[1]1 - 20 (totaal: 20 in 0.272 sec.)
Sorteer volgens:🠅 Briefschrijver 🠇🠅 Briefontvanger 🠇🠅 Datum 🠇 
4xx/[04/1889], Leamington Spa, Mary Constantia Clifford aan [Guido Gezelle] 
[p]: Mogelijk doelde ze op de Heilige Bloedprocessie van 3 mei 1869. In De Westvlaming van 1 mei 1869 staat een uitgebreid overzicht van alle groepen die mee zullen opstappen op deze 50ste editie. Zo lezen we dat leerlingen van het Sint-Lodwijkscollege zich rond de standaard van de Passie scharen, en dat een van de leerlingen de figuur van Filips de Schone zou uitbeelden, onder wiens heerschappij het broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven Weeën werd ingesteld. Edward Vavasour, die toen 13 was, en de zonen van Caloen - Joseph (°1853), Albert (°1856) en Ernest (°1859) - zouden dus van de partij geweest zijn, hoewel zij geen leerlingen waren aan het Sint-Lodewijkscollege. Een verklaring zou dan kunnen zijn dat Savina van Caloen daartoe haar invloed had uitgeoefend.

[p]: Het echtpaar Savina en Charles van Caloen.
514/12/1891, Brugge, Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[p]: Dit is de eerste van zestien bewaarde brieven, die Savina de Gourcy Serainchamps en Guido Gezelle elkaar schreven in verband met het H. Bloed. De gravin had het plan opgevat om gedenkstenen aan te brengen aan de huizen te Brugge, waar de relikwie van het H. Bloed in troebele tijden verborgen zat. Op haar verzoek schreef Gezelle vier inscripties in proza en in dichtvorm. Voor Gezelles antwoord, zie zijn brief aan Savina de Gourcy Serainchamps van 17/12/1891.

[p]: Charles van Caloen en Savina-de Gourcy Serainchamps moeten Guido Gezelle zeker al van midden de jaren 1860 gekend hebben. Vanaf 1866-’67 groeide de vriendschap tussen de oudste zoon Joseph van Caloen en Gezelle, die hem stimuleerde om ‘Vlaams’ te leren en hem hielp bij het schrijven van artikels in Rond den Heerd. In 1867 droeg Gezelle met een felle kiescampagne in ’t Jaer 30 zijn steentje bij aan de verkiezing van Charles van Caloen tot senator. Het was de grootste triomf van zijn politieke loopbaan. In 1869 werd Savina voorzitter van de ‘Dames ZĂ©latrices’ van de Noordpoolmissie, met Gezelle als geestelijk leidsman. In 1870 schreef Gezelle verzen voor de muurschilderingen in het Blauw Salon van het kasteel. Na de ‘vlucht’ van Gezelle naar Kortrijk (20/09/1872) en de intreding van Joseph bij de benedictijnen (11/11/1872) kreeg de relatie tussen Gezelle en de familie van Caloen een veeleer sluimerend bestaan.

[p]: Volgens Hendrik Rommel, principaal van het Sint-Lodewijkscollege en goede vriend van de familie van Caloen, kwam de idee om gedenkstenen aan te brengen aan de huizen waar ooit het H. Bloed verborgen zat, niet van Savina de Gourcy Serainchamps maar van haar kleinzoon en metekind Charles GillĂšs de PĂ©lichy. Charles was een zoon van Alexandre GillĂšs de PĂ©lichy en Savina van Caloen, de eigenaars van het ‘Huis Perez de Malvenda’. Ook met het huis van Gertrude de PĂ©lichy had hij een band. Gertrude was zijn overgroottante. Bovendien was Charles een oud-leerling van het Sint-Lodewijkscollege. Kortom, toen Savina de Gourcy zich tot Gezelle wendde met het verzoek om die inscripties te schrijven, voerde zij eigenlijk een wens van haar metekind uit. Daarnaast zorgde zij ook voor de financiering en praktische coördinatie van dit project. (H. Rommel, De reliquien van het heilig Bloed te Sint-Maximin en te Weissenau. In: Biekorf, 3 (1892), 9, p.129-136)

[p]: Toen Savina de Gourcy Serainchamps deze brief schreef, had ze weet van slechts drie woningen te Brugge, waar de relikwie van het H. Bloed verborgen zat tijdens de Geuzentijd (het ‘Huis Perez de Malvenda’, Wollestraat, nu nr. 53) en tijdens de Franse revolutietijd (het huis van de familie Donche, later Theresianenklooster, Schuttersstraat, nu nr. 3-7; en het huis van Gertrude de PĂ©lichy, later Sint-Lodewijkscollege, Dweersstraat 18, nu nr. 3). Met zijn brief van 20/01/1892 liet Guido Gezelle haar weten dat Juan Perez de Malvenda het H. Bloed ook nog verborgen hield in een tweede door hem bewoond huis, nl. het ‘Hof van Beveren’ (Nieuwstraat 3, nu nr. 5-7). Er waren volgens hem dus vier inscripties nodig in plaats van drie. Later historisch onderzoek wees uit dat er nog een vijfde geheime bewaarplaats was, nl. een huis op de Dijver (nu nr. 7; ‘De TuilerieĂ«n’) waar Juan Perez de Malvenda woonde van 1578 tot 1581. Maar dat kon Gezelle toen natuurlijk nog niet weten. (A. Van den Abeele, De relikwie van het H. Bloed in de ‘Beloken tijd’. Een geheime bergplaats aan de Dyver? 1578-1581. In: Biekorf: 88 (1988), p.218-225)

[p]: Guido Gezelle woonde sinds 1872 in Kortrijk. Het echtpaar Charles van Caloen-Savina de Gourcy Serainchamps woonde te Brugge in een statig herenhuis op de Dijver (nu nr. 11; Europacollege) en verbleef tijdens ‘la belle saison’ op haar buitengoed, het kasteel van Loppem.
617/12/1891, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps] 
[ref]: Brief van Savina de Gourcy Serainchamps aan Guido Gezelle van 14/12/1891

[ref]: Brief van Savina de Gourcy Serainchamps aan Guido Gezelle van 18/12/1891

[p]: Savina de Gourcy Serainchamps had op 14/12/1891 aan Gezelle gevraagd om enkele korte inscripties te schrijven voor gedenkstenen die ze wilde laten aanbrengen aan de huizen te Brugge, waar de relikwie van het Heilig Bloed in troebele tijden verborgen werd. Gezelle zal haar vier inscripties bezorgen, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en drie in verzen (Zoo Obededom de Arke borg, Jesu, uit uw Hert, doorsteken en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken).

[p]: Charles van Caloen en Savina-de Gourcy Serainchamps moeten Guido Gezelle zeker al van midden de jaren 1860 gekend hebben. Vanaf 1866-’67 groeide de vriendschap tussen de oudste zoon Joseph van Caloen en Guido Gezelle, die hem stimuleerde om ‘Vlaams’ te leren en hem hielp bij het schrijven van artikels in Rond den Heerd. In 1867 droeg Gezelle met een felle kiescampagne in ’t Jaer 30 zijn steentje bij aan de verkiezing van Charles van Caloen tot senator. Het was de grootste triomf van zijn politieke loopbaan. In 1869 werd Savina voorzitter van de ‘Dames ZĂ©latrices’ van de Noordpoolmissie, met Gezelle als geestelijk leidsman. In 1870 schreef Gezelle verzen voor de muurschilderingen in het Blauw Salon van het kasteel. Na de ‘vlucht’ van Gezelle naar Kortrijk (20/09/1872) en de intreding van Joseph bij de benedictijnen (11/11/1872) kreeg de relatie tussen Gezelle en de familie van Caloen een veeleer sluimerend bestaan.
718/12/1891, Brugge, Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[ref]: brief aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892

[ref]: Brief van Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps van 17/12/1891

[p]: Savina de Gourcy Serainchamps had in een brief aan Guido Gezelle van 14/12/1891 gevraagd om inscripties te schrijven voor gedenkstenen die ze wilde laten aanbrengen aan drie huizen te Brugge, waar de relikwie van het Heilig Bloed verborgen zat tijdens de Geuzentijd (het Huis Perez de Malvenda, Wollestraat, nu nr. 53) en tijdens de Franse bezetting (het huis Donche, later Theresianenklooster, Schuttersstraat, nu nr. 3-7; en het huis van Gertrude de PĂ©lichy, later Sint-Lodewijkscollege, Dweersstraat 18, nu nr. 3). Dat Juan Perez de Malvenda het H. Bloed tijdens de Geuzentijd ook enkele jaren verborgen hield in het Hof van Beveren (Nieuwstraat nu nr. 5-7), wist zij op dat moment nog niet. Gezelle zal haar hiervan op de hoogte brengen en zal vier inscripties bezorgen, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en drie in versvorm: Zoo Obededom de Arke borg, Jesu, uit uw Hert, doorsteken en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken.

[p]: Tijdens de 19de eeuw behoorde het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53, aan de Nepomucenusbrug) toe aan de familie GillĂšs de PĂ©lichy. In 1871 trouwde Alexandre GillĂšs de PĂ©lichy met Savina van Caloen, een dochter van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps. Zij werden de nieuwe eigenaars van dit huis. Heel ver moest Savina dus niet gaan aankloppen om toelating te vragen tot het aanbrengen van een gedenksteen.
820/01/1892, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps] 
[ref]: brief van Savina de Gourcy Serainchamps aan Guido Gezelle van 21/01/1892

[p]: Savina de Gourcy Serainchamps had Guido Gezelle in een brief van 14/12/1891 gevraagd om drie (dus niet: vier) inscripties te schrijven voor gedenkstenen die ze wilde laten aanbrengen aan drie huizen te Brugge, waar de relikwie van het Heilig Bloed in troebele tijden verborgen werd: het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat, nu nr. 53), het huis van Gertrude de PĂ©lichy, later Sint-Lodewijkscollege (Dweersstraat 18, nu nr. 3) en het huis Donche, later Theresianenklooster (Schuttersstraat, nu nr. 3-7). Dat Juan Perez de Malvenda het H. Bloed ook verborgen hield in het Hof van Beveren (Nieuwstraat 3, nu nr. 5-7), wist ze toen nog niet. Guido Gezelle brengt haar hiervan nu op de hoogte. Van de vier inscripties die hij zal aanleveren, zullen er uiteindelijk drie in versvorm zijn (Zoo Obededom de Arke borg, Jesu, uit uw Hert, doorsteken en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken) en Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij deze brief).

[p]: Bijlage bij brief van Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892.

[p]: Gezelle had dit gedicht eigenlijk geschreven voor het Hof van Beveren in de Nieuwstraat, maar Savina de Gourcy Serainchamps was verrukt over dit mooie versje en reserveerde het daarom voor het Huis Perez de Malvenda van haar dochter Savina van Caloen: “notre maison”, zoals we lezen in haar brief aan Gezelle van 02/02/1892. Gezelle wijzigde daarom op het naamkaartje de bestemming “Nieuwstrate C.3 eerste woninge van Perez de M.” in “Wollestrate tweede woninge van Perez de M.” De wijziging van bestemming zorgde wel voor een probleem met de tijdsaanduiding 1578-1584, want in het Huis Perez de Malvenda zat het H. Bloed slechts gedurende enkele maanden van 1584 verborgen.

[p]: Bijlage bij brief van Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892.

[p]: Juan Perez verhuisde het H. Bloed in 1584 van het Hof van Beveren (Nieuwstraat) naar het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat). Guido Gezelle schreef deze inscriptie in proza (naamkaartje B) dus zonder twijfel voor het huis aan de Wollestraat. Savina de Gourcy verkoos voor dit laatste huis evenwel het versje Zoo Obededom de Arke borg. Daarom zal Gezelle voor het Hof van Beveren een nieuwe inscriptie in versvorm aanleveren, nl. Jesu, uit uw Hert, doorsteken (zie zijn brief aan Savina de Gourcy Serainchamps van 09/06/1892). De inscriptie in proza van naamkaartje B zal bijgevolg onbenut blijven.

[p]: Bijlage bij brief van Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892.

[p]: Bijlage bij brief van Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892.

[ref]: brief van Savina de Gourcy Serainchamps aan Guido Gezelle van 02/02/1892
921/01/1892, Brugge, Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[p]: Brief van Guido Gezelle aan Savina Gourcy Serainchamps van 20/01/1892. Bij die brief waren vier naamkaartjes van Gezelle gevoegd, met inscripties die hij schreef ter ere van het H. Bloed. Savina de Gourcy Serainchamps had namelijk het plan opgevat om gedenkstenen te laten aanbrengen aan de huizen te Brugge waar de relikwie van het Heilig Bloed in troebele tijden verborgen zat. Van de vier inscripties waarop uiteindelijk de keuze viel, is er Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en zijn er drie in dichtvorm: Zoo Obededom de Arke borg, Jesu, uit uw Hert, doorsteken en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken.

[p]: Het betreft het gedicht Zoo Obededom de Arke borg, dat werd gebruikt als inscriptie op een gedenksteen aan het Huis Perez de Malvenda, Wollestraat 53 te Brugge. Dit huis behoorde toe aan Alexandre GillĂšs de PĂ©lichy en zijn echtgenote Savina van Caloen, een dochter van Savina de Gourcy Serainchamps.
1002/02/1892, s.l., Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[p]: In een brief van 14/12/1891 had gravin Savina de Gourcy Serainchamps Guido Gezelle verzocht om inscripties te schrijven voor enkele gedenkstenen, die ze wilde laten aanbrengen aan de huizen te Brugge, waar het H. Bloed in troebele tijden verborgen zat. Gezelle zal haar uiteindelijk vier inscripties bezorgen, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en drie in dichtvorm (Zoo Obededom de Arke borg, Jesu, uit uw Hert, doorsteken en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken).

[p]: Savina de Gourcy Serainchamps noemde het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53, bij de Nepomucenusbrug) “het onze” (la notre), wat althans naar haar gevoel klopte: het behoorde immers toe aan haar schoonzoon Alexandre GillĂšs de PĂ©lichy en diens echtgenote Savina van Caloen, de tweede dochter van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps.

[ref]: brief aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892

[ref]: brief aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892

[p]: De principaal van het Sint-Lodewijkscollege, Hendrik Rommel, was een goede bekende van zowel Guido Gezelle als Savina de Gourcy Serainchamps. Rommel vroeg Gezelle meermaals om gelegenheidsgedichtjes en hij koesterde dezelfde devotie voor het H. Bloed. Hij schreef hierover in 1891-'92 twee bijdragen in Biekorf. (H. Rommel, Eene Reliquie van het Heilig Bloed te Brugge in de jaren 1056-1066. In: Biekorf: 2 (1891), 8, p.113-122; Idem, De Reliquien van het heilig Bloed te Sint-Maximin en te Weissenau. In: Biekorf: 3 (1892), 9, p.129-136)

[ref]: brief aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892
1103/02/1892, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps] 
[p]: Met deze brief antwoordt Guido Gezelle op twee brieven van Savina de Gourcy Serainchamps van 21/01/1892 en van 02/02/1892; voor Savina’s antwoord op deze brief, zie: brief aan Guido Gezelle van 24/02/1891.

[p]: Savina de Gourcy Serainchamps had Gezelle in een brief van 14/12/1891 verzocht om inscripties te schrijven voor enkele gedenkstenen, die ze wilde laten aanbrengen aan de huizen te Brugge, waar het H. Bloed in de Geuzentijd en de Franse Tijd verborgen zat. Van de vier inscripties die Guido Gezelle haar bezorgde, is er Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en zijn er drie in dichtvorm: Zoo Obededom de Arke borg, Jesu, uit uw Hert, doorsteken en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken. Overigens vinden we op de keerzijde van deze brief slechts Ă©Ă©n inscriptie terug. Vermoedelijk werden de overige drie inscripties als losse bijlage(n) bij deze brief gevoegd en zijn die bijlagen verloren gegaan.

[ref]: brief aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892
1224/02/1892, s.l., Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[p]: Sedert 14/11/1891 correspondeerden Savina de Gourcy Serainchamps en Guido Gezelle over de relikwie van het H. Bloed. De gravin had het plan opgevat om gedenkstenen aan te brengen aan de huizen te Brugge, waar in troebele tijden het H. Bloed verborgen zat. Op haar verzoek schreef Gezelle vier inscripties, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en drie in versvorm: Zoo Obededom de Arke borg, Jesu, uit uw Hert, doorsteken en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken. Voor Gezelles antwoord, zie zijn brief van 07/03/1892.

[p]: Bedoeld zijn de drukproeven die Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps had gevraagd in zijn brief van 03/02/1892. Zij bezorgt hem maar drie drukproeven i.p.v. vier. Dit is goed te begrijpen: er is op dat moment nog geen duidelijkheid over de inscriptie voor het Hof van Beveren. Gezelle zal het gedichtje Jesu, uit uw Hert, doorsteken pas bezorgen met zijn brief van 09/06/1892.
1307/03/1892, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps] 
[ref]: Brief van Savina de Gourcy Serainchamps aan Guido Gezelle van 24/02/1892
1402/06/1892, s.l., Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[p]: Sedert 14/11/1891 correspondeerden Savina de Gourcy Serainchamps en Guido Gezelle over het aanbrengen van gedenkstenen aan vier huizen te Brugge, waar de relikwie van het H. Bloed in troebele tijden verborgen zat. Op verzoek van de gravin schreef Gezelle vier inscripties, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en drie in dichtvorm: Zoo Obededom de Arke borg, Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken en Jesu, uit uw Hert, doorsteken.

[p]: Deze gedenksteen was dus effectief bedoeld om in te metselen boven een waterpomp op de binnenkoer van het Hof van Beveren. Hetzelfde lezen we ook in haar brief aan Guido Gezelle van 08/06/1892. De gedenksteen werd dus niet - zoals BenoĂźt Kervyn de Volkaersbeke aanneemt - ingemetseld in de voorgevel van het Hof van Beveren, op enige afstand van een publieke stadspomp die in 1891 nieuw werd geplaatst ter hoogte van de Gruuthusebrug. Aan de wens van Savina de Gourcy Serainchamps dat alle gedenkstenen goed zichtbaar en gemakkelijk leesbaar moesten zijn vanop straat, kon in dit geval dus niet worden voldaan. Ook op vandaag is deze gedenksteen niet zichtbaar vanop straat, want ze is nu ingemetseld in de inkomhal van het Hof van Beveren. Wellicht zijn later verbouwingen (20ste eeuw) de reden voor de verplaatsing van de binnenkoer naar de inkomhal. (B. Kervyn de Volkaersbeke, Het Heilig Bloed te Brugge. Brugge: West-Vlaamse Gidsenkring, 2019, p.40-41)

[p]: Zo geeft Savina de Gourcy Serainchamps subtiel te verstaan dat mevrouw van der Renne, net als zijzelf, een gedichtje verkiest boven een opschrift in proza. Guido Gezelle zal aan die wens voldoen met het gedichtje Jesu, uit uw Hert, doorsteken, dat hij bezorgt met zijn brief van 09/06/1892.

[p]: De relikwie van het H. Bloed zat slechts gedurende enkele maanden van 1584 (vermoedelijk van mei-juni tot eind november) verborgen in het Huis Perez de Malvenda’, Wollestraat 53 te Brugge. Gezelle had het gedichtje Zoo Obededom de Arke borg met de tijdsaanduiding 1578-1584 eigenlijk geschreven voor het Hof van Beveren, maar doordat Savina de Gourcy Serainchamps zich dit mooie gedichtje toeĂ«igende voor het Huis Perez de Malvenda (een eigendom van haar dochter Savina van Caloen), klopte die tijdsaanduiding natuurlijk niet meer.
15[02]/06/1892, s.l., Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[p]: De onvolledige datum zorgde voor verwarring. P. Allossery, conservator van het Gezellemuseum dateerde de brief incorrect op “Jeudi 9 Juin 92”. De brief moet een week eerder gedateerd worden, op donderdag 2 juni 1892. Savina de Gourcy Serainchamps schreef die dag dus twee brieven naar Gezelle. In de eerste brief van 02/06/1892 vroeg ze Gezelle om voor het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7) een nieuwe inscriptie te schrijven en ging ze er dus van uit dat het gedichtje Zoo Obededom de Arke borg, ondanks de foutieve tijdsaanduiding 1578-1584, voorbehouden bleef voor het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53). In de tweede brief verandert Savina plots het geweer van schouder: nu wil ze de gedenksteen “Zoo Obededom
”, die al gekapt maar nog niet geplaatst is, toch weer afstaan aan de familie van der Renne (Hof van Beveren) en vraagt ze Gezelle een nieuw gedichtje voor het Huis Perez de Malvenda. Zes dagen later (brief van 08/06/1892) laat Savina aan Gezelle weten dat mevrouw van der Renne de afmetingen van de gedenksteen “Zoo Obededom
” ongeschikt vindt voor het Hof van Beveren en dat ze daarom een nieuw gedichtje verkiest. Reeds de volgende dag zal Gezelle aan haar wens voldoen met Jesu, uit uw Hert, doorsteken (zie zijn brief van 09/06/1892).

[p]: Sedert 14/12/1891 correspondeerden Savina de Gourcy Serainchamps en Guido Gezelle met elkaar over het H. Bloed. De gravin had het plan opgevat om gedenkstenen aan te brengen aan de huizen te Brugge, waar in troebele tijden het H. Bloed verborgen zat. Op haar verzoek schreef Gezelle vier inscripties, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en drie in dichtvorm (Zoo Obededom de Arke borg, Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken en Jesu, uit uw Hert, doorsteken).

[p]: Bedoeld is de gedenksteen met het gedicht Zoo Obededom de Arke borg. Guido Gezelle had dit gedichtje eigenlijk geschreven voor het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7), maar Savina de Gourcy Serainchamps was zo in de wolken over dit versje dat ze het meteen reserveerde voor het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53), dat toebehoorde aan haar dochter Savina van Caloen. Vandaar dat ze het heeft over “notre pierre” en “notre pauvre maison rue aux Laines”.

[p]: De gedenkstenen aan twee huizen te Brugge, waar Juan Perez de Malvenda de relikwie van het H. Bloed verborg tijdens de Geuzentijd, bevatten allebei een foutieve jaaraanduiding. En telkens zat Savina de Gourcy Serainchamps daar voor iets tussen. Gezelle had het versje Zoo Obededom de Arke borg met de datering 1578-1584 eigenlijk geschreven voor het Hof van Beveren, maar Savina reserveerde het voor het Huis Perez de Malvenda, waar het H. Bloed slechts gedurende enkele maanden van 1584 verborgen zat. Voor het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7) schreef Gezelle vervolgens een nieuw versje Jesu, uit uw Hert, doorsteken met de jaaraanduiding 1576-1584 (zie zijn brief van 09/06/1892). Het foutieve jaartal 1576 (i.p.v. 1578) nam hij over van Savina: we zien die fout voor het eerst opduiken in haar brief van 02/06/1892.

[p]: Bedoeld is het Huis Perez de Malvenda, Wollestraat 53 te Brugge, dat toen in het bezit was van Alexandre GillĂšs de PĂ©lichy en Savina van Caloen, dochter van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps.

[p]: Op 5 april 1566 overhandigden een 200-tal edelen uit de Nederlanden aan de landvoogdes Margaretha van Parma in Brussel een smeekschrift, waarin zij om matiging van de anti-ketterijwetgeving vroegen. Karel van Berlaymont, raadgever van de landvoogdes, probeerde haar gerust te stellen: ”N’ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux”, m.a.w. die edelen zijn maar een stelletje armoedzaaiers of bedelaars. Opstandelingen eigenden zich dit schimpwoord met trots toe als ’geuzentitel’ en droegen ostentatief een bedeltas om de nek (in het Frans: besace). Savina de Gourcy Serainchamps verplaatst dit gegeven nu naar de 19de eeuw: ze bidt in naam van het H. Bloed dat Brugge en BelgiĂ« verlost mogen worden van geuzen, met of zonder bedelzak. Hiermee bedoelt ze ongetwijfeld de vrijmetselaars en vrijzinnigen.
1608/06/1892, Loppem, Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[p]: Sedert 14/12/1891 correspondeerden Guido Gezelle en Savina de Gourcy Serainchamps over de relikwie van het H. Bloed. De gravin had het plan opgevat om gedenkstenen aan te brengen aan de huizen te Brugge, waar het H. Bloed in troebele tijden verborgen zat. Op haar verzoek schreef Gezelle intussen al drie inscripties, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en twee in dichtvorm: Zoo Obededom de Arke borg en Gods heilig, dierbaer Bloed alhier eens weggesteken. Met deze brief van 08/06/1892 brengt Savina aan Gezelle het verzoek van mevrouw van der Renne over om voor haar huis in de Nieuwstraat 5-7 (het zgn. Hof van Beveren) ook een inscriptie te schrijven. Verder wil Savina ook nog raad vragen i.v.m. de dubieuze jaaraanduiding 1578-84 op de gedenksteen “Zoo Obededom
”. Guido Gezelle zal haar antwoorden met zijn brief van 09/06/1892 en het gedichtje Jesu, uit uw Hert, doorsteken.

[p]: Bedoeld is de gedenksteen met het gedichtje Zoo Obededom de Arke borg. Gezelle had dit gedichtje eigenlijk geschreven voor het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7), maar Savina de Gourcy Serainchamps was zo in de wolken over dit versje dat ze het meteen reserveerde voor het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53), dat toebehoorde aan haar dochter Savina van Caloen. Vandaar dat ze spreekt over “notre pierre” en even verder in deze brief over “notre date”.

[p]: Deze gedenksteen was dus bedoeld om in te metselen boven een waterpomp op de binnenkoer van het Hof van Beveren. Hetzelfde lezen we trouwens ook in de brief van Savina de Gourcy Serainchamps aan Guido Gezelle van 02/06/1892. De gedenksteen werd dus niet - zoals BenoĂźt Kervyn aanneemt - ingemetseld in de voorgevel van het Hof van Beveren, op enige afstand van een publieke stadspomp die in 1891 nieuw werd geplaatst ter hoogte van de Gruuthusebrug. Aan de wens van Savina de Gourcy Serainchamps dat alle gedenkstenen goed zichtbaar en gemakkelijk leesbaar moesten zijn vanop straat, kon in dit geval dus niet worden voldaan. (B. Kervyn de Volkaersbeke, Het Heilig Bloed te Brugge. Brugge: West-Vlaamse Gidsenkring, 2019, p.40-41)

[p]: Later onderzoek (1988) wees uit dat de relikwie van het H. Bloed van 1581 tot 1584 verborgen zat in het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7) en dat Juan Perez de Malvenda ze voordien, van 1578 tot 1581, naar alle waarschijnlijkheid verborgen hield in een huis op de Dijver (nu nr. 7, ‘De TuilerieĂ«n’). Maar dat konden Guido Gezelle en Savina de Gourcy Serainchamps toen natuurlijk nog niet weten. (A. Van den Abeele, De relikwie van het H. Bloed in de ‘Beloken tijd’. Een geheime bergplaats aan de Dyver? 1578-1581. In: Biekorf: 88 (1988), p.218-225)

[p]: Guido Gezelle schreef dit gedichtje eigenlijk voor het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7), maar Savina De Gourcy Serainchamps reserveerde het voor het Huis Perez de Malvenda, waar het H. Bloed slechts gedurende enkele maanden van 1584 verborgen zat. Daardoor werd de datering 1578-1584 wel problematisch.

[p]: Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps hadden drie zonen: Joseph (dom GĂ©rard, 1853-1932), Albert (1856-1933) en Ernest (1859-1937).
1709/06/1892, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps] 
[p]: Deze brief is Gezelles antwoord op drie brieven van Savina de Gourcy Serainchamps van 02/06/1892, 02/06/1892 en 08/06/1892. De gravin had het plan opgevat om gedenkstenen aan te brengen aan de huizen te Brugge, waar de relikwie van het H. Bloed in troebele tijden verborgen zat. Op 14/11/1891 verzocht zij Gezelle om de nodige inscripties te schrijven. Gezelle bezorgde intussen al drie inscripties, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en twee in dichtvorm: Zoo Obededom de Arke borg en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken. Nu levert hij zijn vierde en laatste inscriptie af: het gedichtje Jesu, uit uw Hert, doorsteken, voor het Hof van Beveren in de Nieuwstraat 5-7.

[p]: Gezelle gaat er van uit dat Savina de Gourcy Serainchamps beslist over de gedenksteen aan het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53), dat toebehoort aan haar dochter Savina van Caloen, en dat mevr. van der Renne beslist over de gedenksteen die voor haar huis bestemd is, het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7).

[p]: In de 19de eeuw waren historici nog van mening dat Juan Perez de Malvenda het H. Bloed tijdens de Geuzentijd in twee Brugse huizen verborgen hield: eerst (van 1578 tot 1584) in het Hof van Beveren in de Nieuwstraat 5-7 en daarna (gedurende enige maanden van 1584) in het Huis Perez de Malvenda in de Wollestraat 53. Guido Gezelle schreef het gedichtje Zoo Obededom de Arke borg eigenlijk voor het Hof van Beveren en voegde er de tijdsaanduiding “Anno Domini 1578-84” aan toe, wat dus in overeenstemming was met de toenmalige historische inzichten. Savina de Gourcy Serainchamps reserveerde dit mooie versje evenwel voor het Huis Perez de Malvenda, dat toebehoorde aan haar dochter Savina van Caloen. Maar zo klopte de tijdsaanduiding natuurlijk niet meer! Bovendien had Savina de gedenksteen intussen al laten kappen en zat ze dus met een probleem: wat nu? Gezelle loste het probleem zo op: hij schreef voor het Hof van Beveren een nieuw gedichtje, Jesu, uit uw Hert, doorsteken, en stelde voor om beide gedichtjes van dezelfde, globale tijdsaanduiding “Anno Domini 1578-84” te voorzien. Ongelukkiglijk gebeurde er nu opnieuw een fout. Gezelle nam, zonder dat hij het door had, de foutieve tijdsaanduiding 1576-84 uit Savina’s brief van 02/06/1892 over. Met als gevolg dat de gedenksteen aan het Hof van Beveren tot op vandaag een foutief jaartal vermeldt. Niet getreurd echter: ook 1578-84 zou foutief geweest zijn. Later historisch onderzoek (1988) wees immers uit dat Juan Perez het H. Bloed pas vanaf 1581 in het Hof van Beveren verborgen hield. Daarvoor (1578-1581) verborg hij het in een huis aan de Dijver. (A. Van den Abeele, De relikwie van het H. Bloed in de ‘Beloken tijd’. Een geheime bergplaats aan de Dyver? 1578-1581. In: Biekorf: 88 (1988), p.218-225)

[p]: De relikwie van het H. Bloed zat tijdens de Geuzentijd verborgen in een nis op de binnenkoer van het Hof van Beveren. Die nis was in 1892 aan het zicht onttrokken door een pomp. Boven die pomp moest de gedenksteen nu ingemetseld worden. Dit blijkt uit twee brieven van Savina de Gourcy Serainchamps van 02/06/1892 en 08/06/1892. Om Ă©Ă©n of andere reden (verbouwingen?) werd de gedenksteen later naar binnen verplaatst, nl. in de inkomhal van het Hof van Beveren.

[p]: Op de gedenksteen in het Hof van Beveren lezen we “weren” in plaats van “wezen”: een fout die de laatste twee versregels totaal onbegrijpelijk maakt. Nochtans had Gezelle in zijn brief van 03/02/1892 aan Savina de Gourcy Serainchamps uitdrukkelijk gevraagd om hem drukproeven van zijn rijmreken te bezorgen, alvorens ze in steen te laten kappen, “om te zien of er niets aan gemist en is”. Savina stuurde hem inderdaad op 24/02/1892 drie inscripties in drukproef ter nalezing terug. Maar toen was het gedicht Jesu, uit uw Hert, doorsteken nog niet geschreven! Gezelle zal dit gedicht pas bezorgen met zijn brief van 09/06/1892. Het is dus nog maar de vraag of Gezelle van dit laatste gedicht ooit een drukproef in handen kreeg. Waarschijnlijk niet. De kans is groot dat de letterkapper zich heeft moeten baseren op een handgeschreven versie en ja, een leesfoutje is vlug gemaakt: tussen een handgeschreven ‘r’ en ‘z’ is er niet zoveel verschil. Later, in 1958, poneerde E.H. Michel English de stelling dat Gezelle zelf doelbewust ‘wezen’ in ‘weren’ heeft doen veranderen. Op basis van allerlei poĂ«tische en Bijbelse argumenten stelde hij een heel nieuwe interpretatie van dit gedicht voor, die nogal vergezocht is. (M. English, De Heilig-Bloedopschriften van Gezelle te Brugge. In: Biekorf: 59 (1958), p.143-146)

[p]: Vertaalde Gezelle dit gedichtje, omdat hij bang was dat Savina de Gourcy Serainchamps de Nederlandse versie anders niet zou begrijpen? Daar had hij inderdaad reden toe: de betekenis van de laatste twee Nederlandse versregels is, door de eigenaardige woordvolgorde, niet erg duidelijk. Het vertalen liep evenwel niet van een leien dakje. Eerst probeerde Gezelle zo getrouw mogelijk de woordvolgorde van het Nederlands te imiteren, maar dit resulteerde in zeer pover Frans: Jesus, salutaire par votre Sang,/ faites que cette eau nous soit! Gezelle was blijkbaar zelf niet tevreden met het resultaat, want terstond veranderde hij de woordvolgorde door middel van een hulplijntje dat hij aanbracht in dezelfde zwarte inkt. Dit hulplijntje maakt echter niet 100% duidelijk welke nieuwe woordvolgorde Gezelle precies voor ogen had. Er blijft dus ruimte voor twijfel. Misschien verklaart dit waarom prof. Frank Baur in 1939 bij het editeren van deze brief deed alsof hij het hulplijntje niet zag staan? Hoe het ook zij, naar onze mening kunnen deze versregels best zo gelezen worden: Jesus, faites que cette eau nous soit / salutaire, par votre Sang! De zinsbouw wordt zo ineens veel duidelijker. Ook de betekenis van de Nederlandse versregels wordt nu veel duidelijker. We parafraseren: “Jesu, doet (=laat) dit water dat uit deze pomp stroomt ons heilzaam wezen, door de vroegere aanwezigheid alhier van uw Bloed!” Kortom, Gezelle drukt in dit vers zijn hoop uit op een mirakel bij de waterpomp, waar ooit het H. Bloed verborgen zat. (F. Baur (red.), Brieven van, aan en over Gezelle. Dl. II: Uit velerlei briefwisseling. Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1939, p.217-218)

[p]: Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps hadden vijf kinderen: Maria (karmelietes, 1848-1925), Savina (1850-1921), Joseph (benedictijn, 1853-1932), Albert (1856-1933) en Ernest (1859-1937). Van die vijf kinderen kende Gezelle ongetwijfeld het best Joseph.
1803/07/1892, Izegem, Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[p]: Op verzoek van Savina de Gourcy Serainchamps schreef Guido Gezelle vier inscripties voor gedenkstenen, die zij wilde laten aanbrengen aan de huizen te Brugge waar de relikwie van het H. Bloed in woelige tijden verborgen zat. Drie van die inscripties bezorgde Gezelle al in januari-februari 1892. Eén ervan was in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892), twee waren in dichtvorm: Zoo Obededom de Arke boog en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken. De vierde inscriptie bezorgde hij met zijn brief van 09/06/1892: het gedichtje Jesu, uit uw Hert, doorsteken, dat bedoeld was voor het Hof van Beveren, Nieuwstraat 5-7, waar Amédée van der Renne de Daelenbroeck en Alice Le Bailly de Tilleghem woonden.

[p]: In het kasteel Blauwhuis te Izegem woonde het gezin van Alexandre GillĂšs de PĂ©lichy en Savina van Caloen, de tweede dochter van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps.

[p]: Bedoeld is de gedenksteen met het gedichtje Zoo Obededom de Arke boog, die werd aangebracht aan het Huis Perez de Malvenda, Wollestraat 53 te Brugge. Deze woning behoorde toe aan Alexandre GillĂšs de PĂ©lichy en Savina van Caloen, de tweede dochter van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps. Niet verwonderlijk dus dat Savina spreekt over “notre pierre”.
1921/07/1892, Loppem, Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan Guido Gezelle 
[p]: Sedert 14/12/1891 schreven Guido Gezelle en Savina de Gourcy Serainchamps elkaar regelmatig in verband met het H. Bloed. De gravin had het plan opgevat om gedenkstenen te plaatsen aan de huizen te Brugge, waar de relikwie van het H. Bloed in woelige tijden verborgen zat. Op haar verzoek schreef Gezelle vier inscripties, waarvan Ă©Ă©n in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en drie in versvorm: Zoo Obededom de Arke borg, Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken en Jesu, uit uw Hert, doorsteken.

[p]: Hendrik Rommel speelde zeker een rol in het project van de gedenkstenen ter ere van het H. Bloed. Hij verzocht Gezelle meermaals om gelegenheidsgedichten. Als principaal van het Sint-Lodewijkscollege besliste hij mee over de gedenksteen die in het college werd aangebracht. Net zoals Gezelle en Savina de Gourcy koesterde hij een vurige devotie voor het H. Bloed. In 1891-'92 publiceerde hij twee artikels over het H. Bloed. In zijn artikel in Biekorf van aug. 1892 besprak hij als eerste deze gedenkstenen. (H. Rommel, Eene Reliquie van het Heilig Bloed te Brugge in de jaren 1056-1066. In: Biekorf: 2 (1891), 8, p.113-122; Idem, De Reliquien van het heilig Bloed te Sint-Maximin en te Weissenau. In: Biekorf: 3 (1892), 9, p.129-136)
2015/07/1894, Loppem, Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps aan [Guido Gezelle] 
[p]: Twee jaar eerder nodigde Savina de Gourcy Serainchamps Guido Gezelle en Hendrik Rommel al eens uit voor een etentje op het kasteel van Loppem (zie haar brief van 21/07/1892). Maar dit ging toen niet door. Nu probeert ze het opnieuw. Met dit etentje wil ze hen bedanken voor hun medewerking aan haar project i.v.m. het H. Bloed, nl. de plaatsing van vier gedenkstenen aan de huizen te Brugge waar de relikwie van het H. Bloed in woelige tijden verborgen zat. De inscripties op deze gedenkstenen waren van Guido Gezelle: Ă©Ă©n ervan was in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892), drie waren gedichtjes: Zoo Obededom de Arke borg, Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken en Jesu, uit uw Hert, doorsteken.

[p]: Hendrik Rommel speelde zeker een rol in het project van de gedenkstenen ter ere van het H. Bloed. Hij verzocht Gezelle meermaals om gelegenheidsgedichten. Als principaal van het Sint-Lodewijkscollege besliste hij mee over de gedenksteen die in het college werd aangebracht. Net zoals Gezelle en Savina de Gourcy koesterde hij een vurige devotie voor het H. Bloed. In 1891-'92 publiceerde hij twee artikels over het H. Bloed. In zijn artikel in Biekorf van aug. 1892 besprak hij als eerste deze gedenkstenen. (H. Rommel, Eene Reliquie van het Heilig Bloed te Brugge in de jaren 1056-1066. In: Biekorf: 2 (1891), 8, p.113-122; Idem, De Reliquien van het heilig Bloed te Sint-Maximin en te Weissenau. In: Biekorf: 3 (1892), 9, p.129-136)

[p]: Jean-Baptiste Bethune volgde Edward Pugin op als architect en inrichter van het neogotische kasteel van Loppem, gebouwd in 1858-1862 in opdracht van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps.

Verfijn