<Resultaat 1177 van 2328

>

p1
Achtbare heer & vriend,

Descant is ook Engelsch.

De beste Engelsche Etymologus Dr Skeat, Etymological Didtionary London 1882, zegt: “Descant, a part song, a disquisition. … as children make descant upon playne song.” (gelijk kinderend descant maken op plaine-chant). Van des =dis à part en song = zang. zie Burguy, die cant canter geeft = chant, chanter.

Bij ons, bij ’t volk, hoort men b.v.: “zij en doen niet anders as strijen en discanten”

Mag ik u ten dringendste verzoeken eenen naam, dien van J. B. Baron Betune op uwen stemlijst[1] te zetten? De jonge en kundige werker zou u en mij, in onze zaken somtijds van groot nut kunnen zijn en hij is de zake zeer genegen. Geheel zijn maag-[2] en bloedverwantschap zal, worde hij gekozen, om zijnen wil, de vlaamsche zaak genegen zijn.

Ben in afwachting dat ik uw voorwoord[3] gekregen hebbe ulieden zeer toegenegen
Guido Gezelle

Noten

[1] Gezelle zinspeelt hier wel op de verkiezing van tien briefwisselende leden in de vergadering van 16 november 1887. Zijn kandidaat was echter niet onder de gegadigden. (VMKVA 1887, p. 211).
[2] Het maagschap is het verwantschap. Gezelle gebruikt het woord ‘maag’ en ‘maagschap’ vaak in zijn overdichting van The Song of Hiawatha.
[3] Voorwoord op de Stallaerts uitgave ’Die Sevenste Bliscap van Maria: Mysteriespel der XVe eeuw’. Stallaert zou het voorwoord naar Gezelle sturen voor feedback. Zie brief van K. Stallaert aan G. Gezelle van 29/09/1887.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamStallaert, Karel
Datums° Merchtem, 23/09/1820 - ✝ Schaarbeek, 24/11/1893
GeslachtMannelijk
Beroepambtenaar; archivaris; leraar; auteur
BioKarel Stallaert erfde van zijn grootvader, dichter Jan Frans Stallaert, zijn gevoel voor taal. Zijn moeder, Hendrika Janssens, leerde hem Nederlands en Frans lezen. In 1828 werd hij naar een kostschool in Turnhout gestuurd. Daarna studeerde hij aan het Klein Seminarie in Mechelen en aan de Faculteit Wijsbegeerte en Letteren van de universiteit in Leuven, waar hij lid werd van ‘Met Tijd en Vlijt’. Om financiële en familiale redenen moest hij die studies opgeven en werd hij een tijdje beambte in het Ministerie van Financiën te Brussel. Door bemiddeling van H. Delecourt werd Stallaert er in 1850 archivaris van de burgerlijke godshuizen, waar hij een aantal Nederlandstalige oorkonden ontdekte. Vanaf 1854 was hij leraar Nederlands aan het Koninklijk Atheneum en later ook aan de Militaire School. Vanaf 1857 was hij lid van de Maatschappij te Leiden en twee jaar later werd hij ook lid van het Comité flamand de France. In de Spellingcommissie stond hij de eenheid met het Noorden voor, maar verscheidenheid in de woordenschat. In 1886 verscheen de eerste aflevering van zijn glossarium van verouderde rechtstermen, kunstwoorden en oudere uitdrukkingen uit Vlaamse, Brabantse en Limburgse oorkonden (1886-93). In dat jaar werd Stallaert ook op 15 december verkozen tot lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://nevb.be/wiki/Stallaert,_Karel_F.

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamStallaert, Karel
Datums° Merchtem, 23/09/1820 - ✝ Schaarbeek, 24/11/1893
GeslachtMannelijk
Beroepambtenaar; archivaris; leraar; auteur
BioKarel Stallaert erfde van zijn grootvader, dichter Jan Frans Stallaert, zijn gevoel voor taal. Zijn moeder, Hendrika Janssens, leerde hem Nederlands en Frans lezen. In 1828 werd hij naar een kostschool in Turnhout gestuurd. Daarna studeerde hij aan het Klein Seminarie in Mechelen en aan de Faculteit Wijsbegeerte en Letteren van de universiteit in Leuven, waar hij lid werd van ‘Met Tijd en Vlijt’. Om financiële en familiale redenen moest hij die studies opgeven en werd hij een tijdje beambte in het Ministerie van Financiën te Brussel. Door bemiddeling van H. Delecourt werd Stallaert er in 1850 archivaris van de burgerlijke godshuizen, waar hij een aantal Nederlandstalige oorkonden ontdekte. Vanaf 1854 was hij leraar Nederlands aan het Koninklijk Atheneum en later ook aan de Militaire School. Vanaf 1857 was hij lid van de Maatschappij te Leiden en twee jaar later werd hij ook lid van het Comité flamand de France. In de Spellingcommissie stond hij de eenheid met het Noorden voor, maar verscheidenheid in de woordenschat. In 1886 verscheen de eerste aflevering van zijn glossarium van verouderde rechtstermen, kunstwoorden en oudere uitdrukkingen uit Vlaamse, Brabantse en Limburgse oorkonden (1886-93). In dat jaar werd Stallaert ook op 15 december verkozen tot lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://nevb.be/wiki/Stallaert,_Karel_F.

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Titel - ander werk

TitelA concise etymological dictionary of the English language
AuteurSkeat, Walter W.
Datum1882
PlaatsLondon
UitgeverClarendon Press [Oxford University Press]
TitelGrammaire de la langue d'oïl, ou Grammaire des dialectes français aux XII. et XIII. siècles
AuteurBurguy, Georges Frédéric
Datum1856
PlaatsBerlin
UitgeverSchneider

Titel[21/10/1887], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [Karel Stallaert]
EditeurKarel Platteau
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Stallaert, Karel]
Verzendingsdatum[21/10/1887]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatum gereconstrueerd op basis van de notitie; adressant gereconstrueerd op basis van de inhoud; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens; locatie origineel: brief is aanwezig in de bibliotheek van de Koninklijke Academie voor Taal en Letterkunde, KANTL Brieven aan Stallaert.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel [?], [?]
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen Op zijde 1 bovenaan: Guido Gezelle Ontv. 26 Oct. 87./21 (potlood, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsGent
Bewaarplaatsbibliotheek van de Koninklijke Academie voor Taal en Letterkunde
ID GezellearchiefKANTL Brieven aan Stallaert
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26011
Inhoud
IncipitDescant is ook Engelsch.
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.