<Resultaat 317 van 2074

>

p1
Aan Mr. Guido Gezelle

Mynheer en goede Vriend,

1. Op Septuagesima[1] hebt gy de verleden jaren maar weinig gegeven[2] Ziet of het gedacht dat ik daar in eene noot uitdrukke goed is, misschien zou het u kunnen dienen om verder erop te schryven wegens dien zondag.

2. Op het veertigtal hebt gy reeds iets schoons gegeven. Ik heb getracht ter gelegenheid van Septuag. (7X10) iets op de 7, Heilig getal te schryven.

Getal dat een van de wonderlykste is, volgens my. Ik zou wel willen dat gy dat stukje zoudet geven; is er te verbeteren aan, of iets merkweerdigs dat gy weet er by te voegen, doet het, allerbest. Op ‘t laatste ziet gy een kort uittreksel van den Boek der Veropenbaring van S. Jan[3] Sedert over jaar heb ik eene latynsche “Analysis Apocalypsis S. Jo.” aan de goedkeuring van Mgr overgegeven, ontleding welke Mr. Vansteenkiste reeds sedert wat tyd onderzoekt. Tot nu toe heb ik gene analyse van dien boek in dien zin gezien. ‘T is te zien hoe Mgr Beelen in zyne noten nevens zyne vertalinge van den apoc. zal te werk gegaan zyn. Nu alligt moet die vertaling uitkomen. Zendt hem, wilt gy, den numero waar ‘t zevental in komt.p2Zoudt gy niet alligt den tafel van ‘t verleden jaar kunnen zenden.

Zaligen Nieuwjaar

Tuus in Christo
H.A. DB.
p3

Dominica in Septuagesima, zondag op den 70n dag. Vandage begint de reke zondagen die wijzen naar den grooten Hoogdag van Paschen.

Gelykerwys de zondag in Quadragesima, de zondag op den 40n dag vasten Christi herinnert, tyd van boete en versterving ons ter vereering en ter navolging door onze moeder de H Kerk vorengesteld als heilzame en genadevolle voorbereiding tot den grooten feestdag der glor. verrys., zoo zinspeelt, volgens my, de zondag in septuagesima, de zondag op den 70n dag voor Paschen op den propheet Daniels 70 jaarweken na dewelke Israel verlost zou zyn.

Ziet Daniel hoofdst. 10 .(hier verkort ten deele)

…. Ik verstond, zij Daniel, uit de H boeken, den zin der 70 jaren van Jerusalems verwoesting, aan Jeremias veropenbaard en myne blikken ten hemel verheffende, met het boetekleed omgord, met asche bestrooid, vastende en biddende riep ik tot God: Heere, Groote en vreeslyke God, die uw verbond en uwe bermhertighd bewaart voor die u beminnen en uwe geboden onderhouden, aanhoor myne smeekende stem:

…. Wy hebben gezondigd en ongeregtigheid bedreven, wy zyn afgedwaald van uwe geboden. Wy hebben niet gehoorzaam geweest aan uwe dienaren, de profeten, die ons spraken in uwen naam... Aan U, ô Heer de regtveerdigheid, voor ons niet anders dan schaamte en schande. Aan U, ô Heer, de bermhertighd en de genade der verzoening jegens ons, die uwe stem versmaad hebben en uwe regtveerdige straffen ondervonden... ô Heer, die uw volk uit Egypte met de kracht van uwen arm groothartiglyk uitgeleid hebt, volgens uwe grootep4bermhertighd Keer toch uwe gramschap en uwe woede van uwe stad Jerusalem en van uwen H. Berg.

Aanhoor het smeekend gebed van uwen dienaar: Wend uw aanschyn op uw verlaten Heiligdom, sla uwe oogen op ons en de stad over welke uw naam werd aanroepen. Onze gebeden storten my voor uw aanschyn, niet roemende op onze verdiensten en gerechtigheden, maar steunende en betrouwende op de grootheid uwer bermhertigheden.

Terwyl ik myne zonden en die van myn volk Israel beleed en myne smeekingen stortte voor Jerusalem en den H Berg... sprak Gabriel my aan... Daniel v.23-27...

Gelyk Daniel door zyne boetveerdigheid, zyn vasten en bidden, het geluk verwierf van uit mond der Engel Gabriels zelve den gewenschten tyd te mogen kennen op welken den beloofden Messias Israel verlossen zou, te weten, na het verloop van 70 jaarweken of 70 x 7 = 490 jaren zoo ook moeten wy, volgens den wensch en begeerte van onze moeder de H Kerk, door vurige gebeden en boetveerdige werken haken en verlangen naar den allerzaligsten dag der glorieuze verryssenis des verlossers waarop Christus, overwinnaar der dood en der machten der hel, de boeijen verbrak die ons gekluisterd hielden in satans slaverny en terzelvertyd verlossing, vryheid en vrede de menschen schonk.

Vandage reeds toont de H Kerk ons die boetveerdighd aan. Alle teekenen van vreugd stelt zy ter zyde: Hare witte autaarkleederen, haren blyden Alleluja, haren vrolyken: Te Deum Zy neemt het droef violet aan, den treurigen Laus tibi Dome Hare getyden, hare Epistels en Evangs wekken op tot arbeid boete.

Beginnen sommige kloosters vandage hunnen vasten niet?

…..

H A DB.

Noten

[1] de eerste zondag van de Paaskring, 70 dagen vóór Pasen
[2] in Rond den Heerd
[3] Het boek Openbaring van Johannes wordt ook wel Apocalips genoemd. In een apocalips onthult God d.m.v. visioenen geheimen aan de mensen.

Register

Correspondenten

NaamDe Badts, Hendrik Augustijn
Datums° Poperinge, 10/12/1837 - ✝ Dudzele, 19/11/1898
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; auteur; vertaler
BioDe Badts werd geboren te Poperinge op 10/12/1837 als zoon van Pieter De Badts en Euphemia Lazoore. Hij studeerde aan het grootseminarie te Brugge, waar hij op 19/12/1863 tot priester is gewijd. Eerst kreeg hij een opdracht als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, van januari tot augustus 1864. Op 19/08/1864 werd hij benoemd tot onderpastoor in Voormezele bij Ieper. Na 18 maanden aldaar, werd hij op 17 maart 1866 benoemd tot onderpastoor in de Sint-Eutropiusparochie te Heule. Na zeven jaar volgde op 12 juli 1873 zijn benoeming tot onderpastoor van de Sint-Amandus- en Sint-Blasiusparochie te Waregem. Hij verbleef daar tot 29/10/1877. Toen werd hij naar Brugge geroepen als onderpastoor voor de O.-L.-Vrouwekerk en bleef dat tot 6 juni 1883. Diezelfde dag werd hij aangesteld tot pastoor van de Sint-Audomarusparochie in Bissegem, waar hij die functie uitoefende tot 7 mei 1885. Ten slotte werd hij pastoor van de parochie Sint-Pieters-in-de-banden te Dudzele: van 7 mei 1885 tot aan zijn dood op 19 november 1898. Hij had goede contacten met Guido Gezelle, was correspondent voor diens ’t Jaer 30 en schreef bijdragen voor Rond den Heerd. Hij schreef een Latijns werk en publiceerde Leven van den heiligen Job, voorbeeld van allergrootste verduldigheid en bijzonderen patroon tegen allerhande gezwellen en zweeren, Kortrijk, 1872.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; 't Jaer 30
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDe Badts, Hendrik Augustijn
Datums° Poperinge, 10/12/1837 - ✝ Dudzele, 19/11/1898
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; auteur; vertaler
BioDe Badts werd geboren te Poperinge op 10/12/1837 als zoon van Pieter De Badts en Euphemia Lazoore. Hij studeerde aan het grootseminarie te Brugge, waar hij op 19/12/1863 tot priester is gewijd. Eerst kreeg hij een opdracht als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, van januari tot augustus 1864. Op 19/08/1864 werd hij benoemd tot onderpastoor in Voormezele bij Ieper. Na 18 maanden aldaar, werd hij op 17 maart 1866 benoemd tot onderpastoor in de Sint-Eutropiusparochie te Heule. Na zeven jaar volgde op 12 juli 1873 zijn benoeming tot onderpastoor van de Sint-Amandus- en Sint-Blasiusparochie te Waregem. Hij verbleef daar tot 29/10/1877. Toen werd hij naar Brugge geroepen als onderpastoor voor de O.-L.-Vrouwekerk en bleef dat tot 6 juni 1883. Diezelfde dag werd hij aangesteld tot pastoor van de Sint-Audomarusparochie in Bissegem, waar hij die functie uitoefende tot 7 mei 1885. Ten slotte werd hij pastoor van de parochie Sint-Pieters-in-de-banden te Dudzele: van 7 mei 1885 tot aan zijn dood op 19 november 1898. Hij had goede contacten met Guido Gezelle, was correspondent voor diens ’t Jaer 30 en schreef bijdragen voor Rond den Heerd. Hij schreef een Latijns werk en publiceerde Leven van den heiligen Job, voorbeeld van allergrootste verduldigheid en bijzonderen patroon tegen allerhande gezwellen en zweeren, Kortrijk, 1872.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; 't Jaer 30

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHeule
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamBeelen, Joannes Theodorus
Datums° Amsterdam, 12/01/1807 - ✝ Leuven, 31/03/1884
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; decaan; secretaris; auteur
VerblijfplaatsNederland
BioJoannes Beelen was afkomstig uit Nederland. Hij behaalde zijn doctoraat in de theologie te Leuven in 1835. Hij was godgeleerde en hoogleraar aan de Katholieke Universiteit te Leuven en woonde van bij zijn aanstelling in 1836 tot aan zijn dood in het Heilig-Geestcollege in de Naamsestraat te Leuven. Hij was ook verscheidene jaren decaan en secretaris van de faculteit Godgeleerdheid en werkend lid van de Rectorale Raad. Hij behaalde verscheidene titels w.o. die van huisprelaat en erekamerheer van de Paus en erekanunnik van de kathedraal van Luik. Van 1859 tot aan zijn dood was hij ook raadgever van de Congregatie van de Index. Hij was de auteur van verschillende theologische werken.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamDe Badts, Hendrik Augustijn
Datums° Poperinge, 10/12/1837 - ✝ Dudzele, 19/11/1898
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; auteur; vertaler
BioDe Badts werd geboren te Poperinge op 10/12/1837 als zoon van Pieter De Badts en Euphemia Lazoore. Hij studeerde aan het grootseminarie te Brugge, waar hij op 19/12/1863 tot priester is gewijd. Eerst kreeg hij een opdracht als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, van januari tot augustus 1864. Op 19/08/1864 werd hij benoemd tot onderpastoor in Voormezele bij Ieper. Na 18 maanden aldaar, werd hij op 17 maart 1866 benoemd tot onderpastoor in de Sint-Eutropiusparochie te Heule. Na zeven jaar volgde op 12 juli 1873 zijn benoeming tot onderpastoor van de Sint-Amandus- en Sint-Blasiusparochie te Waregem. Hij verbleef daar tot 29/10/1877. Toen werd hij naar Brugge geroepen als onderpastoor voor de O.-L.-Vrouwekerk en bleef dat tot 6 juni 1883. Diezelfde dag werd hij aangesteld tot pastoor van de Sint-Audomarusparochie in Bissegem, waar hij die functie uitoefende tot 7 mei 1885. Ten slotte werd hij pastoor van de parochie Sint-Pieters-in-de-banden te Dudzele: van 7 mei 1885 tot aan zijn dood op 19 november 1898. Hij had goede contacten met Guido Gezelle, was correspondent voor diens ’t Jaer 30 en schreef bijdragen voor Rond den Heerd. Hij schreef een Latijns werk en publiceerde Leven van den heiligen Job, voorbeeld van allergrootste verduldigheid en bijzonderen patroon tegen allerhande gezwellen en zweeren, Kortrijk, 1872.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; 't Jaer 30
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Steenkiste, Joannes Aloysius
Datums° Rumbeke, 20/08/1830 - ✝ Brugge, 31/10/1913
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; pastoor-deken; professor
VerblijfplaatsRome (Italië)
BioJoannes Van Steenkiste, zoon van Petrus, weefkammaker, en Cecilia Verhelst, werd tot priester gewijd op 02/06/1855 te Brugge. Hij studeerde theologie aan de universiteit van Leuven (afgestudeerd in 1859). Hij vertrok op 04/08/1860 naar Rome, waar hij aalmoezenier werd bij de pauselijke zoeaven. Hij was achtereenvolgens onderpastoor op St.-Vedastus, Menen (10/10/1860), St.-Salvator, Brugge (29/08/1861) en leraar Heilige Schrift aan het grootseminarie te Brugge (22/09/1862). Hij werd erekanunnik van de kathedraal te Brugge (31/08/1872) en pastoor van O.-L.-Vrouw en deken van Brugge-Zuid (24/02/1882). Ten slotte werd hij deken-emeritus (21/0/.1908).
Links[odis]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Naam - plaats

NaamHeule
GemeenteKortrijk
NaamJeruzalem

Titel19/01/1869, Heule, Hendrik Augustijn De Badts aan Guido Gezelle
EditeurJan Geens
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDe Badts, Hendrik Augustijn
OntvangerGezelle, Guido
Verzendingsdatum19/01/1869
VerzendingsplaatsHeule (Kortrijk)
AnnotatieLocatie origineel: brief is aanwezig in Erfgoedbibliotheek Westflandrica (Kortrijk) 12AB42 /1 + 10; Afbeelding: Trezoor, Westflandrica (Kortrijk)
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel [?]; bijlage: enkele vel [?], afmetingen [?]
wit [?]
papiersoort: 2 zijden beschreven [?]; bijlage 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsKortrijk
BewaarplaatsErfgoedbibliotheek Westflandrica (Kortrijk)
ID GezellearchiefErfgoedbibliotheek Westflandrica (Kortrijk) 12AB42 / 1 + 10
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25955
Inhoud
Incipit1. Op Septuagesima hebt gy de verleden jaren maar
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.