<Resultaat 1453 van 2074

>

p1
Weledele Mevrouwe

Ik bedanke u eerst en voor al, omdat gij mij de eere en het genoegen verschaft, van met uwe hulpe, nog iets te kunnen doen ter eere van het heilig dierbaar Bloed, ons Heeren Jesu Christi, gebenedijd.[1]

Ware ik in uwe plaatse of in de plaatse van Vrouwe Van der Renne,[2] ik en zou niet toelaten dat er iets aan den bestaanden steen veranderd worde. Ik zou op alle twee de steenen één en ‘t zelfste jaartal zetten, dat zou wijzen naar den geheelen tijd dat het heilig Bloed bij Perez de Malvenda berustende was, ‘t zij in welk huis.[3]

Als een eerste ontwerp van opschrift, boven de waterpompe[4] zende ik u het volgendep2

Jesu, uit uw Hert, doorsteken,
liet gij bloed en water leken:
Jesu, heilzaam, door uw Bloed,
ons dit water wezen[5] doet!
Anno Domini 1576-84[6]

Dat ware in ‘t Fransch:

Jesus, de votre Coeur transpercé
vous laissâtes couler sang et eau:
Jesus, faites que cette eau nous soit
salutaire, par votre Sang.
![7]

Dit is, Weledele Mevrouwe, mijn voorstel; misschien is er veel tegen en weinig voor te zeggen; Schaft er raad over en laat mij weten of ik iets anders mag zoeken. Uw begeerte zal mijne wet zijn

Met ootmoedigste groetenissen aan Mr uwen weledelen echtgenoot en kinderen[8] ben en blijve ik
Uedelen zeer dankbare
Guido Gezelle

Noten

[1] Deze brief is Gezelles antwoord op drie brieven van Savina de Gourcy Serainchamps van 02/06/1892, 02/06/1892 en 08/06/1892. De gravin had het plan opgevat om gedenkstenen aan te brengen aan de huizen te Brugge, waar de relikwie van het H. Bloed in troebele tijden verborgen zat. Op 14/11/1891 verzocht zij Gezelle om de nodige inscripties te schrijven. Gezelle bezorgde intussen al drie inscripties, waarvan één in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en twee in dichtvorm: Zoo Obededom de Arke borg en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken. Nu levert hij zijn vierde en laatste inscriptie af: het gedichtje Jesu, uit uw Hert, doorsteken, voor het Hof van Beveren in de Nieuwstraat 5-7.
[2] Gezelle gaat er van uit dat Savina de Gourcy Serainchamps beslist over de gedenksteen aan het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53), dat toebehoort aan haar dochter Savina van Caloen, en dat mevr. van der Renne beslist over de gedenksteen die voor haar huis bestemd is, het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7).
[3] In de 19de eeuw waren historici nog van mening dat Juan Perez de Malvenda het H. Bloed tijdens de Geuzentijd in twee Brugse huizen verborgen hield: eerst (van 1578 tot 1584) in het Hof van Beveren in de Nieuwstraat 5-7 en daarna (gedurende enige maanden van 1584) in het Huis Perez de Malvenda in de Wollestraat 53. Guido Gezelle schreef het gedichtje Zoo Obededom de Arke borg eigenlijk voor het Hof van Beveren en voegde er de tijdsaanduiding “Anno Domini 1578-84” aan toe, wat dus in overeenstemming was met de toenmalige historische inzichten. Savina de Gourcy Serainchamps reserveerde dit mooie versje evenwel voor het Huis Perez de Malvenda, dat toebehoorde aan haar dochter Savina van Caloen. Maar zo klopte de tijdsaanduiding natuurlijk niet meer! Bovendien had Savina de gedenksteen intussen al laten kappen en zat ze dus met een probleem: wat nu? Gezelle loste het probleem zo op: hij schreef voor het Hof van Beveren een nieuw gedichtje, Jesu, uit uw Hert, doorsteken, en stelde voor om beide gedichtjes van dezelfde, globale tijdsaanduiding “Anno Domini 1578-84” te voorzien. Ongelukkiglijk gebeurde er nu opnieuw een fout. Gezelle nam, zonder dat hij het door had, de foutieve tijdsaanduiding 1576-84 uit Savina’s brief van 02/06/1892 over. Met als gevolg dat de gedenksteen aan het Hof van Beveren tot op vandaag een foutief jaartal vermeldt. Niet getreurd echter: ook 1578-84 zou foutief geweest zijn. Later historisch onderzoek (1988) wees immers uit dat Juan Perez het H. Bloed pas vanaf 1581 in het Hof van Beveren verborgen hield. Daarvoor (1578-1581) verborg hij het in een huis aan de Dijver. (A. Van den Abeele, De relikwie van het H. Bloed in de ‘Beloken tijd’. Een geheime bergplaats aan de Dyver? 1578-1581. In: Biekorf: 88 (1988), p.218-225)
[4] De relikwie van het H. Bloed zat tijdens de Geuzentijd verborgen in een nis op de binnenkoer van het Hof van Beveren. Die nis was in 1892 aan het zicht onttrokken door een pomp. Boven die pomp moest de gedenksteen nu ingemetseld worden. Dit blijkt uit twee brieven van Savina de Gourcy Serainchamps van 02/06/1892 en 08/06/1892. Om één of andere reden (verbouwingen?) werd de gedenksteen later naar binnen verplaatst, nl. in de inkomhal van het Hof van Beveren.
[5] Op de gedenksteen in het Hof van Beveren lezen we “weren” in plaats van “wezen”: een fout die de laatste twee versregels totaal onbegrijpelijk maakt. Nochtans had Gezelle in zijn brief van 03/02/1892 aan Savina de Gourcy Serainchamps uitdrukkelijk gevraagd om hem drukproeven van zijn rijmreken te bezorgen, alvorens ze in steen te laten kappen, “om te zien of er niets aan gemist en is”. Savina stuurde hem inderdaad op 24/02/1892 drie inscripties in drukproef ter nalezing terug. Maar toen was het gedicht Jesu, uit uw Hert, doorsteken nog niet geschreven! Gezelle zal dit gedicht pas bezorgen met zijn brief van 09/06/1892. Het is dus nog maar de vraag of Gezelle van dit laatste gedicht ooit een drukproef in handen kreeg. Waarschijnlijk niet. De kans is groot dat de letterkapper zich heeft moeten baseren op een handgeschreven versie en ja, een leesfoutje is vlug gemaakt: tussen een handgeschreven ‘r’ en ‘z’ is er niet zoveel verschil. Later, in 1958, poneerde E.H. Michel English de stelling dat Gezelle zelf doelbewust ‘wezen’ in ‘weren’ heeft doen veranderen. Op basis van allerlei poëtische en Bijbelse argumenten stelde hij een heel nieuwe interpretatie van dit gedicht voor, die nogal vergezocht is. (M. English, De Heilig-Bloedopschriften van Gezelle te Brugge. In: Biekorf: 59 (1958), p.143-146)
[6] Moet zijn: 1578-84.
[7] Vertaalde Gezelle dit gedichtje, omdat hij bang was dat Savina de Gourcy Serainchamps de Nederlandse versie anders niet zou begrijpen? Daar had hij inderdaad reden toe: de betekenis van de laatste twee Nederlandse versregels is, door de eigenaardige woordvolgorde, niet erg duidelijk. Het vertalen liep evenwel niet van een leien dakje. Eerst probeerde Gezelle zo getrouw mogelijk de woordvolgorde van het Nederlands te imiteren, maar dit resulteerde in zeer pover Frans: Jesus, salutaire par votre Sang,/ faites que cette eau nous soit! Gezelle was blijkbaar zelf niet tevreden met het resultaat, want terstond veranderde hij de woordvolgorde door middel van een hulplijntje dat hij aanbracht in dezelfde zwarte inkt. Dit hulplijntje maakt echter niet 100% duidelijk welke nieuwe woordvolgorde Gezelle precies voor ogen had. Er blijft dus ruimte voor twijfel. Misschien verklaart dit waarom prof. Frank Baur in 1939 bij het editeren van deze brief deed alsof hij het hulplijntje niet zag staan? Hoe het ook zij, naar onze mening kunnen deze versregels best zo gelezen worden: Jesus, faites que cette eau nous soit / salutaire, par votre Sang! De zinsbouw wordt zo ineens veel duidelijker. Ook de betekenis van de Nederlandse versregels wordt nu veel duidelijker. We parafraseren: “Jesu, doet (=laat) dit water dat uit deze pomp stroomt ons heilzaam wezen, door de vroegere aanwezigheid alhier van uw Bloed!” Kortom, Gezelle drukt in dit vers zijn hoop uit op een mirakel bij de waterpomp, waar ooit het H. Bloed verborgen zat. (F. Baur (red.), Brieven van, aan en over Gezelle. Dl. II: Uit velerlei briefwisseling. Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1939, p.217-218)
[8] Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps hadden vijf kinderen: Maria (karmelietes, 1848-1925), Savina (1850-1921), Joseph (benedictijn, 1853-1932), Albert (1856-1933) en Ernest (1859-1937). Van die vijf kinderen kende Gezelle ongetwijfeld het best Joseph.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Naamde Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine; van Caloen-de Gourcy, Savina L. J.
Datums° Gent, 17/07/1825 - ✝ Loppem, 07/09/1912
GeslachtVrouwelijk
BioSavina de Gourcy Serainchamps was een dochter van graaf Félix, grootgrondbezitter, en barones Mathilde Dons de Lovendeghem uit Gent. Het gezin telde vijf kinderen en woonde op het (nu verdwenen) kasteel van Mianoye te Assesse bij Namen. Savina kreeg eerst thuisonderricht, daarna was ze pensionaire op de kloosterschool van Berlaimont (Brussel). Ze was er bevriend met Émilie van Outryve d’Ydewalle, die in 1848 huwde met Jean-Baptiste Bethune. Savina trouwde op 21 april 1847 met baron Charles van Caloen, vriend en studiegenoot van Bethune. De twee echtparen hadden veel gemeen: fervent katholiek, devoot, liefdadig, kunstminnend (neogotiek), traditionalistisch en ultramontaans. Charles en Savina kregen vijf kinderen die allen opgroeiden tot modelkatholieken: Maria (karmelietes), Savina, Joseph (benedictijn, vriend van Gezelle), Albert en Ernest. Het echtpaar was de bouwheer van het kasteel van Loppem (1859), gebouwd door de bouwmeesters Edward Pugin en Jean-Baptiste Bethune. Door de oogziekte van haar man, was het in de praktijk vooral Savina die zich deze taak aantrok. Het kasteel werd een centrum voor kunstenaars, intellectuelen, schrijvers, prelaten en bekeerlingen. Ook Guido Gezelle was vriend aan huis. Hij schreef in 1870 verzen bij de wandschilderingen in het Blauw Salon van het kasteel bij de taferelen van Duitse schilder August Martin. Savina werd in 1869 voorzitter van de Dames Zélatrices van de Noordpoolmissie, met Gezelle als geestelijk leidsman. Op verzoek van Savina schreef Gezelle in 1892 opschriften in versvorm voor de huizen waar het H. Bloed in woelige tijden verborgen werd.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht; Noordpoolmissie
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.geni.com/people/Savina-de-Gourcy-Serainchamps/6000000033149576105; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.10-43

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

Naamde Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine; van Caloen-de Gourcy, Savina L. J.
Datums° Gent, 17/07/1825 - ✝ Loppem, 07/09/1912
GeslachtVrouwelijk
BioSavina de Gourcy Serainchamps was een dochter van graaf Félix, grootgrondbezitter, en barones Mathilde Dons de Lovendeghem uit Gent. Het gezin telde vijf kinderen en woonde op het (nu verdwenen) kasteel van Mianoye te Assesse bij Namen. Savina kreeg eerst thuisonderricht, daarna was ze pensionaire op de kloosterschool van Berlaimont (Brussel). Ze was er bevriend met Émilie van Outryve d’Ydewalle, die in 1848 huwde met Jean-Baptiste Bethune. Savina trouwde op 21 april 1847 met baron Charles van Caloen, vriend en studiegenoot van Bethune. De twee echtparen hadden veel gemeen: fervent katholiek, devoot, liefdadig, kunstminnend (neogotiek), traditionalistisch en ultramontaans. Charles en Savina kregen vijf kinderen die allen opgroeiden tot modelkatholieken: Maria (karmelietes), Savina, Joseph (benedictijn, vriend van Gezelle), Albert en Ernest. Het echtpaar was de bouwheer van het kasteel van Loppem (1859), gebouwd door de bouwmeesters Edward Pugin en Jean-Baptiste Bethune. Door de oogziekte van haar man, was het in de praktijk vooral Savina die zich deze taak aantrok. Het kasteel werd een centrum voor kunstenaars, intellectuelen, schrijvers, prelaten en bekeerlingen. Ook Guido Gezelle was vriend aan huis. Hij schreef in 1870 verzen bij de wandschilderingen in het Blauw Salon van het kasteel bij de taferelen van Duitse schilder August Martin. Savina werd in 1869 voorzitter van de Dames Zélatrices van de Noordpoolmissie, met Gezelle als geestelijk leidsman. Op verzoek van Savina schreef Gezelle in 1892 opschriften in versvorm voor de huizen waar het H. Bloed in woelige tijden verborgen werd.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht; Noordpoolmissie
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.geni.com/people/Savina-de-Gourcy-Serainchamps/6000000033149576105; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.10-43

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Naamvan Caloen, Charles-Marie-Louis-Joseph
Datums° Brugge, 31/08/1815 - ✝ Brugge, 01/05/1896
GeslachtMannelijk
Beroepsenator; burgemeester; provincieraadslid; grondeigenaar; rentenier; mecenas
BioCharles van Caloen was de tweede zoon van Joseph-Bernard, burgemeester van Loppem, en Marie de Potter de Droogenwalle (zus van Louis de Potter, held van de Belgische revolutie). Hij kreeg een streng-katholieke opvoeding. Aan het kleinseminarie te Roeselare had hij de latere bisschop Johan Joseph Faict als studiegenoot. Zijn broer Louis werd jezuïet en was oprichter van het Genootschap van St.-Franciscus Xaverius. Charles trouwde in 1847 met de Waalse gravin Savina de Gourcy Serainchamps. De opvoeding van de vijf kinderen stond in het teken van het katholieke reveil, de neogotiek en het ultramontanisme. In 1857 verkreeg Charles de titel van baron. Het gezin woonde in een groot herenhuis aan de Dijver (nu het Europacollege). Op hun buitengoed te Loppem lieten ze een neogotische kasteel bouwen. Charles werd door cataract steeds meer slechtziend, maar een oogoperatie verloste hem in 1867 van deze kwaal. Hij had een goedgevulde politieke loopbaan: burgemeester van Loppem, provincieraadslid en senator. Guido Gezelle voerde in 1867 in "’t Jaer 30" een felle campagne voor zijn verkiezing als senator. Charles van Caloen was 25 jaar lang voorzitter van de Brugse katholieke kring La Concorde. Hij was een vurig verdediger van de Pauselijke Staten en werd hiervoor beloond met de titel van Roomse graaf (1866) en Commandeur in de Orde van Gregorius de Grote (1871). Charles was lid en tweemaal proost van de Edele Confrérie van het H. Bloed.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; onderwerp van gelegenheidsgedicht; aanvrager gelegenheidsgedicht; kiescampagne 't Jaer 30
BronnenJ. van Caloen, Histoire généalogique de la famille de Calonne et van Caloen au Tournaisis et au comté de Flandre. Brussel: Traditions & Vie, 1959, p.313-315; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.10-43
NaamPerez de Malvenda, Juan; Perez de Maluenda, Juan
Datums° Brugge, 1511 - ✝ Brugge, 1605
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; ambtsdrager
VerblijfplaatsSpaanse Nederlanden
BioDon Juan Perez de Malvenda werd geboren in 1511 te Brugge als de jongste zoon van Diego, een rijke wolhandelaar uit Burgos die zich in 1498 in Brugge vestigde als consul van de Spaanse natie, en van de Brugse Margaretha Hanneton. Juan Perez huwde in 1537 met Magdalena de Chantraines, gezegd de Broucqsaulx. Tussen 1538 en 1571 was hij elfmaal schepen van de Stad Brugge, vijfmaal thesaurier, driemaal raadspensionaris en tweemaal burgemeester van de raadsleden. In de volgende jaren was hij ‘redenaar’ (schepen) en in 1581 voorzitter van het Proosse. Hij was van 1537 tot aan zijn dood lid van de Edele Confrérie van het H. Bloed en bekleedde er de functie van zorger (1539-1540) en proost (1540-1541). Tijdens het calvinistisch bewind (1578-1584) hield hij de relikwie van het H. Bloed verborgen in drie huizen te Brugge die hij achtereenvolgens bewoonde: eerst (van 1578 tot 1581) in een huis aan de Dijver (nu nr. 7 ‘De Tuilerieën’) dat toebehoorde aan zijn schoonbroer Joos de Damhouder, daarna (van 1581 tot 1584) in het ‘Hof van Beveren’ in de Nieuwstraat (nu nr. 5), dat toebehoorde aan Anna de Thiennes, en ten slotte (1584) in het huis genaamd ‘Perez de Malvenda’ in de Wollestraat (nu nr. 53, aan de voet van de Eekhoutbrug), dat toebehoorde aan zijn schoonbroer Jacob de Chantraines. Dat Juan Perez het H. Bloed naar alle waarschijnlijkheid eerst enkele jaren aan de Dijver verborgen hield, raakte pas veel later bekend dankzij een studie uit 1988. Guido Gezelle schreef een opschrift in opdracht van barones Savina L. J. de Gourcy Serainchamps dat werd aangebracht op het huis in de Wollestraat.
Relatie tot Gezelleonderwerp van gelegenheidsgedicht
BronnenA. Van den Abeele, De relikwie van het H. Bloed in de ‘Beloken tijd’. Een geheime bergplaats aan de Dyver? 1578-1581. In: Biekorf: 88 (1988), p.218-225; B. Kervyn de Volkaersbeke, Het Heilig Bloed te Brugge. Brugge: West-Vlaamse Gidsenkring, 2019, p.35-44
NaamLe Bailly de Tilleghem, Alice Louise Marie Henriette
Datums° Brugge, 15/08/1848 - ✝ Brugge, 11/01/1908
GeslachtVrouwelijk
BioBarones Alice Le Bailly de Tilleghem was de jongste dochter van Edmond (1818-1887), provincieraadslid en schepen van Brugge, en van Adèle de Man (1824-1906). Haar familie behoorde tot de fine fleur van de Brugse aristocratie. Het gezin woonde vanaf 1861 in het Hof van Beveren, een statig ‘hôtel de maître’ in de Nieuwstraat 5. Edmond Le Bailly was van liberale strekking, zijn echtgenote was streng katholiek. Alice huwde op 28 mei 1872 met de Nederlandse ridder Amédée van der Renne de Daelenbroeck (1835-1904), telg uit een koopliedenfamilie uit Eindhoven. Beiden waren eveneens streng katholiek. Ze woonden eerst in het huis De Visitatie (Wulfhagestraat 18) en vanaf 1883 of kort daarna in het Hof van Beveren, dat kort voordien vergrotings- en verfraaiingswerken had ondergaan. Het echtpaar kreeg vier kinderen, waarvan er één dochtertje zeer jong overleed. De oudste dochter, Maria van der Renne de Daelenbroeck (1873-1964) trouwde in 1901 met Charles Gillès de Pélichy (1872-1958), een zoon van Alexandre en Savina van Caloen. Alice Le Bailly de Tilleghem leed aan een psychische stoornis, die naar het einde van haar leven toe verergerde.
Relatie tot Gezelleaanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenBrigitte Beernaert, Baudouin de la Kethulle de Ryhove, Jan D’hondt e.a., De Visitatie. Bewonings- en bouwgeschiedenis van het huis Wulfhagestraat 18 in Brugge. (Leven in oude huizen, V). Brugge: Levend Archief, 2005, p.62-69 en 72-74; B. D’Hoore, Iconographie de la famille Gillès de Pélichy et des principales familles ascendantes. Brussel, Office Généalogique et Héraldique de Belgique, 2012, p.143-144, 150-151 en 351-355

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelGods heilig, dierbaar Bloed, alhier
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VIII, p. 121
TitelJesu, uit uw hert doorsteken
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VIII, p. 122
TitelZoo Obededom de Arke borg
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VIII, p. 122

Titel09/06/1892, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps]
EditeurJohan Braet
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[de Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine]
Verzendingsdatum09/06/1892
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie; afschrift in Gezellearchief (8878 M); origineel aanwezig in het archief van het kasteel van Loppem, Stichting Jean van Caloen IB 415.
Gepubliceerd inBrieven van, aan en over Gezelle II, p.217-218 (187b); Laatste verzen, p.254 (gedicht); dl. VIII, p.122; De briefwisseling van Guido Gezelle in het kader van de neogotiek. / door Caroline De Dycker. - Gent : Rijksuniversiteit Gent, 1984, dl. 1, p.165-166
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x135
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief12835-4
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25440
Inhoud
IncipitIk bedanke u eerst en vooral, om-
Samenvatting opschrift van Guido Gezelle i.v.m. Heilig bloed: "Jesu, uit uw hert doorsteken" om boven waterpomp te plaatsen (de inscriptie bevindt zich nu in de Nieuwstraat, traphal van de St. Godelieveschool)
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.