Ik zie daar al twee, drie keeren onder de vragen van het bijblad het woord gestek komen, met de vrage wat is gestek inhebben enz.
En wel ik hebbe dat dikwijls gehoord te Gulleghem en ik geloove zelfs dat ik het u reeds gegeven hebbe. Het is alle slag van gemaakte, verfijnde, verfranschte manieren en manierkes inhebben, die bezonderlijk uitkomen in het ontmoeten, weggaan, enz. van zulk eene die veel gestek inheeft. Gelijk in uw aangehaald voorbeeld het ook is, wordt het bijna altijd gezeid van vrouwspersoonen; en bijzonderlijk vindt men het bij deze die denken dat zij in groote pensionaten gewoond hebben.
"Pril maken" en verschilt ook zoovele niet van de manieren van eene die veel gestek inheeft.[1]
Voor deze beide woorden zal Mr Vanneste Onderptr, verderen uitleg weten.
Gij vraagt naar de beteekenheid van het woord "belot" (3)[2] in de Poperingsche spreuke he kreeg belot. En wel dat woord belot heb ik te Gulleghem nog gehoord met de beteekenisse van benauwd(heid) krijgen. Eens dat ik niet en dorst van eene leere op eene andere p2schrijden zei mij iemand "hei belot de? (hebt gij belot de.) Ik zei "belot", wat is dadde? Hoor, belot hebben is benauwd hebben, zei hij.[3]
Nu volgen eenige min of meer gegronde gissingenNummer der vraag Kantjes : (4) Ik hebbe nog al dikwijls hooren het woord schachten gebruiken, werkw.; lik eene bibliotheke schachten, bij voorb om ze te verzenden. Hier zou "schacht" (4)[4] hetzelfde zijn, peis ik, als het fransch "dossier" geheel de pak, letterlijker: hetgeene samen gepakt is.
Op (5) staat Wat is hoeftebrood, Is dat niet kwalijk verstaan voor hoestebrood, 't is te zeggen calicië-brood, Dat den name draagt van hoestebrood, omdat het zeer goed is voor deze die in vallingen, of anderszins eene hoeste hebbende, blootgestelt zijn aan veel te moeten hoesten. Of die woorden al moeten met eene h , óf zonder, geschreven zijn weet gij beter; in de uitspraak hoort men er geene.[5]
(4) Ik vrage hier aan iemand: "zegt men al ulder kanten, "eene mensch heeft g'rings[6] genoeg om te levene?" Neen'z, antwoordt hij, ze zeggen altijd hij heeft schaars genoeg om te levene". Daar hebt gij den zin van gerings. Dat woord g'rings moet nog leven, peis ik wel, want iedereen verstaat er nog zoo wel den zin van (schaars, met rooi, p3met ruize (te Gulleghem)) en het en klinkt zoo vreemde niet. gering gerings
(5) Iemand is hier van gedacht dat hij nog tot Winkel St Eloi het woord wulf’-ate[7] heeft hooren geven aan een zeker kruid; welk-een kan hij niet nu niet-zeker zeggen.[8]
(5) Te Gulleghem bestaat er nog eene ballingstrate uitgespr. ba-link-strate.[9] Cfr Mr H. Vanneste
(4) Kent gij de spreuke niet men zou der van vereind zijn (uitgesproken verind (i gelijk in ik.) Hetgeen misschien reeds in Loquela gestaan heeft onder uitleg van "'t is vereind (vereend vae soli?)[10] bij v. om ziene”. Kan dat geen licht bijbrengen voor uwen verinselen[11] enz die allen onzijdige werkw., frequentatieven zijn?
(2) Zou "'k ga den doen deur de penne trekken"[12] niet zijn: 'k ga den doen voor de pinne (de vierschare anders gezeid) verschijnen komen?
3) Bestaat er geen spreuke "staan te talen en dralen"[13] die misschien halen en dralen zou uitleggen of in zijn plekke komen? (talen, babiller dralen 'lik trantelen, traag zijn om voort te gane.
Ziedaar al wat ik kan voor dezen keer; is de gifte niet groot de jonste is het. Maar vermits dat het raar en zeldzaam is dat men in verlof gaat zonder den eenen of den anderen perel nog te vinden, al ware de eerde ook met snee gedekt, zoo heb ik ook iets gevonden, dat ik u p4zende als nieuwjaarkaarteken. Het is het werkw. kinnen uitgesproken Kin, (zooals kennen (uitgesproken verkort ken.) dat ik nievers geboekt gevonden en hebbe. Het komt voor in het "koe kinnen" (uitgesproken) kin. [14]Men kint dus de koeien, bezonderlik als het er op koopen of verkoopen aankomt: Eene koe kinnen is dus de hoogde van eene koe meten met eenen waren manne- of menschemeter. Ik bij v., zegge dat ik de koe waarvan sprake is kan kinnen. Om ze te kinnen, 't is te zeggen om hare hoogde te meten, sta ik nevens de koe, en met mijnen kin over de rugge der koe hellende moet ik met mijnen kin het ruggebeen der koe kunnen genaken, en dat zonder te reeken. Indien ik te vele moeste reeken of op mijn tippen (van mijn voeten) staan om met mijnen kin er aan te kunnen, 'k en zou ze niet kunnen kinnen. Iemand die er gemakkelijk aan kan (met zijnen kin), kan ze schoone kinnen. —
Dit nietNota Bene Kinnen en is niet reis en reis komen met de hoogde van de kin, zoo het blijkt uit het bovenstaande.