<Resultaat 294 van 2328

>

p1
Mon cher Vicaire,

Un petit article du Jaer 30 de Samedi passé huit jours, touchant une Beguine[1] a causé quelque émotion. Ne parlez plus de cela à l’avenir.

Tout à Vous
A Wemaer Vicaire Général

Noten

[1] ‘t Nieuws van de weke. In: ‘t Jaer 30: 3 (19/05/1866), p.4: “'t Is te Brugge een beggine en ze draegt al twaelf jaer den doek tegen beur herte. Dat het Bara wiste! Dat is een' dingen van die kloosters!”

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWemaer, Antoon-Jan-Philip
Datums° Brugge, 02/01/1812 - ✝ Brugge, 17/12/1875
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; rector; ere-kanunnik; vicaris-generaal
VerblijfplaatsRome (Italië)
BioAntoon Wemaer werd geboren te Brugge op 23 januari 1812 als zoon van Antonius Wemaer en Maria Heene. Na zijn lagere school te Brugge volgde hij les bij de Minderbroeders te Tielt. Toen ook dat college sloot in 1825, keerde hij naar het stedelijk atheneum van Brugge terug, om ten slotte zijn middelbaar onderwijs af te ronden aan het kleinseminarie te Roeselare. Op 19 december 1835 werd hij tot priester gewijd door bisschop Boussen. Hij was toen anderhalve maand aan de slag als surveillant aan het kleinseminarie te Roeselare. In 1840 werd hij professor kerkelijke geschiedenis en liturgie aan het Brugse Grootseminarie, in 1843 inspecteur van de scholen van het district Brugge. Wemaer was amper 38 jaar oud, toen hij op 14 oktober 1850 directeur werd van het Grootseminarie te Brugge, waar hij seminarist Gezelle als biechtvader begeleidde. In 1854 werd hij erekanunnik en in 1866 cantor van de Brugse kathedraal. Hij speelde ook een belangrijke rol in het comité van de pauselijke werken en de fondsenwerving via de Sint-Pieterspenning. Zo bouwde hij contacten op in hogere katholieke kringen. Zijn engagement voor de pauselijke werken werd in 1866 beloond met de eretitel huisprelaat van paus Pius IX. In 1870 werd hij apostolisch protonotaris, een van de hoogste erefuncties die een priester kon krijgen. Vanuit zijn positie aan het Grootseminarie overzag hij de recrutering, vorming en inzet van nieuwe priesters, met wie hij ook later hartelijke contacten onderhield. Hij gaf Gezelle advies bij het omgaan met leerlingen in Roeselare en betrok hem bij de Noordpoolmissie. Hij bemiddelde ook tussen Gezelle, zijn ouders en het bisdom in verband met Gezelles missiedroom. Vanaf 1864 stond hij de nieuwe bisschop Faict bij als vicaris-generaal. Als vicaris-generaal zette hij zich in voor het onderwijs, het pers- en publicatiebeleid, voor neogotische kunstenaars en voor de ontwikkeling van religieuze praktijken en kringen. Gezellebiograaf Walgrave typeerde hem als volgt: “Voor kunstenaars, schrijvers, studenten was hij een Maecenas; groote sommen besteedde hij jaarlijks aan de verspreiding van het onderwijs in alle vormen: scholen, boekerijen, dag- en weekbladen. Er was niemand, zelfs de grootste pastoorsvreter van Brugge niet, die dezen minzamen prelaat hadde durven aanranden. Zijne liefdadigheid had hem voor allen geheiligd.” Hij stuurde Gezelle achter de schermen bij de redactie van 't Jaer 30 en begeleidde hem als redacteur van Rond den Heerd en de Spoker’s Almanak. In 1869 werd hij benoemd tot aartspriester. Hij spande zich in voor de verering van Onze Lieve Vrouw van Assebroek en Sint-Arnoldus van Tiegem. Hij was de drijvende kracht achter de Jubilea van Godelieve van Gistel en Sint-Walburga (Brugge en Veurne), waaraan Gezelle meewerkte. Wemaer zou in functie blijven tot zijn vroege dood op 17 december 1875 in zijn woning op de Dijver C 12 te Brugge, de oude proosdij van de O.L.Vrouwekerk.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/

Briefschrijver

NaamWemaer, Antoon-Jan-Philip
Datums° Brugge, 02/01/1812 - ✝ Brugge, 17/12/1875
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; rector; ere-kanunnik; vicaris-generaal
VerblijfplaatsRome (Italië)
BioAntoon Wemaer werd geboren te Brugge op 23 januari 1812 als zoon van Antonius Wemaer en Maria Heene. Na zijn lagere school te Brugge volgde hij les bij de Minderbroeders te Tielt. Toen ook dat college sloot in 1825, keerde hij naar het stedelijk atheneum van Brugge terug, om ten slotte zijn middelbaar onderwijs af te ronden aan het kleinseminarie te Roeselare. Op 19 december 1835 werd hij tot priester gewijd door bisschop Boussen. Hij was toen anderhalve maand aan de slag als surveillant aan het kleinseminarie te Roeselare. In 1840 werd hij professor kerkelijke geschiedenis en liturgie aan het Brugse Grootseminarie, in 1843 inspecteur van de scholen van het district Brugge. Wemaer was amper 38 jaar oud, toen hij op 14 oktober 1850 directeur werd van het Grootseminarie te Brugge, waar hij seminarist Gezelle als biechtvader begeleidde. In 1854 werd hij erekanunnik en in 1866 cantor van de Brugse kathedraal. Hij speelde ook een belangrijke rol in het comité van de pauselijke werken en de fondsenwerving via de Sint-Pieterspenning. Zo bouwde hij contacten op in hogere katholieke kringen. Zijn engagement voor de pauselijke werken werd in 1866 beloond met de eretitel huisprelaat van paus Pius IX. In 1870 werd hij apostolisch protonotaris, een van de hoogste erefuncties die een priester kon krijgen. Vanuit zijn positie aan het Grootseminarie overzag hij de recrutering, vorming en inzet van nieuwe priesters, met wie hij ook later hartelijke contacten onderhield. Hij gaf Gezelle advies bij het omgaan met leerlingen in Roeselare en betrok hem bij de Noordpoolmissie. Hij bemiddelde ook tussen Gezelle, zijn ouders en het bisdom in verband met Gezelles missiedroom. Vanaf 1864 stond hij de nieuwe bisschop Faict bij als vicaris-generaal. Als vicaris-generaal zette hij zich in voor het onderwijs, het pers- en publicatiebeleid, voor neogotische kunstenaars en voor de ontwikkeling van religieuze praktijken en kringen. Gezellebiograaf Walgrave typeerde hem als volgt: “Voor kunstenaars, schrijvers, studenten was hij een Maecenas; groote sommen besteedde hij jaarlijks aan de verspreiding van het onderwijs in alle vormen: scholen, boekerijen, dag- en weekbladen. Er was niemand, zelfs de grootste pastoorsvreter van Brugge niet, die dezen minzamen prelaat hadde durven aanranden. Zijne liefdadigheid had hem voor allen geheiligd.” Hij stuurde Gezelle achter de schermen bij de redactie van 't Jaer 30 en begeleidde hem als redacteur van Rond den Heerd en de Spoker’s Almanak. In 1869 werd hij benoemd tot aartspriester. Hij spande zich in voor de verering van Onze Lieve Vrouw van Assebroek en Sint-Arnoldus van Tiegem. Hij was de drijvende kracht achter de Jubilea van Godelieve van Gistel en Sint-Walburga (Brugge en Veurne), waaraan Gezelle meewerkte. Wemaer zou in functie blijven tot zijn vroege dood op 17 december 1875 in zijn woning op de Dijver C 12 te Brugge, de oude proosdij van de O.L.Vrouwekerk.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamWemaer, Antoon-Jan-Philip
Datums° Brugge, 02/01/1812 - ✝ Brugge, 17/12/1875
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; rector; ere-kanunnik; vicaris-generaal
VerblijfplaatsRome (Italië)
BioAntoon Wemaer werd geboren te Brugge op 23 januari 1812 als zoon van Antonius Wemaer en Maria Heene. Na zijn lagere school te Brugge volgde hij les bij de Minderbroeders te Tielt. Toen ook dat college sloot in 1825, keerde hij naar het stedelijk atheneum van Brugge terug, om ten slotte zijn middelbaar onderwijs af te ronden aan het kleinseminarie te Roeselare. Op 19 december 1835 werd hij tot priester gewijd door bisschop Boussen. Hij was toen anderhalve maand aan de slag als surveillant aan het kleinseminarie te Roeselare. In 1840 werd hij professor kerkelijke geschiedenis en liturgie aan het Brugse Grootseminarie, in 1843 inspecteur van de scholen van het district Brugge. Wemaer was amper 38 jaar oud, toen hij op 14 oktober 1850 directeur werd van het Grootseminarie te Brugge, waar hij seminarist Gezelle als biechtvader begeleidde. In 1854 werd hij erekanunnik en in 1866 cantor van de Brugse kathedraal. Hij speelde ook een belangrijke rol in het comité van de pauselijke werken en de fondsenwerving via de Sint-Pieterspenning. Zo bouwde hij contacten op in hogere katholieke kringen. Zijn engagement voor de pauselijke werken werd in 1866 beloond met de eretitel huisprelaat van paus Pius IX. In 1870 werd hij apostolisch protonotaris, een van de hoogste erefuncties die een priester kon krijgen. Vanuit zijn positie aan het Grootseminarie overzag hij de recrutering, vorming en inzet van nieuwe priesters, met wie hij ook later hartelijke contacten onderhield. Hij gaf Gezelle advies bij het omgaan met leerlingen in Roeselare en betrok hem bij de Noordpoolmissie. Hij bemiddelde ook tussen Gezelle, zijn ouders en het bisdom in verband met Gezelles missiedroom. Vanaf 1864 stond hij de nieuwe bisschop Faict bij als vicaris-generaal. Als vicaris-generaal zette hij zich in voor het onderwijs, het pers- en publicatiebeleid, voor neogotische kunstenaars en voor de ontwikkeling van religieuze praktijken en kringen. Gezellebiograaf Walgrave typeerde hem als volgt: “Voor kunstenaars, schrijvers, studenten was hij een Maecenas; groote sommen besteedde hij jaarlijks aan de verspreiding van het onderwijs in alle vormen: scholen, boekerijen, dag- en weekbladen. Er was niemand, zelfs de grootste pastoorsvreter van Brugge niet, die dezen minzamen prelaat hadde durven aanranden. Zijne liefdadigheid had hem voor allen geheiligd.” Hij stuurde Gezelle achter de schermen bij de redactie van 't Jaer 30 en begeleidde hem als redacteur van Rond den Heerd en de Spoker’s Almanak. In 1869 werd hij benoemd tot aartspriester. Hij spande zich in voor de verering van Onze Lieve Vrouw van Assebroek en Sint-Arnoldus van Tiegem. Hij was de drijvende kracht achter de Jubilea van Godelieve van Gistel en Sint-Walburga (Brugge en Veurne), waaraan Gezelle meewerkte. Wemaer zou in functie blijven tot zijn vroege dood op 17 december 1875 in zijn woning op de Dijver C 12 te Brugge, de oude proosdij van de O.L.Vrouwekerk.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Titel - werk van Guido Gezelle

Titelt Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden.
Links[gezelle.be]

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Wemaer, Antoon-Jan-Philip

Correspondenten

Gezelle, Guido
Wemaer, Antoon-Jan-Philip

Naam - persoon

Wemaer, Antoon-Jan-Philip

Naam - plaats

Brugge

Plaats van verzending

Brugge

Titel - werk van Guido Gezelle

t Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden.

Titel01/06/1866, Brugge, Antoon-Jan-Philip Wemaer aan [Guido Gezelle]
EditeurEls Depuydt
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWemaer, Antoon-Jan-Philip
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum01/06/1866
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, ?
wit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID GezellearchiefAanw. 558
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26368
Geschiedenis 27/04/2021, Rijksarchief Kortrijk: Teruggave Antoon Viaene
Inhoud
IncipitUn petit article du Jaer 30 de
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.