<Resultaat 138 van 2349

>

p1+
Hooggeachte Heer![2]

Proficiat! — Welk een aerdig begin, zult gij zeggen, voor iemand die beter zou aenvangen met hem te verschoonen over schuldige nalatigheid en stilzwijgendheid? ‘T is waer ik bekenne het: maer verschooningen doe ik zoo noode, misschien uit eigenliefde, maer nog meer uit reden dat, al zwijge de mond, het hert nog altijd klappende[3] is voor grondregels en neigingen die het leven van mijn leven zijn en blijven zullen!

Proficiat, mijnheer Gezelle! Hoe schoon staet toch uw Viervlaghe[4] niet in heur blinkend middeleeuwsch kleed omzet met dat eenig versiersel van eigen dichtergeest. (v. s. pl.)[5]

dat schoon vertoog[6]
dat hangende was in de lucht omhoog
En als een kroone speelde
om end omme van Maerlants beelde.

“Est-ce beau! Est-ce beau” riep Brizeux uit, toen men hem, den goeden dichter, eene Jieste[7]vertelde die ouden bretonschen roem[8] getuigde. Hebt ge nog Brizeux gelezen? Kent gij den dichter, wiens gedachten in deze zijne verzen kunnen begrepen worden:

Oh! ne quittez jamais, c’est moi qui vous le dis,[9]
Ie devant de la porte où l’on jouait jadis.
Croyez qu’il sera doux de voir un jour peut-être
vos fils étudier sous (un) bon vieux maître, ? le même bon...
à l’Eglise chanter.... sur Ie même banc
et jouer à la porte où I’on jouait enfant.

Vaderlandsliefde en geloof waren de twee stempels waermede hij zijne zuivere gedichten in engelenzangen herschiep. Ah! Mijnheer Gezelle, spreek mij van Brizeux niet, of beter, ik zelf zal er van zwijgen. Hoe menigmael nogthands heeft hij in mij die éénstarigheid[10] van gedachten niet bijgebragt, die eilaes zoo dikwijls de eerste stap der uitzinnige hooveerdij door eenigen genaemd wordt.p2Ik heb, over mijn boekje, eenen brief van den dichter(?) Blieck ontvangen waerin hij mij zegt dat uit elke bladzijde eenen weligen[11] dichtergeest hem (in zijnen neuze) tegenwaeide maer (il y a un mais qui vient tout gâter, zegt Reinaert vandage)[12] dat hij tot eene strengere dichter (=rijm)school behoort en.... maer wij gaen er van zwijgen, niet waer. Mijnheer?

Ik zou zoo veel klappen en zoo weinig zeggen dat ik ten langsten laetste nog het doelwit van mijnen brief zou vergeten: vandage heb ik eenen zeer aenmoedigenden brief van Zijne Hoogweerdigheid van Brugge ontvangen:[13] zou ik u mogen vragen, Mijnheer, van hem mijne innige erkentenis te laten weten?

Zaterdag ga ik naer huis[14] en hope van u wel te gaen zien binst[15] de vacantie.[16]

Uw oud-leerling
Karel.

Mijne eerbiedige groetenissen aen Mr Algar en duizend dingen en nog aen Tjeppen en iedereen.

Hoe vindt ge: O Miréio ma tant amado / metté la testo al fenestroum etc.[17] un peu flasque,[18] hein? Mais une belle langue.

Ce Miréio est encore un de ces fils engendrés par ce mouvement linguistique[19] qui porte pour devise: chaque langue a ses droigts,[20] sa gloire et son génie![21]

Noten

[1] Passiezondag is de tweede zondag voor Pasen. Aangezien Pasen in 1861 op 31 maart viel, is de brief gedateerd op 17 maart 1861.
[2] De locatie van het origineel is onbekend. De brief is enkel in dit afschrift van F. Baur beschikbaar. (Ook in: Caesar Gezelle, Voor onze misprezen moedertaal. Castricum: Dante Alighieri, 1923, p.83-84)
[3] Sprekende.
[4] Viervlaghe = noorderlicht (Schuermans, Algemeen Vlaamsch idioticon). In maart 1861 was het noorderlicht zichtbaar tot in Vlaanderen. Vanuit Brugge was het te zien in de richting van Damme, waar in september 1860 het standbeeld van Van Maerlant was onthuld (J. Boets et al, Guido Gezelle: volledig dichtwerk. 1999, Kapellen: Pelckmans, p.384). Het gedicht ’Die viervlaghe‘ verscheen in: Reinaert de vos: 2 (17 Meert 1861) 11, p.2 en in andere tijdschriften.
[5] Baur gebruikt rechte haakjes.
[6] Fragment (verzen 37-40) uit Die Viervlaghe (het 30ste gedicht van Liederen, Eerdichten et Reliqua, in: J. Boets et al, Guido Gezelle: volledig dichtwerk. 1999, Kapellen: Pelckmans, p.383).
[7] Jeeste, geeste of yeeste: Middelnederlandse benaming voor teksten, zowel in rijm als in proza, waarin waargebeurde feiten (Lat. (res) gesta, Fr. chanson de geste) worden beschreven (encyclo.nl).

Caesar Gezelle schrijft “feeste” (Voor onze misprezen moedertaal. Castricum: Dante Alighieri, 1923, p.83).

[8] Tijdens de romantiek beklemtoonden de Bretoenen hun eigenheid t.o.v. de Franse cultuur o.a. door erop te wijzen dat Bretagne ook zijn chansons de geste had (epos met het vertelpatroon van een Arturroman).
[9] Fragment van het gedicht Le Pays uit de roman in versvorm Marie, verschenen in 1831.
[10] Doelgerichtheid.
[11] Caesar Gezelle schrijft “neveligen” (Voor onze misprezen moedertaal. Castricum: Dante Alighieri, 1923, p.83).
[12] Karel De Gheldere verwijst naar uitdrukking gebruikt in: Reinaert de Vos: 2 (17 Meert 1861) 12, p.4: “Mais, mon cher monsieur de Viche de Vache, il y a un mais qui vient tout gâter.”
[13] Op 16/03/1861 schreef Jean-Baptiste (Joannes) Malou, de bisschop van Brugge, aan Karel De Gheldere: ”Het afdruksel van de beginselen uwer dichtkundige proeven, het welk Ul. my laetst gezonden hebt, heb ik met veel voldoendinge doorloopen, aen elke bladzijde bemerkende de gevoelens van christelyk geloof, en ware godvrugtigheid, de welke gy in het klein Seminarie van Rousselaere, tydens uwe opvoeding, geput hebt.”
[14] Torhout.
[15] Tijdens.
[16] Rond Pasen 31 maart 1861.
[17] Verwijst naar het Provençaalse lied Magali, opgenomen in de appendix van Miréio. De aanspreking is er ook ”O Magali” i.p.v. ”O Miréio”.
[18] Een beetje slapjes, weinig expressief.
[19] Verwijst naar de Félibrige, een emancipatiebeweging opgericht op 21 mei 1854 o.m. door de dichter Frédéric Mistral, om de Provençaalse cultuur en literatuur te doen heropleven en te bevorderen.
[20] Caesar Gezelle schrijft “ses droits” (Voor onze misprezen moedertaal. Castricum: Dante Alighieri, 1923, p.84).
[21] Bijna 30 jaar later verwijst Guido Gezelle naar dit gedicht in het artikel Per nosto lengo mespresado. In: Biekorf: 1 (1890) 1, p.5-9.

Register

Correspondenten

NaamDe Gheldere, Karel
Datums° Torhout, 18/08/1839 - ✝ Koekelare, 17/07/1913
GeslachtMannelijk
Beroeparts; dichter
BioKarel De Gheldere was een oud-leerling van Gezelle te Roeselare (poësis 1858-1859). Gezelle schreef een aantal gedichten voor hem waaronder 'Tranen' en ‘Zoo welkom als de bie’ (1859). Na zijn retorica (1859-augustus 1860) volgde De Gheldere een korte periode filosofie aan het kleinseminarie in het schooljaar 1860-1861 met het oog op het priesterschap. Hij verzaakte evenwel aan een priesterroeping en studeerde vanaf januari 1861 geneeskunde te Leuven, waar hij in 1865 met onderscheiding afstudeerde. Hij vestigde zich als arts in Koekelare. Hij was een levenslange vriend van Gezelle, die een aantal van zijn gedichten aan hem heeft opgedragen. Zelf publiceerde hij de dichtbundels Jongelingsgedichten (1861), Landliederen (1883) en Rozeliederen (1893). In de Landliederen komt een wisselgedicht met Gezelle op de nachtegaal voor. Hij was corresponderend (1889) en werkend lid (1892) van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; zanter (WDT); lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; gedichten
BronnenH. Verriest, Twintig Vlaamsche koppen. Leuven, 19234, p.30-49; R. Seys, De dichter van de rozen. Koekelare. 1958 R. Seys, Dr. Karel de Gheldere. Wat land- en rozeliederen. In: VWS-Cahiers: 2 (1967) 8.
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDe Gheldere, Karel
Datums° Torhout, 18/08/1839 - ✝ Koekelare, 17/07/1913
GeslachtMannelijk
Beroeparts; dichter
BioKarel De Gheldere was een oud-leerling van Gezelle te Roeselare (poësis 1858-1859). Gezelle schreef een aantal gedichten voor hem waaronder 'Tranen' en ‘Zoo welkom als de bie’ (1859). Na zijn retorica (1859-augustus 1860) volgde De Gheldere een korte periode filosofie aan het kleinseminarie in het schooljaar 1860-1861 met het oog op het priesterschap. Hij verzaakte evenwel aan een priesterroeping en studeerde vanaf januari 1861 geneeskunde te Leuven, waar hij in 1865 met onderscheiding afstudeerde. Hij vestigde zich als arts in Koekelare. Hij was een levenslange vriend van Gezelle, die een aantal van zijn gedichten aan hem heeft opgedragen. Zelf publiceerde hij de dichtbundels Jongelingsgedichten (1861), Landliederen (1883) en Rozeliederen (1893). In de Landliederen komt een wisselgedicht met Gezelle op de nachtegaal voor. Hij was corresponderend (1889) en werkend lid (1892) van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; zanter (WDT); lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; gedichten
BronnenH. Verriest, Twintig Vlaamsche koppen. Leuven, 19234, p.30-49; R. Seys, De dichter van de rozen. Koekelare. 1958 R. Seys, Dr. Karel de Gheldere. Wat land- en rozeliederen. In: VWS-Cahiers: 2 (1967) 8.

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLeuven
GemeenteLeuven

Naam - persoon

NaamAlgar, Joseph Cox
Datums° Hume-Bristol, 12/12/1819 - ✝ Roeselare, 21/12/1881
GeslachtMannelijk
Beroepleraar
VerblijfplaatsEngeland
BioJoseph Algar was de zoon van een vooraanstaande dominee. Hij studeerde theologie aan het Magdalen College te Oxford en behaalde er de graad van Master of Arts. Om gezondheidsredenen moest hij zijn studies staken en werd hij een rondtrekkende privé-leraar. Hij gaf les aan de zonen van de anglicaanse aartsbisschop van Dublin en aan de kinderen van de Engelse ambassadeur in Stockholm. Onder invloed van diens vrouw dacht hij aan bekering tot het katholicisme. Terug in Engeland zocht hij John Henry Newman (1801-1890) op, zelf een bekeerling en toekomstig kardinaal. Die stuurde hem naar Faict, anglofiel en professor aan het grootseminarie te Brugge (1847-'48). Nadat Faict superior was geworden te Roeselare (1849), kwam Algar ook naar het kleinseminarie (april 1850) om er leraar Engels te worden (1851). In 1854 werd hij professor voor de afdeling van de Engelsen. Algar werd er de goede vriend van Gezelle, wie hij raad gaf voor alles wat de Engelse letterkunde betrof. Samen gingen ze te Brugge het Engels College leiden (oktober 1860 - maart 1861). Na de mislukking van dat experiment keerde Algar naar Roeselare terug waar hij tot aan zijn dood verantwoordelijk was voor de Engelse afdeling. Gezelle droeg hem postuum zijn vertaling van Longfellows Song of Hiawatha (1886) op.
Relatie tot Gezellecorrespondent; collega
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Gheldere, Karel
Datums° Torhout, 18/08/1839 - ✝ Koekelare, 17/07/1913
GeslachtMannelijk
Beroeparts; dichter
BioKarel De Gheldere was een oud-leerling van Gezelle te Roeselare (poësis 1858-1859). Gezelle schreef een aantal gedichten voor hem waaronder 'Tranen' en ‘Zoo welkom als de bie’ (1859). Na zijn retorica (1859-augustus 1860) volgde De Gheldere een korte periode filosofie aan het kleinseminarie in het schooljaar 1860-1861 met het oog op het priesterschap. Hij verzaakte evenwel aan een priesterroeping en studeerde vanaf januari 1861 geneeskunde te Leuven, waar hij in 1865 met onderscheiding afstudeerde. Hij vestigde zich als arts in Koekelare. Hij was een levenslange vriend van Gezelle, die een aantal van zijn gedichten aan hem heeft opgedragen. Zelf publiceerde hij de dichtbundels Jongelingsgedichten (1861), Landliederen (1883) en Rozeliederen (1893). In de Landliederen komt een wisselgedicht met Gezelle op de nachtegaal voor. Hij was corresponderend (1889) en werkend lid (1892) van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; zanter (WDT); lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; gedichten
BronnenH. Verriest, Twintig Vlaamsche koppen. Leuven, 19234, p.30-49; R. Seys, De dichter van de rozen. Koekelare. 1958 R. Seys, Dr. Karel de Gheldere. Wat land- en rozeliederen. In: VWS-Cahiers: 2 (1967) 8.
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGezelle, Jozef Aloysius Hyacinthus
Datums° Brugge, 12/02/1840 - ✝ Stene, 18/06/1903
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; kloosterdirecteur; onderpastoor; pastoor
BioJozef, de jongste broer van Guido Gezelle, studeerde aanvankelijk te Brugge en later te Roeselare en te Turnhout. In Leuven volgde hij een opleiding aan het Amerikaans Seminarie. Net zoals zijn broer wilde Jozef immers naar Engeland trekken om er het katholieke geloof te verkondigen. In 1863 reisden de broers tevergeefs naar Engeland om daar een geschikt seminarie te vinden. In 1863-1864 was Jozef ingeschreven in het Engels Seminarie te Brugge. Op 22 december 1866 werd hij tot priester gewijd en na een kort intermezzo als onderpastoor in Passendale werd hij in augustus 1867 directeur van Saint-George’s Retreat, een klooster en een instelling voor geesteszieken in Burgess Hill te Southwark. Faict riep hem echter eind december terug. Hij werd vervolgens onderpastoor in Lendelede (1868-1878), Klerken (1878-1887) en Zillebeke (1887-1898). Mede dankzij zijn broer kon hij ten slotte pastoor worden in Stene bij Oostende (hij werd er op 21 september 1898 benoemd), waar hij uiteindelijk overleed op 18 juni 1903.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); familie: broer van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamMalou, Joannes Baptista
Datums° leper, 30/06/1809 - ✝ Brugge, 23/03/1864
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; hoogleraar; bibliothecaris; ere-kanunnik; bisschop
BioJean-Baptiste (Joannes) Malou was de zoon van Joannes-Baptista Malou, handelaar, en Maria-Theresia-Xaveria Van den Peereboom. Hij werd tot priester gewijd te Rome op 02/11/1834. Op 06/05/1835 werd hij doctor in de theologie en in oktober 1837 hoogleraar dogmatische godgeleerdheid te Leuven. Vanaf 1838 was hij ook bibliothecaris van de universiteit. Op 09/09/1840 werd hij erekanunnik van de kathedraal te Brugge. Op 11/12/1848 werd hij tot bisschop van Brugge benoemd, hoewel er enig verzet was wegens zijn ultramontanisme. Op 01/10/1849 werd hij tot bisschop van Brugge gewijd. Hij bleef dit tot aan zijn dood. In 1854 wijdde hij Gezelle tot priester. Hij benoemde Gezelle tot leraar te Roeselare en riep hem naar Brugge om het Engels college te leiden en daarna te doceren aan het Engels Seminarie.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
Naam(van) Maerlant, Jacob; Vader Maerlant
Datums° Brugse Vrije, ca. 1230-1235 - ✝ Damme, ca. 1288-1300
GeslachtMannelijk
Beroepdichter
BioJacob van Maerlant was een Vlaams dichter uit de 13de eeuw en een van de belangrijkste Middelnederlandse auteurs; vandaar zijn erenaam ‘vader der Dietsche dichteren algader’. Hij werd geboren in het Brugse Vrije rond 1230-1235 en genoot zijn opleiding waarschijnlijk aan de kapittelschool van St.-Donaas in Brugge of in de cisterciënzerkloosters van Ter Doest en Ter Duinen. Ca. 1260 werd hij koster in Maerlant op Voorne (Zeeland). Hij overleed in Damme ca. 1288-1300. Zijn belangrijkste werken zijn, naast de Strofische Gedichten, adaptaties uit historiserende en encyclopedische werken uit het Frans en het Latijn, o.m. Alexanders Geesten (ca. 1260), Der Naturen Bloeme (ca. 1270), Rijmbijbel (1271) en Spiegel Historiael (1285-1288).
Links[wikipedia], [dbnl]
BronnenTer Laan, MEW
NaamBlieck, Frans Jozef
Datums° Wervik, 24/12/1805 - ✝ Wervik, 28/04/1880
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; notaris; dichter
BioFrans Jozef Blieck van opleiding notaris, een ambt dat hij vanaf 1842 te Izegem uitoefende. Hij is vooral bekend als schrijver van gelegenheids- en wedstrijdpoëzie in de rederijkerstraditie, die hij verzamelde in drie bundels Mengelpoëzy (1839, 1850 en 1863). Hij werkte ook mee aan Gentse literaire tijdschriften als Nederduitsche Letteroefeningen of Kunst- en Letterblad.
Links[wikipedia], [dbnl]
Bronnen https://nevb.be/wiki/Blieck,_Frans_J.
NaamMistral, Frédéric
Datums° Maillane, 8/09/1830 - ✝ Maillane, 25/03/1914
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; lexicograaf
VerblijfplaatsFrankrijk
BioFrédéric Mistral was schrijver, dichter en lexicograaf. In 1904 won hij de Nobelprijs literatuur. Hij was medeoprichter van Le Félibrige, een vereniging van dichters en schrijvers ter bevordering van de Provençaalse taal (langue d'oc). Het genootschap bouwde een netwerk uit met andere schrijvers die zich inzetten voor regionaal gesproken talen. Gezelle opende het eerste nummer van Biekorf met een vers uit Mistrals gedicht Mireio. Hij voelde zich verbonden omwille van de taalstrijd en vertaalde ook twee strofen uit "Mirèio" van Mistral.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Comité flamand de France
BronnenReizen in den geest. De boekenwereld van Guido Gezelle. / door E. Depuydt; A. De Vos; W. Muylaert.. (teksten); L. Vandamme (samenst.). - Brugge : Openbare bibliotheek "Biekorf", 1999, p.167-170
NaamBrizeux, Julien Pélage Auguste
Datums° Lorient, 12/09/1803 - ✝ Montpellier, 03/05/1858
GeslachtMannelijk
Beroepdichter
VerblijfplaatsFrankrijk
Bio(Julien Pélage) Auguste Brizeux verloor op jonge leeftijd zijn ouders en zwierf rond voor hij in Parijs rechten ging studeren. Zijn eerste verhaal in dichtvorm "Marie" (zijn eerste grote liefde) verscheen in 1831. Na een Italiëreis vertaalde hij de "Divina comedia" en publiceerde daarna het gedicht "Les Bretons". In Parijs verkeerde hij in een groep Bretoense studenten die Bretagne, zijn taal, literatuur en zijn geschiedenis verheerlijkten. Ze vestigden er de aandacht op, dat het Bretoens verwant is met het Keltisch, veel meer dan met het Frans.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamLeuven
GemeenteLeuven

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelDie viervlaghe
PublicatieLiederen, Eerdichten et Reliqua (Verzameld dichtwerk, deel II), p. 340

Titel - ander werk

TitelReinaert de Vos : een zondagblad voor verstandige lieden (periodiek)
Datum1860-1868
PlaatsAntwerpen
UitgeverVleeschouwer
Links[odis]
TitelJongelingsgedichten
AuteurDe Gheldere, Karel
Datum1861
PlaatsLeuven
UitgeverFonteyn
TitelMirèio
AuteurMistral, F.
Datum1859
PlaatsAvignon
UitgeverJ. Roumanille

Titel17/03/1861, Leuven, [Karel De Gheldere] aan [Guido Gezelle]
EditeurStefaan Maes
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[De Gheldere, Karel]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum17/03/1861
VerzendingsplaatsLeuven (Leuven)
AnnotatieLocatie origineel onbekend: brief is enkel in gepubliceerde versie beschikbaar (fragmenten) en in afschrift van F. Baur; briefversie van datering: Passiezondag van 't zelfde jaar 1861 (tweede zondag voor Pasen (31 maart) = 17/03/1861)
Gepubliceerd inCaesar Gezelle. - in : Voor onze misprezen moedertaal. - Castricum : Dante Alighieri, 1923, p.83-84
Fysieke bijzonderheden
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden kopie van F. Baur
papier origineel volgens F. Baur: Papier Postal 4 Grammes
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID GezellearchiefAanw. 533, map 11,10
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25980
Inhoud
IncipitProficiat! - Welk een aardig begin, zult gij zeggen
Samenvatting Blieck; Mistral; regionalisme; Brizeux
Tekstsoortbrief
TalenNederlands; Frans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.