[p]: Deze brief is Gezelles antwoord op drie brieven van
Savina de Gourcy Serainchamps van 02/06/1892, 02/06/1892 en 08/06/1892. De gravin had het plan opgevat om gedenkstenen aan te brengen aan de huizen te Brugge, waar de relikwie van het H. Bloed in troebele tijden verborgen zat. Op 14/11/1891 verzocht zij Gezelle om de nodige inscripties te schrijven. Gezelle bezorgde intussen al drie inscripties, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en twee in dichtvorm: Zoo Obededom de Arke borg en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken. Nu levert hij zijn vierde en laatste inscriptie af: het gedichtje Jesu, uit uw Hert, doorsteken, voor het Hof van Beveren in de Nieuwstraat 5-7.
[p]: Gezelle gaat er van uit dat
Savina de Gourcy Serainchamps beslist over de gedenksteen aan het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53), dat toebehoort aan haar dochter
Savina van Caloen, en dat mevr. van der Renne beslist over de gedenksteen die voor haar huis bestemd is, het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7).
[p]: In de 19de eeuw waren historici nog van mening dat Juan Perez de Malvenda het H. Bloed tijdens de Geuzentijd in twee Brugse huizen verborgen hield: eerst (van 1578 tot 1584) in het Hof van Beveren in de Nieuwstraat 5-7 en daarna (gedurende enige maanden van 1584) in het Huis Perez de Malvenda in de Wollestraat 53. Guido Gezelle schreef het gedichtje Zoo Obededom de Arke borg eigenlijk voor het Hof van Beveren en voegde er de tijdsaanduiding âAnno Domini 1578-84â aan toe, wat dus in overeenstemming was met de toenmalige historische inzichten.
Savina de Gourcy Serainchamps reserveerde dit mooie versje evenwel voor het Huis Perez de Malvenda, dat toebehoorde aan haar dochter
Savina van Caloen. Maar zo klopte de tijdsaanduiding natuurlijk niet meer! Bovendien had
Savina de gedenksteen intussen al laten kappen en zat ze dus met een probleem: wat nu? Gezelle loste het probleem zo op: hij schreef voor het Hof van Beveren een nieuw gedichtje, Jesu, uit uw Hert, doorsteken, en stelde voor om beide gedichtjes van dezelfde, globale tijdsaanduiding âAnno Domini 1578-84â te voorzien. Ongelukkiglijk gebeurde er nu opnieuw een fout. Gezelle nam, zonder dat hij het door had, de foutieve tijdsaanduiding 1576-84 uit Savinaâs brief van 02/06/1892 over. Met als gevolg dat de gedenksteen aan het Hof van Beveren tot op vandaag een foutief jaartal vermeldt. Niet getreurd echter: ook 1578-84 zou foutief geweest zijn. Later historisch onderzoek (1988) wees immers uit dat Juan Perez het H. Bloed pas vanaf 1581 in het Hof van Beveren verborgen hield. Daarvoor (1578-1581) verborg hij het in een huis aan de Dijver. (A. Van den Abeele, De relikwie van het H. Bloed in de âBeloken tijdâ. Een geheime bergplaats aan de Dyver? 1578-1581. In: Biekorf: 88 (1988), p.218-225)
[p]: De relikwie van het H. Bloed zat tijdens de Geuzentijd verborgen in een nis op de binnenkoer van het Hof van Beveren. Die nis was in 1892 aan het zicht onttrokken door een pomp. Boven die pomp moest de gedenksteen nu ingemetseld worden. Dit blijkt uit twee brieven van
Savina de Gourcy Serainchamps van 02/06/1892 en 08/06/1892. Om Ă©Ă©n of andere reden (verbouwingen?) werd de gedenksteen later naar binnen verplaatst, nl. in de inkomhal van het Hof van Beveren.
[p]: Op de gedenksteen in het Hof van Beveren lezen we âwerenâ in plaats van âwezenâ: een fout die de laatste twee versregels totaal onbegrijpelijk maakt. Nochtans had Gezelle in zijn brief van 03/02/1892 aan
Savina de Gourcy Serainchamps uitdrukkelijk gevraagd om hem drukproeven van zijn rijmreken te bezorgen, alvorens ze in steen te laten kappen, âom te zien of er niets aan gemist en isâ.
Savina stuurde hem inderdaad op 24/02/1892 drie inscripties in drukproef ter nalezing terug. Maar toen was het gedicht Jesu, uit uw Hert, doorsteken nog niet geschreven! Gezelle zal dit gedicht pas bezorgen met zijn brief van 09/06/1892. Het is dus nog maar de vraag of Gezelle van dit laatste gedicht ooit een drukproef in handen kreeg. Waarschijnlijk niet. De kans is groot dat de letterkapper zich heeft moeten baseren op een handgeschreven versie en ja, een leesfoutje is vlug gemaakt: tussen een handgeschreven ârâ en âzâ is er niet zoveel verschil. Later, in 1958, poneerde E.H. Michel English de stelling dat Gezelle zelf doelbewust âwezenâ in âwerenâ heeft doen veranderen. Op basis van allerlei poĂ«tische en Bijbelse argumenten stelde hij een heel nieuwe interpretatie van dit gedicht voor, die nogal vergezocht is. (M. English, De Heilig-Bloedopschriften van Gezelle te Brugge. In: Biekorf: 59 (1958), p.143-146)
[p]: Vertaalde Gezelle dit gedichtje, omdat hij bang was dat
Savina de Gourcy Serainchamps de Nederlandse versie anders niet zou begrijpen? Daar had hij inderdaad reden toe: de betekenis van de laatste twee Nederlandse versregels is, door de eigenaardige woordvolgorde, niet erg duidelijk. Het vertalen liep evenwel niet van een leien dakje. Eerst probeerde Gezelle zo getrouw mogelijk de woordvolgorde van het Nederlands te imiteren, maar dit resulteerde in zeer pover Frans: Jesus, salutaire par votre Sang,/ faites que cette eau nous soit! Gezelle was blijkbaar zelf niet tevreden met het resultaat, want terstond veranderde hij de woordvolgorde door middel van een hulplijntje dat hij aanbracht in dezelfde zwarte inkt. Dit hulplijntje maakt echter niet 100% duidelijk welke nieuwe woordvolgorde Gezelle precies voor ogen had. Er blijft dus ruimte voor twijfel. Misschien verklaart dit waarom prof. Frank Baur in 1939 bij het editeren van deze brief deed alsof hij het hulplijntje niet zag staan? Hoe het ook zij, naar onze mening kunnen deze versregels best zo gelezen worden: Jesus, faites que cette eau nous soit / salutaire, par votre Sang! De zinsbouw wordt zo ineens veel duidelijker. Ook de betekenis van de Nederlandse versregels wordt nu veel duidelijker. We parafraseren: âJesu, doet (=laat) dit water dat uit deze pomp stroomt ons heilzaam wezen, door de vroegere aanwezigheid alhier van uw Bloed!â Kortom, Gezelle drukt in dit vers zijn hoop uit op een mirakel bij de waterpomp, waar ooit het H. Bloed verborgen zat. (F. Baur (red.), Brieven van, aan en over Gezelle. Dl. II: Uit velerlei briefwisseling. Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1939, p.217-218)
[p]: Charles van Caloen en
Savina de Gourcy Serainchamps hadden vijf kinderen: Maria (karmelietes, 1848-1925),
Savina (1850-1921), Joseph (benedictijn, 1853-1932), Albert (1856-1933) en Ernest (1859-1937). Van die vijf kinderen kende Gezelle ongetwijfeld het best Joseph.