Mijnheer,[1]
Het komt mij slechts nu te binnen dat ik u beloofd hadde Lokmans fabels te zenden: vergeef mij, bid ik u, dezen manque d'attention! men vindt menschen die den boom volgens de schorse oordeelen, die nooit verder gaan dan les convenances en bij wien de goê wille voor weinig of niets telt; maer nu ’t is elk zijne goeste en die aen de Seine woont kan de Schelde niet rieken! -
Mijnheer, ‘k zende u hier de min of meer regte nabotsingen (sic) van een schrift. De bisschop van Damas heeft die reken op iemands kerkeboek geschreven; mij dunkt het is araebsch, maar vele letters en kan ik niet uitmaken. ‘s bisschops name is Macarius Aska, ik schrijve ‘et volgens hoorenzegs. ‘t Bôtje wacht. Vergeef in dezen brief al hetgeen u niet aanstaet
Uw trouwe scholier
Karel