<Resultaat 1097 van 2328

>

p1
Cher Principal,

J’ai soumis vos observations à Tinel et voici ce qu’il me répond: (je copie textuellement)

“J’ai pensé et repensé à l’affaire des Metten Voici le résultat de mes réflexions:

1° “Il est impossible qu’on exécute au collège de Bruges – ou dans un college belge quelconque – une oeuvre comme celle que j’écrivais sur le texte précité. Voix et orchestre tout ferait defaut. Sans compter le temps d’étude.

2° J’ai prié G. Gezelle de modifier ses metten, de manière à en oter tous les passages épisodiques et l’action c’est à dire tout ce qui devait nécessairement entraîner le compositeur à écrire des choses exécutables par des artistes seulement.

G. Gezelle a modifié son texte, mais de telle façon que des metten il ne reste plus que le final “o heilig bloed (qui est immensément beau. Le titre lui même a fait place à Vridag.p2Ce Vridag est selon moi, encore plus remarquable que le metten.

Quant au coté musical de cette pièce nouvelle, voici quelques points qui méritent l’attention de votre ami M. Rommel:

Vridag peut être traité sans orchestre. Les metten pas.

Vridag sera su en quatre semaines de solide travail. Les metten auraient réclamé deux mois au moins.

Vridag ne réclame aucun soliste. Les metten au moins un.

Vridag sera prêt avant Juillet. Les metten ne l’auraient pas été.

En écrivant Vridag je pourrai penser que je l’écris pour moi, condition indispensable de réussite (subjectivement parlant).

Etant données les conditions dans lesquelles on me demandait les metten, j’aurais dû les écrire comme un cordonnier fait une paire de bottes. – En ‘k en zou ze niet geschreven hebben!...”

Voila donc ce que mon Cher Ami Tinel me répond, vous répond et vous propose.p3Inutile de vous dire que je vous engage très vivement à accepter. Vous aurez un oeuvre originale, splendide et qui fera bien certainement sensation.

Lorsque j’ai écrit a Tinel d’abord, j’ai craint qu’il me refusât; quoiqu’il ne m’ait jamais refusé quelque chose. Vous avez de la chance, allez!

J’ai transmis au cher Maître votre invitation et voici ce qu’il me répond là dessus dans la même lettre.

Mercredi je vais à Bruges pour prononcer le jugement. (assigner des cantates), j’arriverai à Bruges a 4 hr 58’ pour y repartir à 6 heures; je n’aurai donc pas le temps de passer par le college.”

Si donc vous désirez le voir et le contempler, soyez à la gare a une des heures dites.

Quelques mots de réponse s.v.p.

Tout à vous, de tout coeur,
P. Busschaert,

P.S. Soignez bien mes affaires de Lucifer s.v.p.

Vous voyez ce que je fais pour vous.

Register

Correspondenten

NaamBusschaert, Pieter
Datums° Damme, 28/07/1840 - ✝ Vichte, 10/01/1892
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; leraar, componist
BioPieter Busschaert was de zoon van Ludovicus Busschaert, bakker, en Sabina Vankerschaver. Hij doorliep de humaniora in het Sint-Lodewijkscollege in Brugge, waar hij les kreeg van o.m. L. L. De Bo. In een schoolschrift verzamelde hij er zijn verzen onder de titel "Knopjes en Bloempjes in 't College geplukt". In 1859 vatte Busschaert priesterstudies aan in het kleinseminarie in Roeselare, waar Guido Gezelle les gaf. Met Gezelle bleef hij zijn hele leven bevriend. Het gedicht "Kom e keer hier, flieflodderke", dat Gezelle in 1860 schreef, werd ‘aan Pieter Busschaert van Damme' opgedragen. Ook later deed Gezelle nog een beroep op zijn muzikale kennis. Bij zijn gedicht "O Maria, die daar staat", vermeldde hij: "Zangwijze Pieter Busschaert". Tijdens zijn studies aan het grootseminarie te Brugge, dirigeerde Busschaert de Schola Cantorum. In die tijd componeerde hij ook een Stabat Mater, dat jaarlijks tijdens de Heilig-Bloedprocessie werd gezongen. Toch zou hij geen muziek ‘studeren’, wat volgens het artikel van Edgar Tinel in Musica Sacra één van Busschaerts frustraties was. Als autodidact schreef hij wel verschillende missen van de zestiende-eeuwse componist Giovanni Pierluigi da Palestrina over om zich diens schrijfwijze eigen te maken. Later leerde hij ook het oeuvre van Bach, Haydn, Beethoven, Schumann en Brahms kennen. Op 17 december 1864 werd Busschaert tot priester gewijd, op dezelfde dag als Hugo Verriest. Beiden werden kort nadien aangesteld als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge. Pieter Busschaert kreeg er de poësisklas toevertrouwd en gaf muzieklessen aan de geïnteresseerde leerlingen, waaronder Karel Mestdagh. In 1877 werd Busschaert onderpastoor in Blankenberge, waar hij vaak ontmoetingen had met Edgar Tinel en Maria Belpaire. In 1883 werd hij pastoor in Vichte. Op al deze plaatsen werd hij erg gewaardeerd als muziekkenner. Als goede vriend van de Brusselse conservatoriumdirecteur F. Gevaert zetelde Busschaert regelmatig in de jury bij orgelwedstrijden aan deze instelling. Ook bij het eindexamen van de "Ecole de musique religieuse" in Mechelen maakte hij dikwijls deel uit van de jury. Dat Busschaert veel belang hechtte aan de muziek in de kerkdienst, blijkt uit het feit dat hij "sponsoring" zocht om het oude orgel van de kerk in Vichte te vervangen. Op 12 maart 1891 was het zover: het nieuwe instrument werd ingespeeld door Alphonse Mailly. Lang heeft Busschaert er echter niet van kunnen genieten. Op 10 januari 1892 stierf hij in zijn pastorie op 52-jarige leeftijd. Hij componeerde op tekst Guido Gezelle van o.a "Bedevaartlied ter eere van O.L. Vrouw van ruste", "O Blijde maand!", "O Maria die daar staat", "O Maria onbevlekte", "Jesu allerliefste kind", "O Eene uit al", "O Moeder Gods", "Feestlied", "Te lande en langs de dreven". Busschaert schreef, behalve de muziek voor dit grote aantal gedichten, vooral vocale kerkelijke muziek.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamRommel, Hendrik
Datums° Rumbeke, 08/06/1847 - ✝ Brugge, 16/07/1915
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; inspecteur
BioHendrik Rommel, zoon van Ivo Rommel, uurwerkmaker en schepen,te Rumbeke en Carolina Bossaert, studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare (studeerde af in 1867). Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 23/12/1871. Hij studeerde verder aan de universiteit van Leuven. In oktober 1873 werd hij huisleraar bij de familie van Caloen en in september 1874 leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. In september 1883 werd hij principaal van het Sint-Lodewijkscollege tot 26/09/1896. Hij was betrokken bij de inrichting van de collegekapel. Hij liet ook een nieuwe studiezaal bouwen. Hij vroeg Gezelle geregeld om gelegenheidsgedichten voor festiviteiten in het Sint-Lodewijkscollege. Hij werkte mee aan Rond den Heerd en Biekorf. Op 14/03/1892 werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal. Hij was lid (1895-1915) en voorzitter van de Bibliotheekcommissie van de Stad Brugge. Op 26/09/1896 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges en hij stichtte de “revue pratique de l’enseignement” voor de scholen in het bisdom Brugge (1896). Hij kreeg de titel doctor honoris causa aan de universiteit Leuven en hij werd titulair kanunnik van de Brugse kathedraal (26/03/1908).
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedichten

Briefschrijver

NaamBusschaert, Pieter
Datums° Damme, 28/07/1840 - ✝ Vichte, 10/01/1892
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; leraar, componist
BioPieter Busschaert was de zoon van Ludovicus Busschaert, bakker, en Sabina Vankerschaver. Hij doorliep de humaniora in het Sint-Lodewijkscollege in Brugge, waar hij les kreeg van o.m. L. L. De Bo. In een schoolschrift verzamelde hij er zijn verzen onder de titel "Knopjes en Bloempjes in 't College geplukt". In 1859 vatte Busschaert priesterstudies aan in het kleinseminarie in Roeselare, waar Guido Gezelle les gaf. Met Gezelle bleef hij zijn hele leven bevriend. Het gedicht "Kom e keer hier, flieflodderke", dat Gezelle in 1860 schreef, werd ‘aan Pieter Busschaert van Damme' opgedragen. Ook later deed Gezelle nog een beroep op zijn muzikale kennis. Bij zijn gedicht "O Maria, die daar staat", vermeldde hij: "Zangwijze Pieter Busschaert". Tijdens zijn studies aan het grootseminarie te Brugge, dirigeerde Busschaert de Schola Cantorum. In die tijd componeerde hij ook een Stabat Mater, dat jaarlijks tijdens de Heilig-Bloedprocessie werd gezongen. Toch zou hij geen muziek ‘studeren’, wat volgens het artikel van Edgar Tinel in Musica Sacra één van Busschaerts frustraties was. Als autodidact schreef hij wel verschillende missen van de zestiende-eeuwse componist Giovanni Pierluigi da Palestrina over om zich diens schrijfwijze eigen te maken. Later leerde hij ook het oeuvre van Bach, Haydn, Beethoven, Schumann en Brahms kennen. Op 17 december 1864 werd Busschaert tot priester gewijd, op dezelfde dag als Hugo Verriest. Beiden werden kort nadien aangesteld als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge. Pieter Busschaert kreeg er de poësisklas toevertrouwd en gaf muzieklessen aan de geïnteresseerde leerlingen, waaronder Karel Mestdagh. In 1877 werd Busschaert onderpastoor in Blankenberge, waar hij vaak ontmoetingen had met Edgar Tinel en Maria Belpaire. In 1883 werd hij pastoor in Vichte. Op al deze plaatsen werd hij erg gewaardeerd als muziekkenner. Als goede vriend van de Brusselse conservatoriumdirecteur F. Gevaert zetelde Busschaert regelmatig in de jury bij orgelwedstrijden aan deze instelling. Ook bij het eindexamen van de "Ecole de musique religieuse" in Mechelen maakte hij dikwijls deel uit van de jury. Dat Busschaert veel belang hechtte aan de muziek in de kerkdienst, blijkt uit het feit dat hij "sponsoring" zocht om het oude orgel van de kerk in Vichte te vervangen. Op 12 maart 1891 was het zover: het nieuwe instrument werd ingespeeld door Alphonse Mailly. Lang heeft Busschaert er echter niet van kunnen genieten. Op 10 januari 1892 stierf hij in zijn pastorie op 52-jarige leeftijd. Hij componeerde op tekst Guido Gezelle van o.a "Bedevaartlied ter eere van O.L. Vrouw van ruste", "O Blijde maand!", "O Maria die daar staat", "O Maria onbevlekte", "Jesu allerliefste kind", "O Eene uit al", "O Moeder Gods", "Feestlied", "Te lande en langs de dreven". Busschaert schreef, behalve de muziek voor dit grote aantal gedichten, vooral vocale kerkelijke muziek.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent

Briefontvanger

NaamRommel, Hendrik
Datums° Rumbeke, 08/06/1847 - ✝ Brugge, 16/07/1915
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; inspecteur
BioHendrik Rommel, zoon van Ivo Rommel, uurwerkmaker en schepen,te Rumbeke en Carolina Bossaert, studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare (studeerde af in 1867). Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 23/12/1871. Hij studeerde verder aan de universiteit van Leuven. In oktober 1873 werd hij huisleraar bij de familie van Caloen en in september 1874 leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. In september 1883 werd hij principaal van het Sint-Lodewijkscollege tot 26/09/1896. Hij was betrokken bij de inrichting van de collegekapel. Hij liet ook een nieuwe studiezaal bouwen. Hij vroeg Gezelle geregeld om gelegenheidsgedichten voor festiviteiten in het Sint-Lodewijkscollege. Hij werkte mee aan Rond den Heerd en Biekorf. Op 14/03/1892 werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal. Hij was lid (1895-1915) en voorzitter van de Bibliotheekcommissie van de Stad Brugge. Op 26/09/1896 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges en hij stichtte de “revue pratique de l’enseignement” voor de scholen in het bisdom Brugge (1896). Hij kreeg de titel doctor honoris causa aan de universiteit Leuven en hij werd titulair kanunnik van de Brugse kathedraal (26/03/1908).
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedichten

Plaats van verzending

NaamVichte
GemeenteAnzegem

Naam - persoon

NaamBusschaert, Pieter
Datums° Damme, 28/07/1840 - ✝ Vichte, 10/01/1892
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; leraar, componist
BioPieter Busschaert was de zoon van Ludovicus Busschaert, bakker, en Sabina Vankerschaver. Hij doorliep de humaniora in het Sint-Lodewijkscollege in Brugge, waar hij les kreeg van o.m. L. L. De Bo. In een schoolschrift verzamelde hij er zijn verzen onder de titel "Knopjes en Bloempjes in 't College geplukt". In 1859 vatte Busschaert priesterstudies aan in het kleinseminarie in Roeselare, waar Guido Gezelle les gaf. Met Gezelle bleef hij zijn hele leven bevriend. Het gedicht "Kom e keer hier, flieflodderke", dat Gezelle in 1860 schreef, werd ‘aan Pieter Busschaert van Damme' opgedragen. Ook later deed Gezelle nog een beroep op zijn muzikale kennis. Bij zijn gedicht "O Maria, die daar staat", vermeldde hij: "Zangwijze Pieter Busschaert". Tijdens zijn studies aan het grootseminarie te Brugge, dirigeerde Busschaert de Schola Cantorum. In die tijd componeerde hij ook een Stabat Mater, dat jaarlijks tijdens de Heilig-Bloedprocessie werd gezongen. Toch zou hij geen muziek ‘studeren’, wat volgens het artikel van Edgar Tinel in Musica Sacra één van Busschaerts frustraties was. Als autodidact schreef hij wel verschillende missen van de zestiende-eeuwse componist Giovanni Pierluigi da Palestrina over om zich diens schrijfwijze eigen te maken. Later leerde hij ook het oeuvre van Bach, Haydn, Beethoven, Schumann en Brahms kennen. Op 17 december 1864 werd Busschaert tot priester gewijd, op dezelfde dag als Hugo Verriest. Beiden werden kort nadien aangesteld als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge. Pieter Busschaert kreeg er de poësisklas toevertrouwd en gaf muzieklessen aan de geïnteresseerde leerlingen, waaronder Karel Mestdagh. In 1877 werd Busschaert onderpastoor in Blankenberge, waar hij vaak ontmoetingen had met Edgar Tinel en Maria Belpaire. In 1883 werd hij pastoor in Vichte. Op al deze plaatsen werd hij erg gewaardeerd als muziekkenner. Als goede vriend van de Brusselse conservatoriumdirecteur F. Gevaert zetelde Busschaert regelmatig in de jury bij orgelwedstrijden aan deze instelling. Ook bij het eindexamen van de "Ecole de musique religieuse" in Mechelen maakte hij dikwijls deel uit van de jury. Dat Busschaert veel belang hechtte aan de muziek in de kerkdienst, blijkt uit het feit dat hij "sponsoring" zocht om het oude orgel van de kerk in Vichte te vervangen. Op 12 maart 1891 was het zover: het nieuwe instrument werd ingespeeld door Alphonse Mailly. Lang heeft Busschaert er echter niet van kunnen genieten. Op 10 januari 1892 stierf hij in zijn pastorie op 52-jarige leeftijd. Hij componeerde op tekst Guido Gezelle van o.a "Bedevaartlied ter eere van O.L. Vrouw van ruste", "O Blijde maand!", "O Maria die daar staat", "O Maria onbevlekte", "Jesu allerliefste kind", "O Eene uit al", "O Moeder Gods", "Feestlied", "Te lande en langs de dreven". Busschaert schreef, behalve de muziek voor dit grote aantal gedichten, vooral vocale kerkelijke muziek.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamRommel, Hendrik
Datums° Rumbeke, 08/06/1847 - ✝ Brugge, 16/07/1915
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; inspecteur
BioHendrik Rommel, zoon van Ivo Rommel, uurwerkmaker en schepen,te Rumbeke en Carolina Bossaert, studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare (studeerde af in 1867). Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 23/12/1871. Hij studeerde verder aan de universiteit van Leuven. In oktober 1873 werd hij huisleraar bij de familie van Caloen en in september 1874 leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. In september 1883 werd hij principaal van het Sint-Lodewijkscollege tot 26/09/1896. Hij was betrokken bij de inrichting van de collegekapel. Hij liet ook een nieuwe studiezaal bouwen. Hij vroeg Gezelle geregeld om gelegenheidsgedichten voor festiviteiten in het Sint-Lodewijkscollege. Hij werkte mee aan Rond den Heerd en Biekorf. Op 14/03/1892 werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal. Hij was lid (1895-1915) en voorzitter van de Bibliotheekcommissie van de Stad Brugge. Op 26/09/1896 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges en hij stichtte de “revue pratique de l’enseignement” voor de scholen in het bisdom Brugge (1896). Hij kreeg de titel doctor honoris causa aan de universiteit Leuven en hij werd titulair kanunnik van de Brugse kathedraal (26/03/1908).
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedichten
NaamTinel, Edgar
Datums° Sinaai, 27/03/1854 - ✝ Brussel, 28/10/1912
GeslachtMannelijk
Beroepcomponist
BioEdgar Tinel kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader, die koster-organist was in Sinaai. Aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel kreeg hij les van o.a. Louis Brassin (piano), Alphonse Mailly (orgel) en François-Auguste Gevaert (compositie). Als pianovirtuoos werd hij een internationaal gevierd concertpianist met vertolkingen van Beethoven, Liszt en Mendelssohn, maar vooral Schumann. Daarna legde hij zich meer toe op de compositie. In 1877 kreeg hij de Prix de Rome voor zijn cantate Klokke Roeland op tekst van Maurits Sabbe. Door dit Nederlandstalige werk gingen velen de Franstalige Tinel onterecht als een flamingant aanzien. Wel schreef hij veel muziek op Nederlandse teksten, en was hij een van de eersten die gedichten van Gezelle op muziek zette. Hij schreef vooral vocale muziek. Samen met Jacques-Nicolas Lemmens leidde hij in België de internationale beweging voor authentieke kerkmuziek, waar ook August Reyns en Karel Mestdagh toe behoorden. In 1881 volgde hij Lemmens op als directeur van het Mechels Instituut voor religieuze muziek, het latere Lemmensinstituut. In 1889 werd hij aangesteld als inspecteur voor muziekonderricht, en in 1896 werd hij professor contrapunt en fuga aan het Brusselse conservatorium, waarvan hij vanaf 1908 directeur was. Hij steunde de Brugse componist Joseph Ryelandt tijdens zijn opleiding.
Relatie tot Gezellecorrespondent; componist van Gezelleliederen
Bronnen http://svm.be/content/tinel-edgar

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamVichte
GemeenteAnzegem

Naam - instituut/vereniging

NaamSint-Lodewijkscollege Brugge
BeschrijvingHet Sint-Lodewijkscollege werd vanaf 9 oktober 1834 als bisschoppelijk college ingericht in de gebouwen van de voormalige Duinenabdij aan de Potterierei. In 1846 verhuisde de school naar de hoek van de Noordzandstraat en de Dweersstraat, waar het steeds verder uitbreidde tot de site te klein werd. In 1972 verliet het college de binnenstad voor zijn huidige locatie. Gezelle volgde er lagere school van 1 oktober 1841 tot 17 augustus 1846. Hij had er onder meer les van Ferdinand Van de Putte. Na zijn terugkeer naar Brugge hield hij nauw contact met de school, o.m. via Leonard Lodewijk De Bo die hij op het Grootseminarie had leren kennen en via oud-leerlingen als Hugo Verriest. Zo kwam hij ook in contact met een nieuwe generatie leerkrachten als Edward Van Robays, Jan Craeynest en Cyriel Delaere met wie hij het tijdschrift Biekorf stichtte.
Datering1834
Links[odis], [wikipedia]

Titel - gedicht van Guido Gezelle

Titelo Enkele die nog staat, uit zoveel wondere steden
PublicatieTijdkrans (Verzameld dichtwerk, deel III), p. 423
Titelo Vrijdag, die den mensch gemaakt
PublicatieTijdkrans (Verzameld dichtwerk, deel III), p. 427

Titel23/05/1887, Vichte, Pieter Busschaert aan [Hendrik Rommel]
EditeurBart Vandekerkhove
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderBusschaert, Pieter
Ontvanger[Rommel, Hendrik]
Verzendingsdatum23/05/1887
VerzendingsplaatsVichte (Anzegem)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens ; locatie origineel: brief is in het Stadsarchief Brugge (Archief van het Sint-Lodewijkscollege nr. 550)
Gepubliceerd inTijdkrans II, p.208 (vermelding); vermelding in: Gezelle en Tinel. - door Arn. ghesquiere. - uit : Biekorf Jrg 36 (1930) nr.10, p.291
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 213x137
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25598
Inhoud
IncipitJ'ai soumis vos observations à Tinel et
Samenvatting Over de aangepaste versie van het gedicht van Guido Gezelle: "De Brugsche Metten" nl. "O Vrijdag, die den mensch gemaakt", (Verz. dichtw., dl.III, p.423-425) de muziek kwam van Edgar Tinel; Busschaert citeert antwoord van Tinel op observaties van Rommel: o.a. Tinel heeft Gezelle gevraagd om "Metten" aan te passen en Gezelle heeft dit gedaan onder de vorm van "Vridag", Tinel somt de voordelen van "Vridag" op
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.