<Resultaat 1651 van 2328

>

p1
Mijn Weledele Heer
Jonkher N. de Pauw
in de lange Violettenstr.
te Gent
 
Achtbare Heer & vriend,

Eerst eenen zaligen Paaschdag!

Het blad tot Oxford, in the Bodleian Library, in folio CLXXXiiii, in 2 col. van 33 reken ieder; hoogte 28 centimeters breede 22.[2]

Het blad ligt bewaard in eenen scrap-book, album zou men hier zeggen, dien de oudheidskundige Douce (1757-1834) aan the Bodleian overgemaakt heeft. Hetgene Douce in dien scrap-book vergaderd en bewaard had was door hem gehaald uit handschriften en oude boeken, die hij had doen herbinden. Hij en liet geen geschrifte na, meldende uit welke handschriften of boeken hij de verschillige scraps gehaald had. Het pergament te Oxford is bruin, alsof het tegen bruin leder hadde gelijmd geweest. Ik vermoedep3dat Douce het blad van S. Werner[3] uit eenen boek gehaald heeft die te Audenaerde, in de vermaarde boekbinderij (zie Belg. Mus.)[4] gebonden was, met leder al buiten, en bladen uit den Codex Enamensis al binnen.

Bijkans al de omstandigheden die op de twee folios S. Werner vermeld en bedicht staan zijn de Bollandisten onbekend. Andere bronnen van S. Agatha's legende[5] of S. Werners[6] en wete ik geene als die in de Bollandisten[7] staan.

Ik zal Deo Volente[8] zoo haast als ik kan naar Audenaarde rijen en daar zelf eene rubbing of wrijfprente zien te maken van een der spatiën; ik bezit hetgene daartoe nodig is.

Ben uedele zeer toegenegen
Guido Gezelle

Noten

16 toegevoegd in potlood. Het antwoord van De Pauw was op 11 april 1893.
[1] Avond voor Pasen. In 1893 valt Pasen op zondag 2 april.
[2] Vandaag zijn de fragmenten waarover sprake in de correspondentie N. De Pauw met Gezelle bekend als de “Enaamse codex” of "Oudenaards Rijmboek" en onderdeel van de Vlaamse Topstukkenlijst. Ze worden bewaard in het stadsarchief van Oudenaarde. Het oorspronkelijk handschrift werd later losgemaakt en de bladen werden hergebruikt om boeken in te binden. De huidige codex bestaat dus uit gerecupereerde bladen. Eén blad uit het leven van Sint-Werner van het Oudenaardse handschrift is terechtgekomen in een handschrift van de Bodleian Library te Oxford.
[3] “Sinte Waerneer”, d.i. Sint Werner (overleden in 1287), is een berijmd heiligenleven van Martijn van Torhout, ontstaan omstreeks 1300, dat berust op het middeleeuws geloof dat de Joden jaarlijks een christenkind offeren. Het is de legende van een jongen van 13 jaar, tot wiens eer in 1428 een kerkje gebouwd werd te Bacharach aan de Rijn. Er zijn maar 236 verzen van over, uitgegeven door N. De Pauw in zijn ”Middelnederlandsche Gedichten”.
[4] D.J. Van der Meersch, Verslag wegens een Rymboek van Martyn van Thorout, uit de XIIIe eeuw. In: Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands: 3 (1839), p.198-218.
[5] Jan Bolland, Godfried Henschen, ”Acta Sanctorum. Februarius, Tomus I”. Antwerpen, Jacob van Meurs, 1658 (p. 595-656: De S. Agatha Virg. Mart. Cataneae in Sicilia, 5 februari).

De heilige Agatha, vermeld in de canon van het “Missale Romanum”, was een martelares uit Catania op Sicilië van wellicht halfweg de 3e eeuw. Op grond van haar legendarische martelaarsakten genoot ze sinds de 5e eeuw een grote verering. Haar sluier zou na haar dood Catania tegen de gloeiende lavamassa's van de Etna beschermd hebben. Zo werd ze in de middeleeuwen vaak aangeroepen als patrones tegen brand.

[6] Godfried Henschen, Daniël van Papenbroeck, Acta Sanctorum. Aprilis, Tomus II. Antwerpen, Michiel Cnobbaert, 1675 (p. 697-740: De S. Wernhero puero, 19 april).
[7] De bollandisten zijn de jezuïeten die sinds de 17e eeuw een nog altijd werkzaam instituut leiden voor het wetenschappelijk bestuderen en beschrijven van de heiligenlevens. De basis werd gelegd toen Jan Bolland (Joannes Bollandus, 1596-1665) het werk van zijn ordegenoot Heribert Rosweyde (1569-1629) op een meer systematische wijze verderzette met medewerkers als Godfried Henchen of Henskens (Godefridus Henschenius, 1601-1681) en Daniël van Papenbroeck (1628-1714). Hun publicaties zijn de ”Acta sanctorum“ - als eerste de twee volumes over de maand januari te Antwerpen bij Jan de Meurs in 1643 - en de ”Acta bollandiana".
[8] Vertaling (Latijn): Als God het wil, als alles verloopt zoals gepland.

Register

Correspondenten

NaamDe Pauw, Napoleon
Datums° Gent, 26/09/1835 - ✝ Gent, 08/04/1922
GeslachtMannelijk
Beroepmagistraat; uitgever; hoogleraar; schepen; auteur
BioNapoleon De Pauw ging naar het atheneum te Gent waar hij samen in de klas zat met Julius Vuylsteke, Tony Bergmann, Emile Moyson en Prosper Claeys. Hij had er o.a. J.F.J. Heremans als leraar. Hij studeerde rechten aan de Gentse universiteit, waar hij ook medestichter was van de vrijzinnige studentenvereniging Het Taalminnend Studentengenootschap 't Zal Wel Gaan. In 1860 promoveerde hij tot doctor in de rechten. Hij liep stage bij H. Metdepenningen en werd advocaat-generaal (1893) en procureur-generaal (1902). In 1907 ging hij op emeritaat. Net zoals zijn vader was hij liberaal en orangist. Hij was lid van tal van literaire genootschappen: De Taal is gansch het Volk, het Willemsfonds, de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen. Hij was in 1886 medestichter van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en was er tweemaal bestuurder. Hij schreef literaire, historische en literair-historische werken zoals Tijdvak van Jacob van Artevelde (3 dln. 1872-1885) en Bijdragen tot de Geschiedenis der Middelnederlandsche letterkunde in Vlaanderen (1879). Hij was een ook uitgever Middelnederlandse teksten. De Pauw behoorde tot een oud Gents patriciërsgeslacht en enkele maanden voor zijn dood werd hij door de koning tot de adelstand verheven en verkreeg hij de titel van baron.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://ojs.ugent.be/GT/article/view/5472/5390
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDe Pauw, Napoleon
Datums° Gent, 26/09/1835 - ✝ Gent, 08/04/1922
GeslachtMannelijk
Beroepmagistraat; uitgever; hoogleraar; schepen; auteur
BioNapoleon De Pauw ging naar het atheneum te Gent waar hij samen in de klas zat met Julius Vuylsteke, Tony Bergmann, Emile Moyson en Prosper Claeys. Hij had er o.a. J.F.J. Heremans als leraar. Hij studeerde rechten aan de Gentse universiteit, waar hij ook medestichter was van de vrijzinnige studentenvereniging Het Taalminnend Studentengenootschap 't Zal Wel Gaan. In 1860 promoveerde hij tot doctor in de rechten. Hij liep stage bij H. Metdepenningen en werd advocaat-generaal (1893) en procureur-generaal (1902). In 1907 ging hij op emeritaat. Net zoals zijn vader was hij liberaal en orangist. Hij was lid van tal van literaire genootschappen: De Taal is gansch het Volk, het Willemsfonds, de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen. Hij was in 1886 medestichter van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en was er tweemaal bestuurder. Hij schreef literaire, historische en literair-historische werken zoals Tijdvak van Jacob van Artevelde (3 dln. 1872-1885) en Bijdragen tot de Geschiedenis der Middelnederlandsche letterkunde in Vlaanderen (1879). Hij was een ook uitgever Middelnederlandse teksten. De Pauw behoorde tot een oud Gents patriciërsgeslacht en enkele maanden voor zijn dood werd hij door de koning tot de adelstand verheven en verkreeg hij de titel van baron.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://ojs.ugent.be/GT/article/view/5472/5390

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamDe Pauw, Napoleon
Datums° Gent, 26/09/1835 - ✝ Gent, 08/04/1922
GeslachtMannelijk
Beroepmagistraat; uitgever; hoogleraar; schepen; auteur
BioNapoleon De Pauw ging naar het atheneum te Gent waar hij samen in de klas zat met Julius Vuylsteke, Tony Bergmann, Emile Moyson en Prosper Claeys. Hij had er o.a. J.F.J. Heremans als leraar. Hij studeerde rechten aan de Gentse universiteit, waar hij ook medestichter was van de vrijzinnige studentenvereniging Het Taalminnend Studentengenootschap 't Zal Wel Gaan. In 1860 promoveerde hij tot doctor in de rechten. Hij liep stage bij H. Metdepenningen en werd advocaat-generaal (1893) en procureur-generaal (1902). In 1907 ging hij op emeritaat. Net zoals zijn vader was hij liberaal en orangist. Hij was lid van tal van literaire genootschappen: De Taal is gansch het Volk, het Willemsfonds, de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen. Hij was in 1886 medestichter van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en was er tweemaal bestuurder. Hij schreef literaire, historische en literair-historische werken zoals Tijdvak van Jacob van Artevelde (3 dln. 1872-1885) en Bijdragen tot de Geschiedenis der Middelnederlandsche letterkunde in Vlaanderen (1879). Hij was een ook uitgever Middelnederlandse teksten. De Pauw behoorde tot een oud Gents patriciërsgeslacht en enkele maanden voor zijn dood werd hij door de koning tot de adelstand verheven en verkreeg hij de titel van baron.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://ojs.ugent.be/GT/article/view/5472/5390
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamDouce, Francis
Datums° Londen, 1757 - ✝ Londen, 30/03/1834
GeslachtMannelijk
Beroepoudheidkundige; museumconservator
VerblijfplaatsEngeland
BioFrancis Douce genoot een opleiding als advocaat maar ging zich al snel aan de oudheidkunde wijden. In 1779 werd hij een prominent lid van de Society of Antiquaries. Van 1807 tot 1811 was hij verantwoordelijk voor het handschriftendepartement van het British Museum, maar hij werd gedwongen af te treden vanwege een ruzie met een van de beheerders. In 1807 publiceerde hij “Illustrations of Shakespeare and Ancient Manners”, een werk dat niet altijd even gunstig werd ontvangen. Dit maakte hem onwillig om nog te publiceren. Hij schreef wel een groot aantal artikels in de “Archaeologia en “The Gentleman’s Magazine”. In 1833 publiceerde hij zijn proefschrift “Dissertation on the various Designs of the Dance of Death”. In 1823 ontving hij een grote som geld uit de nalatenschap van de beeldhouwer Joseph Nollekens, waarmee waardevolle oude drukken en manuscripten kocht. In zijn testament liet hij zijn gedrukte boeken, verluchte manuscripten en munten na aan de Bodleian Library, Oxford. Zijn eigen manuscripten schonk hij aan het British Museum, met aanwijzingen dat de kist niet voor 1 januari 1900 mocht geopend worden. Zijn schilderijen, houtsnijwerk en diverse oudheden gingen naar Sir Samuel Meyrick.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamGent
GemeenteGent
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamOudenaarde
GemeenteOudenaarde
NaamOxford

Naam - instituut/vereniging

NaamBodleian Library
BeschrijvingDe Bodleian Library is de belangrijkste wetenschappelijke bibliotheek van de universiteit van Oxford en één van de oudste Europese bibliotheken. Ze is genoemd naar de oud-student, hoogleraar en diplomaat Thomas Bodley (1545-1613) die dankzij zijn vermogen de in verval geraakte oude universiteitsbibliotheek in 1602 een nieuwe start bezorgde.
Datering14de eeuw-heden
Links[wikipedia]

Titel - ander werk

TitelBelgisch museum voor Nederduitsche tael- en letterkunde en geschiedenis der vaderlands ...
AuteurWillems, J.F.
Datum1837-1846
PlaatsGent
UitgeverGyselinck
TitelSinte Waerneer [handschrift]
AuteurMartijn van Thorout
Datumca 1300
TitelActa Sanctorum quoquot toto orbe coluntur, vel à Catholicis scriptoribus celebrantur, quae ex latinis & graecis, aliarumque gentium antiquis monumentis
AuteurBollandus, Joannes; Henschen,Godefroid
Datum1643
PlaatsAntuerpiae
Uitgeverapud Ioannem Mevrsium
TitelOudenaards Rijmboek of de Oudenaarde Enaamse Codex [handschrift]
Auteuro.a. Martijn van Torout

Titel01/04/1893, Kortrijk, Guido Gezelle aan Napoleon De Pauw
EditeurPaul Thoen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
OntvangerDe Pauw, Napoleon
Verzendingsdatum01/04/1893
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieBriefversie van datering: Paaschavond 1893; originele brief is aanwezig in het Archief Gent PA_NPD_1982 Briefwisseling (1882-93) tussen Guido Gezelle en Napoleon De Pauw; Abeelding: Archief Gent.
Gepubliceerd inPaul De Keyser, De legende van S. Werner De uitgave van 'Van Sente Waerneer' in het licht van de briefwisseling Nap. De Pauw-Guido Gezelle. - In: Verslagen en mededelingen vande Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. - (1963), p.238-239
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel [?] vel, ?
wit, vierkant geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden briefomslag bewaard, met adres, postzegels, afgestempeld
Toevoegingen op zijde 1 bovenaan: Antw. 11/16 april '93 NPD (inkt, hand N. De Pauw)
Bewaargegevens
BewaarplaatsArchief Gent
ID GezellearchiefArchief Gent, PA_NPD_1982
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26300
Inhoud
IncipitEerst eenen zaligen Paaschdag
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.