekorf"; taalkunde: woorden voor "Loquela": stroomsgemoed en stootsche (1894) nr.7, p.54; schadderaar en rieschalig (idem, p.53); ringmuur, aftwijfelen
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.