Gij zoudt geerne weten, dit jaar, bl. 201[2] wanneer Triniteitdag voor Avent valt.
Hij komt den eersten Zondag voor den Advent, zooals blijkt uit den Apostelijken brief van Alexander II, die tot de pauselijke weerdigheid verheven wierd in 't jaar 1061. Er staat aldaar:
“Festivitas Sanctissimae Trinitatis secundum consuetudines diversarum regionum a quibusdam consuevit in octavis pentecostes, ab aliis in Dominica prima ante Adventum Domini celebrari.” Decretale Alex. II., Citatio Ben., XIV, in festis.
“De feestdag der alderheiligste Drievuldigheid is gewoon van gevierd te worden volgens de gewoonten der verschillende streken, door eenige op de octave van Cinxen, door anderen den eersten Zondag voor 's Heeren advent.”
Hieruit volgt ook, gelijk gij kunt bemerken, dat er in den beginne geen bepaalde feestdag door de heilige Kerke vastgesteld was om dit aanbiddelijk mysterie te vereeren.
De reden daarvan was dat de Kerke alle dage, ja alle ure van den dag dit verheven mysterie in de Missen en kerkgetijden, in de wijdingen, zegeningen en andere goddelijke diensten gedurig eert en aanroept, dat elke Zondag des jaars ter vereering van dit hoogweerdig mysterie bestemd is, en daarbij dat het voornaamste voorwerp van allen eerdienst de heilige Drievuldigheid is. De eerdienst immers, dien wij de Heiligen aandoen, komt uit op Christus onzen Heere, wiens lidmaten de Heiligen zijn, er als wij Jesu Christo eere bewijzen, die de Zoon Gods is en één in Wezen met den Vader en den heiligen Geest, ziet men gemakkelijk dat de heilige Drievuldigheid het bijzonderste voorwerp en einde van alle Godsdienstoefeninge is.
Nogtans van overouds hadden sommige kerken eenen zekeren dag verkozen om het mysterie der alderheiligste Drievuldigheid te vereeren: dit gebruik ging tot andere kerken over, en daar het door de heilige Kerke noch tegengesproken noch afgekeurd en wierd, begon het allengskens wijds en zijde te verspreiden; Abt Rupert, die in het begin van de twaalfste eeuwe leefde, schrijft dat ten zijnen tijde die feestdag begon algemeen gevierd te worden, en Durand, die leefde op 't ende van de dertienste eeuwe, getuigt dat hij op vele plaatsen aangenomen, was.
Eindelijk besloot Paus Johannes XXII, die ‘t jaar 1334 overleed, de eerste van al, dat de feestdag van de heilige Drievuldigheid “op den eersten Zondag na Cinxen door geheel de heilige Kerke zou gevierd worden,” en dat, “om nog meerdere eere aan de heilige Drievuldigheid te bewijzen, en opdat er uitdrukkelijke geheugenis van dit mysterie zoowel in het eigen officie zoude zijn als in de sermoenen.