<Resultaat 2043 van 2074

>

p1
Zeer eerweerde Moeder

Na ulieden, in name van myn ouders[1] duizend maal bedankt te hebben moet ik zeggen dat ik tegenwoordig geen ijdel flaschen en hebbe; zal nogtans zoo haast mogelijk de flaschen terug doen bestellen

en blijven met alle verplichtinge ulieden ootmoedige dienaer in den nieuw geboren Jezus Christus
Guido Gezelle

Hierbij miraculeuse olie uit de gebeenten van S. Walburge, wonder krachtig geneesmiddel tegen alle kwalen. 3 ampullekes[2]

Noten

[1] Pieter-Jan Gezelle en Monica De Vriese.
[2] In de 17de-eeuwse kerk van Sint-Walburga in Brugge bevinden zich relikwieën van de patroonheilige, waaronder geneeskrachtige heilige olie. Walburga, die in 779 overleed als abdis van het klooster van Heidenheim, werd in de nacht van 1 mei 870 overgebracht naar het Sint-Walburgklooster in Eichstätt. Volgens overlevering zou uit haar gebeente en grafsteen heilige olie hebben gedruppeld, die bekend stond om haar geneeskrachtige eigenschappen.

In 1865, toen Guido Gezelle werd aangesteld als onderpastoor van de Sint-Walburgaparochie in Brugge, zette hij zich in voor het heropleven van de devotie voor deze heilige. Hij organiseerde plechtige vieringen en verzamelde relieken. Hij liet ampullen met heilige olie uit Eichstätt overkomen in 1866 en 1870, omdat de olie in de Sint-Walburgakerk opgedroogd was. Hij schreef er ook over in Rond den Heerd (o.m.: Dagwijzer 1 mei 1866. In: Rond den Heerd: 1 (28 april 1866), 22, p. 172; Dagwijzer 25 september 1866. In: Rond den Heerd: 1 (22 september 1866) 43, p. 335-338).

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVander Stichele, Amelia Francisca; Anna (zuster); Maria Dominica (moeder)
Datums° Sint-Eloois-Winkel, 24/08/1816 - ✝ Mariakerke, 22/05/1887
GeslachtVrouwelijk
Beroeplekenverpleegster; kloosterzuster; kloosteroverste
BioAmelia Vander Stichele werd op 24 augustus 1816 geboren in Sint-Eloois-Winkel als dochter van Joannes Martinus Vander Stichele (Moorslede, 20/01/1787 – Wevelgem, 14/01/1879) en Catharina Rosa Decoene (St.-Eloois-Winkel, 31/10/1782 – 12/06/1820). Ze was de halfzus van de pater redemptorist Leo Van der Stichele en priester Bruno Van der Stichele. Beide broers waren kinderen van Joannes Martinus Vander Stichele en zijn tweede vrouw Victoria Buyse (Oekene, 25/12/1794 – Wevelgem, 1861). Amelia begon haar carrière als lekenverpleegster in Kortrijk. In 1841 trad ze toe tot de Zusters van de Heilige Familie in Kortrijk als zuster Anna. Ze zette haar werk voort in het Sint-Josephgesticht, een rusthuis voor mannen. Op uitnodiging van bisschop F. Boussen ging ze met haar overste Theresia Degrijse op prospectiereis naar Brugse Sint-Dominicusgesticht, het vroegere klooster Engelendale. De missie was om de lekenverpleegsters, die verantwoordelijk waren voor de zorg van de geesteszieken, te vervangen door kloosterzusters. Aanvankelijk stond Amelia alleen voor de zorg van de verwaarloosde mentaal gehandicapte zieken. Eind oktober 1846 voegde zuster Victoria Theresia van Steenkiste zich bij haar. Na een bezoek van haar halfbroers Leo en Bruno en pater Dominicaan Bruno Moulaert, besloten ze zich aan te sluiten bij de Predikherinnen. Hieruit ontstond een nieuwe kloostergemeenschap, waarvan Amelia de priorin werd. Op 17 maart 1847 legde ze haar professie af als zuster Maria Dominica, en werd ze een regulier lid van de Derde Orde van Dominicus. Om zich verder te verdiepen in de regels van de orde van Sint-Dominicus reisde ze in 1848 naar het zusterklooster in Clifton, Engeland en in december 1850 en oktober 1851 naar het zusterklooster in Parijs. Amelia kon niet voorkomen dat de orde zich in 1854 moest onderwerpen aan het gezag van de nieuwe bisschop Malou, waardoor ze een diocesane congregatie werd van het bisdom Brugge. Desondanks bleven ze lid van de grotere familie van Dominicanessen. Het ontlopen van het bisschoppelijk gezag was een drijfveer voor Amelia. Ze droomde ervan de Engelendale zusters tot de dominicaanse tweede orde te laten toetreden. Tussen 1859 en 1862 gaf ze de functie van abdis drie jaar lang door aan Maria Colomba en werd ze onderoverste. In 1862 werd ze opnieuw abdis. Op 29 april 1867 werd een nieuw klooster in de Sint-Jorisstraat (nu Vlamingdam) in Brugge gesticht. Maria Colomba werd de lokale overste van het huis Engelendale. Bisschop Faict stelde in 1868 officieel het kloosterslot in, maar toetreden tot de tweede orde lukte niet. Desondanks bleef Amelia een enthousiaste pleitbezorger van dominicaanse vroomheid en bevorderde ze processies, mariale aanbidding en vrome evenementen zowel binnen als buiten de kloostermuren. De congregatie uitbreiden was een van Amelia's belangrijkste zorgen. Ze voerde een actieve wervingspolitiek en trok bemiddelde kandidaatzusters aan. In oktober 1874 kocht zij ook het Predikherinnenklooster Ter Banck in Heverlee en maakte er een rusthuis voor bejaarde en ziekelijke dames van. In 1880 werd ze getroffen door een beroerte. Ondanks haar slechte gezondheid begeleidde ze op 5 mei 1887 enkele zusters naar het weeshuis van Sint-Vincentius Ferrerius in Mariakerke (Oostende) om er voor de kinderen te zorgen. Zij overleed er op 22 mei 1887. Guido Gezelle schreef in 1871 het gedicht ‘Priorinne en Onderpriorinne’ voor het 25-jarig jubileum van haar intrede alsook de gedichten ‘Engelendale I en II’.
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht; correspondent
BronnenErnest Rembry, De bekende pastors van Sint-Gillis, Brugge, 1890-1896, p.616-628; Geneanet: Kristien Seunens, Dominica Van der Stichele en de dominicanessen te Brugge. In: Dominicaans Leven: (2007), p.7-14

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamVander Stichele, Amelia Francisca; Anna (zuster); Maria Dominica (moeder)
Datums° Sint-Eloois-Winkel, 24/08/1816 - ✝ Mariakerke, 22/05/1887
GeslachtVrouwelijk
Beroeplekenverpleegster; kloosterzuster; kloosteroverste
BioAmelia Vander Stichele werd op 24 augustus 1816 geboren in Sint-Eloois-Winkel als dochter van Joannes Martinus Vander Stichele (Moorslede, 20/01/1787 – Wevelgem, 14/01/1879) en Catharina Rosa Decoene (St.-Eloois-Winkel, 31/10/1782 – 12/06/1820). Ze was de halfzus van de pater redemptorist Leo Van der Stichele en priester Bruno Van der Stichele. Beide broers waren kinderen van Joannes Martinus Vander Stichele en zijn tweede vrouw Victoria Buyse (Oekene, 25/12/1794 – Wevelgem, 1861). Amelia begon haar carrière als lekenverpleegster in Kortrijk. In 1841 trad ze toe tot de Zusters van de Heilige Familie in Kortrijk als zuster Anna. Ze zette haar werk voort in het Sint-Josephgesticht, een rusthuis voor mannen. Op uitnodiging van bisschop F. Boussen ging ze met haar overste Theresia Degrijse op prospectiereis naar Brugse Sint-Dominicusgesticht, het vroegere klooster Engelendale. De missie was om de lekenverpleegsters, die verantwoordelijk waren voor de zorg van de geesteszieken, te vervangen door kloosterzusters. Aanvankelijk stond Amelia alleen voor de zorg van de verwaarloosde mentaal gehandicapte zieken. Eind oktober 1846 voegde zuster Victoria Theresia van Steenkiste zich bij haar. Na een bezoek van haar halfbroers Leo en Bruno en pater Dominicaan Bruno Moulaert, besloten ze zich aan te sluiten bij de Predikherinnen. Hieruit ontstond een nieuwe kloostergemeenschap, waarvan Amelia de priorin werd. Op 17 maart 1847 legde ze haar professie af als zuster Maria Dominica, en werd ze een regulier lid van de Derde Orde van Dominicus. Om zich verder te verdiepen in de regels van de orde van Sint-Dominicus reisde ze in 1848 naar het zusterklooster in Clifton, Engeland en in december 1850 en oktober 1851 naar het zusterklooster in Parijs. Amelia kon niet voorkomen dat de orde zich in 1854 moest onderwerpen aan het gezag van de nieuwe bisschop Malou, waardoor ze een diocesane congregatie werd van het bisdom Brugge. Desondanks bleven ze lid van de grotere familie van Dominicanessen. Het ontlopen van het bisschoppelijk gezag was een drijfveer voor Amelia. Ze droomde ervan de Engelendale zusters tot de dominicaanse tweede orde te laten toetreden. Tussen 1859 en 1862 gaf ze de functie van abdis drie jaar lang door aan Maria Colomba en werd ze onderoverste. In 1862 werd ze opnieuw abdis. Op 29 april 1867 werd een nieuw klooster in de Sint-Jorisstraat (nu Vlamingdam) in Brugge gesticht. Maria Colomba werd de lokale overste van het huis Engelendale. Bisschop Faict stelde in 1868 officieel het kloosterslot in, maar toetreden tot de tweede orde lukte niet. Desondanks bleef Amelia een enthousiaste pleitbezorger van dominicaanse vroomheid en bevorderde ze processies, mariale aanbidding en vrome evenementen zowel binnen als buiten de kloostermuren. De congregatie uitbreiden was een van Amelia's belangrijkste zorgen. Ze voerde een actieve wervingspolitiek en trok bemiddelde kandidaatzusters aan. In oktober 1874 kocht zij ook het Predikherinnenklooster Ter Banck in Heverlee en maakte er een rusthuis voor bejaarde en ziekelijke dames van. In 1880 werd ze getroffen door een beroerte. Ondanks haar slechte gezondheid begeleidde ze op 5 mei 1887 enkele zusters naar het weeshuis van Sint-Vincentius Ferrerius in Mariakerke (Oostende) om er voor de kinderen te zorgen. Zij overleed er op 22 mei 1887. Guido Gezelle schreef in 1871 het gedicht ‘Priorinne en Onderpriorinne’ voor het 25-jarig jubileum van haar intrede alsook de gedichten ‘Engelendale I en II’.
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht; correspondent
BronnenErnest Rembry, De bekende pastors van Sint-Gillis, Brugge, 1890-1896, p.616-628; Geneanet: Kristien Seunens, Dominica Van der Stichele en de dominicanessen te Brugge. In: Dominicaans Leven: (2007), p.7-14

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamDe Vriese, Monica
Datums° Wingene, 31/03/1804 - ✝ Heule, 30/04/1875
GeslachtVrouwelijk
BioGuido Gezelles moeder was een boerendochter, die opgroeide op een kleine boerderij, het “Walleke” te Wingene. Via haar zus Clara, die als religieuze werkte in het Gentse Bijlokehospitaal, leerde Monica De Vriese Pieter-Jan Gezelle kennen, die er werkzaam was als tuinman. Ze trouwden op 2 juni 1829 en woonden in de Rolweg te Brugge. Als huwelijkscadeau kreeg ze zestien cent mee en de stam van een kriekenboom om er meubels uit te zagen. Guido Gezelle werd elf maanden na hun huwelijk geboren op 01/05/1830. Voor de bevalling had ze haar testament opgemaakt, dat zich nu nog in het Gezellearchief bevindt. Na Guido kregen Monica en Pieter-Jan nog zeven kinderen waarvan er slechts vier in leven bleven. Ze verhuisde in januari 1849 naar de overkant van de de Rolweg (nr. 43). In 1871 verhuisde ze samen met haar tachtigjarige, zieke man naar Heule en nam er haar intrek bij hun dochter Louise. Ze stierf er op 30 april 1875.
Relatie tot Gezellefamilie: moeder van Guido Gezelle
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGezelle, Pieter-Jan
Datums° Heule, 29/09/1791 - ✝ Heule, 27/05/1871
GeslachtMannelijk
Beroephovenier
BioDe vader van Guido Gezelle was afkomstig van Heule en werkte aanvankelijk als tuinman in het kleinseminarie te Roeselare. Na de sluiting ervan door het Nederlandse bewind was hij werkzaam in de Bijloke te Gent. Op zevenendertigjarige leeftijd ging hij wonen in de Rolweg te Brugge waar hij hovenier werd van de familie Th. Van de Walle-Van Zuylen. Op 2 juni 1829 trouwde hij met Monica De Vriese. Om bij te verdienen was hij ook tuinman in het Brugse grootseminarie van Brugge, had hij een eigen boomkwekerij en werd hij ook opzichter bij een bebossingexperiment langs de kust. Na de dood van Theodoor Van de Walle in 1848 stelde de barones een andere tuinman aan. Zo verhuisde Pieter-Jan op 24 januari 1849 naar de overkant van de Rolweg. In 1871 verbleef hij met zijn vrouw bij zijn dochter Louise in Heule waar hij in mei overleed
Relatie tot Gezellefamilie: vader van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; http://www.gezelle.be
NaamVander Stichele, Amelia Francisca; Anna (zuster); Maria Dominica (moeder)
Datums° Sint-Eloois-Winkel, 24/08/1816 - ✝ Mariakerke, 22/05/1887
GeslachtVrouwelijk
Beroeplekenverpleegster; kloosterzuster; kloosteroverste
BioAmelia Vander Stichele werd op 24 augustus 1816 geboren in Sint-Eloois-Winkel als dochter van Joannes Martinus Vander Stichele (Moorslede, 20/01/1787 – Wevelgem, 14/01/1879) en Catharina Rosa Decoene (St.-Eloois-Winkel, 31/10/1782 – 12/06/1820). Ze was de halfzus van de pater redemptorist Leo Van der Stichele en priester Bruno Van der Stichele. Beide broers waren kinderen van Joannes Martinus Vander Stichele en zijn tweede vrouw Victoria Buyse (Oekene, 25/12/1794 – Wevelgem, 1861). Amelia begon haar carrière als lekenverpleegster in Kortrijk. In 1841 trad ze toe tot de Zusters van de Heilige Familie in Kortrijk als zuster Anna. Ze zette haar werk voort in het Sint-Josephgesticht, een rusthuis voor mannen. Op uitnodiging van bisschop F. Boussen ging ze met haar overste Theresia Degrijse op prospectiereis naar Brugse Sint-Dominicusgesticht, het vroegere klooster Engelendale. De missie was om de lekenverpleegsters, die verantwoordelijk waren voor de zorg van de geesteszieken, te vervangen door kloosterzusters. Aanvankelijk stond Amelia alleen voor de zorg van de verwaarloosde mentaal gehandicapte zieken. Eind oktober 1846 voegde zuster Victoria Theresia van Steenkiste zich bij haar. Na een bezoek van haar halfbroers Leo en Bruno en pater Dominicaan Bruno Moulaert, besloten ze zich aan te sluiten bij de Predikherinnen. Hieruit ontstond een nieuwe kloostergemeenschap, waarvan Amelia de priorin werd. Op 17 maart 1847 legde ze haar professie af als zuster Maria Dominica, en werd ze een regulier lid van de Derde Orde van Dominicus. Om zich verder te verdiepen in de regels van de orde van Sint-Dominicus reisde ze in 1848 naar het zusterklooster in Clifton, Engeland en in december 1850 en oktober 1851 naar het zusterklooster in Parijs. Amelia kon niet voorkomen dat de orde zich in 1854 moest onderwerpen aan het gezag van de nieuwe bisschop Malou, waardoor ze een diocesane congregatie werd van het bisdom Brugge. Desondanks bleven ze lid van de grotere familie van Dominicanessen. Het ontlopen van het bisschoppelijk gezag was een drijfveer voor Amelia. Ze droomde ervan de Engelendale zusters tot de dominicaanse tweede orde te laten toetreden. Tussen 1859 en 1862 gaf ze de functie van abdis drie jaar lang door aan Maria Colomba en werd ze onderoverste. In 1862 werd ze opnieuw abdis. Op 29 april 1867 werd een nieuw klooster in de Sint-Jorisstraat (nu Vlamingdam) in Brugge gesticht. Maria Colomba werd de lokale overste van het huis Engelendale. Bisschop Faict stelde in 1868 officieel het kloosterslot in, maar toetreden tot de tweede orde lukte niet. Desondanks bleef Amelia een enthousiaste pleitbezorger van dominicaanse vroomheid en bevorderde ze processies, mariale aanbidding en vrome evenementen zowel binnen als buiten de kloostermuren. De congregatie uitbreiden was een van Amelia's belangrijkste zorgen. Ze voerde een actieve wervingspolitiek en trok bemiddelde kandidaatzusters aan. In oktober 1874 kocht zij ook het Predikherinnenklooster Ter Banck in Heverlee en maakte er een rusthuis voor bejaarde en ziekelijke dames van. In 1880 werd ze getroffen door een beroerte. Ondanks haar slechte gezondheid begeleidde ze op 5 mei 1887 enkele zusters naar het weeshuis van Sint-Vincentius Ferrerius in Mariakerke (Oostende) om er voor de kinderen te zorgen. Zij overleed er op 22 mei 1887. Guido Gezelle schreef in 1871 het gedicht ‘Priorinne en Onderpriorinne’ voor het 25-jarig jubileum van haar intrede alsook de gedichten ‘Engelendale I en II’.
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht; correspondent
BronnenErnest Rembry, De bekende pastors van Sint-Gillis, Brugge, 1890-1896, p.616-628; Geneanet: Kristien Seunens, Dominica Van der Stichele en de dominicanessen te Brugge. In: Dominicaans Leven: (2007), p.7-14

Titel[15/08/1866 t.p.q. - 27/05/1871 t.a.q.], [Brugge], Guido Gezelle aan [Amelia Francisca Vander Stichele (= Zuster Maria Dominica) ]
EditeurRik Van Gorp
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Vander Stichele, Amelia Francisca]
Verzendingsdatum[15/08/1866 t.p.q. - 27/05/1871 t.a.q.]
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat, t.p.q. en t.a.q. gereconstrueerd op basis van de brieftekst; t.p.q.: eerste bestelling H. Olie in Eichstätt; t.a.q.: overlijden van Gezelles vader; datum van Ghysaert 25/05/1881 klopt niet; locatie origineel: brief is in KADOC (Archief Dominicanessen (OP)-Brugge (1764-2011), BE/942855/1793/602); Fotokopie aanwezig in het Guido Gezellearchief met notities: origineel aanwezig in de Congregatie van Engelendale in Brugge.
Fysieke bijzonderheden
Drager wit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
BewaarplaatsGuido Gezellearchief; KADOC
ID Gezellearchieflocatie origineel: KADOC, Archief Dominicanessen (OP)-Brugge (1764-2011), BE/942855/1793/602
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25751
Inhoud
IncipitNa ulieden, in name van myn
Samenvatting o.a. Heilige olie van Sint-Walburga
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.