Onze studentengilde van Kortrijk heeft besloten eenen vaandel aan te koopen. Wij schikken lustig feest te vieren bij de wijding maar daartoe hebben wij een lied vandoen: een lied immers kan best de jeugd opruimen, en daarbij een vaandel zonder vaandellied, ‘t waren toch halfafgedane zaken. Ik heb dus maar vrij tot u geschreven en hoopvol wil ik u een liedje vragen, wel wetende dat het voor u en-p2kel eenige stonden werk is, en daarbij dat gij de Vlaamsche jeugd niet ongenegen zijt. Onze leuze is “Met God en goedendag”.-. De Heer Vallaeys die de schets geteekend heeft, heeft rechts den Leeuw eenen palmtak geschilderd, heenkronkelende tusschen twee wapenborden (dat van Kortrijk en dat van het gesticht), en in den hoek eene sterre, zinspelende op den zegepraal van Groeninghe en op de leuze van den West-Vlaamsche bond “de toekomst hoort der jeugd”. De woorden moeten dan op deun gezet worden, ‘t lied moet geleerd worden, daarom bid ik u zoohaast mogelijk antwoord te geven.
Zijt gij zoo goed naar Advocaat Lambrecht, Wapenplaats,[2] te schrijven.