Ik ben gister, ter gelegenheid van 't jaargetijde, te Brugge geweest en hebbe Gailliard gesproken. Hij is het geheel en gansch eens met u dat West-Vlaanderen moet beter vertegenwoordigd geraken in de Ac(ademie)[2] en dat die zaak onmogelijk is indien het princiep aanveerd blijft van een afgestorvenen te vervangen door een derzelfde provincie. Zoodanig dat d’Ac(ademie) voor Westvlamingen noodzakelijk gesloten blijft tot na de zalige dood van een uws getween.[3] Hij zal het voorstel dat gij zult doen krachtig bijtreden en zegt dat gij zoudt moeten eene nota maken, waarin gij de verhouding der leden van de Acad(emie) volgens Provincien zoudt aanduiden, waaruit zou blijken dat West-Vl(aanderen) eene der 4 groote Vl(aamsche) Provincien maar komt in de verhouding van 2 op 25, dat is 8 ten honderd.
Een persoonlijk argument dat gij ook zoudt kunnen doen gelden is dat ik op de lijst stond der benoemingen door den Koning te doen, wat verscheidene leden der Acad(emie) weten, en dat ik heb moeten plaatsmaken door omstandigheden van niet letterkundigen aard. Ik mag in dien zin bijna aanschouwd worden als ‘t oudste briefwisselend lid. [4]
Gailliard zegt dat Frans De Potter geheel van ‘t gedacht is dat er te weinig Westvl(aamsche) leden zijn.
Joseph De Cock zal vandaag De Pauw over de zaak spreken.[5] Gailliard zegt dat ik zou moeten naar Snieders schrijven en naar Frans De Potter en gij naar Daems en dat zonder tijd te verliezen want de rapste wezels zuipen etc.[6] Ik zou misschien ook wel doen van naar K. Stallaert te schrijven. In allen gevalle ik zal wachten tot ik een woord antwoord ontvangen heb van uwen ’t wege (sic). Metp2de beloften die Willems u in den tijd gedaan heeft, zoudt gij hem ook zeer voordeelig eenen brief kunnen op zijn herte stuiken.