p1
Reverende Domine,
A meridie, circa horam 1m, digneris ad me accedere[1]
Vester in Christo famulo
F. Vande Putte
Pastor Decanus
28 Martii 1873
Reverendo Domino Gezelle, Vicaris Beata Maria Virgo
< | Resultaat 481 van 2328 | > |
---|
A meridie, circa horam 1m, digneris ad me accedere[1]
Reverendo Domino Gezelle, Vicaris Beata Maria Virgo
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Van De Putte, Ferdinand |
---|---|
Datums | ° Rumbeke, 18/03/1807 - ✝ Kortrijk, 08/02/1882 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; deken; historicus; filoloog |
Bio | Ferdinand Van de Putte, zoon van Joannes-Jacobus Van de Putte, handelaar, en Maria-Elisabeth Delebecque, werd bij de opstart van het Duinencollege te Brugge in 1834 studiemeester, later leraar wetenschappen en directeur (vanaf 1838). Van de Putte was medestichter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge en bestuurslid tot aan zijn dood. Hij schreef heel wat bijdragen voor de Handelingen. In 1843 werd hij pastoor van Boezinge en in 1858 pastoor-deken van Sint-Bertinus in Poperinge. In 1866 werd hij pastoor-deken van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk en in 1872 van de Sint-Martinuskerk in Kortrijk. In 1872 bemiddelde hij om Gezelle over te plaatsen van Brugge naar Kortrijk. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Relatie tot Gezelle | correspondent, lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde |
Bronnen | Geldhof, 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. 1986, p.48, 175, 317-320 |
Naam | Van De Putte, Ferdinand |
---|---|
Datums | ° Rumbeke, 18/03/1807 - ✝ Kortrijk, 08/02/1882 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; deken; historicus; filoloog |
Bio | Ferdinand Van de Putte, zoon van Joannes-Jacobus Van de Putte, handelaar, en Maria-Elisabeth Delebecque, werd bij de opstart van het Duinencollege te Brugge in 1834 studiemeester, later leraar wetenschappen en directeur (vanaf 1838). Van de Putte was medestichter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge en bestuurslid tot aan zijn dood. Hij schreef heel wat bijdragen voor de Handelingen. In 1843 werd hij pastoor van Boezinge en in 1858 pastoor-deken van Sint-Bertinus in Poperinge. In 1866 werd hij pastoor-deken van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk en in 1872 van de Sint-Martinuskerk in Kortrijk. In 1872 bemiddelde hij om Gezelle over te plaatsen van Brugge naar Kortrijk. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Relatie tot Gezelle | correspondent, lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde |
Bronnen | Geldhof, 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. 1986, p.48, 175, 317-320 |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Smith, Ernest Albin |
---|---|
Datums | ° Londen, 02/02/1844 - ✝ Brisbane, 21/12/1930 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | ambtenaar; journalist |
Verblijfplaats | Engeland; Australië |
Bio | Ernest Albin Smith werd op 2 februari 1844 geboren in Bloomsbury, Londen als zoon van Thomas George Smith (1813-1880) en Mary Harriet Robinson. Hij werd gedoopt op 29 maart 1844 in St. George, Bloomsbury. Hij trouwde met Lucy Weguelin op 7 juli 1862 in Kensington, St Mary Abbots. Het paar kreeg vijf kinderen: Spencer Francis (geboren in Londen, 1863), Cecile-Ernest (Londen, 1866), Edith (Londen, 1869), Liliane (Brugge, 1872) en Mathilde (Bath, 1873). Financieel worstelde het echtpaar, met de beperkte maar regelmatige inkomsten van de familiale toelage van Lucy en de opbrengst van het eigendom van Ernest in Londen in 1863. Op 10 juni 1864 slaagde Ernest voor het klerkexamen bij de posterijen, maar zijn zwakke gezondheid dwong hem tot ontslag na zes jaar. Het echtpaar slaagde er niet in een inkomen te verwerven dat hun hoge levensstandaard dekte. Daardoor kenden ze een zwervend bestaan, telkens schulden achterlatend. De Smiths verhuisden op 6 februari 1872 van Londen naar de Hoornstraat 9 te Brugge, waar ze in contact kwamen met Guido Gezelle. Ernest werd in Brugge ingeschreven als rentenier zonder beroep. Het gezin leefde op krediet, wat tot problemen leidde en de reputatie van Gezelle aantastte. Ondanks Gezelles vertrek uit Brugge in september 1872 bleef hij betrokken bij de familie Smith, waarbij hij hen financieel ondersteunde en bemiddelde om Ernest aan werk te helpen. Door hem kon het gezin begin januari 1873 een gemeubeld pand in de Stasegemstraat 51 te Kortrijk betrekken. Ernest verbleef toen nog in Brugge waar hij tevergeefs probeerde de zaken te regelen voor de Brugse rechtbank. Hij volgde zijn gezin naar Kortrijk, waar hij een inkomen probeerde te voorzien door Engelse les te geven en bier te importeren. In 1873 verhuisde het gezin tijdelijk naar de Gentsesteenweg 35 te Kortrijk. Ze vertrokken vermoedelijk eind september 1873 naar Bath en kort daarna naar Frankrijk. In 1874 bevonden Lucy en de kinderen zich in Duinkerke, terwijl Ernest doortrok naar Pau, waar hij hoopte te herstellen van een longziekte. Op 6 september 1874 schreef Ernest zijn laatste brief naar Gezelle waarin hij zijn vertrek naar Queensland in Australië aankondigde. In Australië werkte Ernest in de schapenteelt en richtte hij later een eigen veefokkerij op die failliet ging. In 1881 trok hij naar Brisbane waar hij secretaris van de landbouwersvereniging werd. Hij verwierf er ook bekendheid als reporter van de paardenrennen onder het pseudoniem Pegasus. Uiteindelijk werd hij vee-inspecteur. Hij bouwde ook een nieuw familiaal leven uit met Mary Eaves. Zijn eerste zoon met haar, Charles Smith, werd op 20 juli 1877 geboren in Oakey Creek in Queensland. In totaal kreeg het echtpaar vijf zonen en zes dochters. Na zijn pensioen keerde hij nog een laatste keer terug naar Engeland, vermoedelijk toen zijn oudste zoon Spencer Francis op 4 januari 1918 afstand nam van de familienaam Smith en voortaan enkel onder de familienaam Weguelin door het leven ging. Ernest overleed in Brisbane op 21 december 1930. |
Links | [dbnl] |
Relatie tot Gezelle | correspondent |
Bronnen | Depuydt, Els. Guido Gezelle en Lady Smith: nieuwe vondsten en feiten. In: Biekorf: 119 (2019) 4, p. 385-403; B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III |
Naam | Van De Putte, Ferdinand |
---|---|
Datums | ° Rumbeke, 18/03/1807 - ✝ Kortrijk, 08/02/1882 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; deken; historicus; filoloog |
Bio | Ferdinand Van de Putte, zoon van Joannes-Jacobus Van de Putte, handelaar, en Maria-Elisabeth Delebecque, werd bij de opstart van het Duinencollege te Brugge in 1834 studiemeester, later leraar wetenschappen en directeur (vanaf 1838). Van de Putte was medestichter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge en bestuurslid tot aan zijn dood. Hij schreef heel wat bijdragen voor de Handelingen. In 1843 werd hij pastoor van Boezinge en in 1858 pastoor-deken van Sint-Bertinus in Poperinge. In 1866 werd hij pastoor-deken van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk en in 1872 van de Sint-Martinuskerk in Kortrijk. In 1872 bemiddelde hij om Gezelle over te plaatsen van Brugge naar Kortrijk. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Relatie tot Gezelle | correspondent, lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde |
Bronnen | Geldhof, 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. 1986, p.48, 175, 317-320 |