Hebbe u heden met mijnen schoonbroeder[3] laten geworden 2 Leenaards De Bo[4] om te proeven en er kennis meê te maken. Binst dat de toog[5] te Thielt open was, lagen deze peren in den grooten Nederlandschen fruittoog[6] te Antwerpen bestempeld en vereerd met den naam van onzen betreurden en braven De Bo. Dit jaar zijn ze kleine gebleven en ten andere de boom staat in een ongunstige plaats zoo dat de vrucht niet is wat zij wezen kan. Maar ten andere De Bo was ook niet overtollig groot van gestalte en nog minder in zijn‘ wapens. De peer is, evenals De Bo, zonder blaai[7] en nederig en zedig in 't zicht, maar onder haar kleurloos fijn peeltje zit er geurig vleesch en rijk in sappen, al binnen best, een zinnebeeld voor mij van 't edelmoedig vriendelijk herte en den rijk begaafden geest van dien wij gemissen. Wij kunnen alledage naar Poperinghe niet gaan om het grafteeken (te wege) van onzen vriend te bezien en hem te gedinken, dewijl onze vergetelijke natuur alzoo bestaat, dat, met der tijd, slechts aanzien gedenken doet; maar wij kunnen hem, toch velen, een gedenkteeken in onzen hof oprechten, met eenen boom te planten te zijner eere en met zijnen naam; en dat zal hem plezier doen daarboven, aan hem die hier op de wereld Gods bloemen en boomen zoo bewonderd en bemind heeft.
Wij zijn al gevieren ingeschreven aan fr. 10.00.[8] Ik zal wel tot aan de halve dozijne geraken.