Ingoyghem b[ei] Kortrijk
Belgien
(handtekening Adolf Spemann)
Anlage: Brief über "Het Glorierijke Licht" mit Manuskript der Übersetzung und 2 Listen
< | Resultaat 1286 van 2531 | > |
---|
De Bo, Leonard Lodewijk (° Beveren, 1826-09-27 - ✝ Poperinge, 1885-08-25)
Vlaams dichter en taalgeleerde, priester.
Hij was een van de figuren van het West-Vlaamse particularisme. Hij schreef Gedichten (1874), publiceerde taalkundige opstellen in Rond den Heerd en Loquela van zijn vriend Guido Gezelle, alsook in de Handelingen der gilde van Sinte Luitgaarde te Brugge. Hij heeft zich vooral naam verworven door zijn Westvlaamsch Idioticon (1870-1873) en een postuum verschenen, door J. Samyn bewerkt en bezorgd Kruidwoordenboek (1888).
De Pillecyn, Filip (° Hamme, 1891-03-25 - ✝ Gent, 1962-08-07)
Letterkundige en Vlaams strijder.
De Pillecyn studeerde Germaanse Filologie aan de Universiteit van Leuven, was actief in de studentenkring Met Tijd en Vlijt en was voorzitter van het Algemeen Katholiek Studentenverbond. Tijdens de oorlog was hij een van de leiders van de frontbeweging. Hij schreef er enkele gedichten, die Lannoo in 1920 - samen met gedichten van Jozef Simons - bundelde onder de titel Onder den hiel. Vanaf 1919 concentreerde De Pillecyn zich op de journalistiek. Na zijn medewerking aan het dagblad De Standaard, werd hij hoofdsecretaris van het dagblad De Tijd, dat zich meer met de Vlaamse kwestie bezighield. In dezelfde periode hielp hij bij de publicatie van het satirische weekblad Pallieter. In 1926 promoveerde hij tot doctor in de Germaanse filologie, met een studie over Verriest. Tijdens het interbellum was hij leraar te Malmédy en later te Mechelen. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd hij in 1941 directeur van het Middelbaar Onderwijs. De repressie veroordeelde hem na de Tweede Wereldoorlog wegens een te grote Vlaamsgezindheid tot vijf jaar gevangenisstraf. In de gevangenis van Sint-Gillis schreef hij drie romans: Jan Tervaert (1947), Mensen achter den dijk (1949) en De Veerman en de jonkvrouw (1950). Na zijn vrijlating in 1949 bleef hij verderschrijven (o.a. Aanvaard het Leven, 1956 en Rochus,1951). De Pillecijn schreef tevens een studie over Stijn Streuvels, Stijn Streuvels en zijn werk (1932).
Gezelle, Guido (° Brugge, 1830-05-01 - ✝ 1899-11-27)
Priester-dichter en leraar.
Oom van Caesar Gezelle en Stijn Streuvels. Priester-dichter en leraar die met zijn nationaal-religieus geïnspireerde lessen, gedichten en journalistieke publicaties grote invloed uitoefende op de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Gezelle werkte achtereenvolgens in Roeselare (Klein Seminarie), Brugge, Kortrijk en opnieuw Brugge. Hij maakte vlug naam als Vlaams literair auteur met zijn Kerkhofblommen (1858), en was ook zeer actief als taalgeleerde, volkskundige, pamflettist, polemist, en stichter-stimulator en uitgever van tijdschriften als Rond den Heerd, Loquela en Biekorf. Gezelle was een taalparticularist, wat tot uiting kwam in zijn bijdragen aan deze tijdschriften. Hij liet tevens een bundel Laatste Verzen na die in 1901 postuum uitgegeven zou worden.
Jacobs, Karl (° Essen, 1906-06-01 - ✝ Essen, 1997-08-23)
Duits schrijver en vertaler van werk van Vlaamse auteurs als Stijn Streuvels, Felix Timmermans, Ernest Claes en Karel van de Woestijne. Van Streuvels verzorgde hij volgende vertalingen:
Lateur, Dina (° Ingooigem, 1916-02-24 - ✝ Gent, 2000-04-06)
Lerares.
Dina Lateur werd als derde kind (van de vier) uit het huwelijk van Stijn Streuvels met Alida Staelens geboren in het Lijsternest in Ingooigem. Door de Eerste Wereldoorlog was de bewegingsvrijheid van de mensen beperkt. Daardoor had Streuvels ruim de tijd om zich met zijn dochter bezig te houden. Maar Dina was ook een inspiratiebron voor Streuvels. Als 'Prutske' werd Dina onsterfelijk gemaakt in het gelijknamige boek van Streuvels. Dina Lateur was gehuwd met een leraar, Frank Demey en werkte zelf als lerares in Sint-Bavo in Gent.
Petri, Franz (° Wolfenbüttel, 1903-02-22 - ✝ Hamburg, 1993-03-08)
Petri studeerde van 1921 tot 1925 in Berlijn geschiedenis, Duits en wijsbegeerte en was na zijn doctoraat werkzaam aan wetenschappelijke instituten in Wenen, Marburg en Frankfort. Door zijn promotor Dietrich Schäfer was zijn aandacht gevestigd op de geschiedenis van de westelijke Duitse grensgebieden en van de Germaans-Romaanse taalgrens. Die belangstelling bracht hem naar België waar hij van 1930 tot 1935 met een beurs in Brussel vertoefde en aan de Katholieke Universiteit Leuven studeerde. De vrucht van dit verblijf was het in 1937 verschenen werk Germanisches Volkserbein Wallonien und Nordfrankreich over de Frankische kolonisatie in de vroege Middeleeuwen en het ontstaan van de taalgrens. Vanuit een christelijk-conservatieve bezieling ijverde Petri gedurende zijn Brusselse jaren voor Duits-Belgische verzoening. Dat was voor hem het motief om zich bezig te houden met de omstandigheden van de Duitse inval in augustus 1914, met name de slachtpartijen op Belgische burgers die van Duitse kant werden gerechtvaardigd als represailles tegen sluipschutters. Hij kwam tot de conclusie dat de Duitse bewering van een Belgische 'franctireur-oorlog' onhoudbaar was. Ruim een kwarteeuw later bracht Petri samen met de Leuvense hoogleraar Fernand Mayence een commissie bijeen van zes Duitse en Belgische historici die het geschil uiteindelijk bijlegde. Als deskundige voor Belgische en Nederlandse geschiedenis werd Petri in 1935 assistent en in 1938 adjunct-directeur aan het Deutsch-Niederländisches Institut in Keulen. Hij raakte er betrokken bij de activiteiten van de vooroorlogse Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap (DeVlag). Op de Duits-Vlaamse cultuurdagen in september 1937 hield hij een voordracht en was tussen februari en december 1938 Duits hoofdredacteur van het tijdschrift De Vlag. Hijzelf getuigde na de oorlog dat hij in die jaren tot ongeveer 1938 'bepaalde sympathieën' koesterde voor het nationaal-socialisme. Een breuk met het regime voltrok hij evenwel ook later niet. In de oorlog bleef hij tot op het laatst overtuigd van het Duitse gelijk en hoopte op een Nieuwe Orde in Europa onder Duitse leiding. In zijn publicaties bewees hij menige lippendienst aan de toen gangbare terminologie. Inhoudelijk nam hij weliswaar afstand van een zuiver nationaal-socialistische visie doordat de 'Germaanse' conceptie die hij met het oog op de geschiedenis van de Nederlanden hanteerde, cultureel en niet rassenkundig getint was. Maar ook op dat punt was hij niet altijd even consequent. Gedurende de oorlog beklemtoonde hij nu en dan sterker het belang van raskenmerken als grondslag van een bijzondere Duits-Nederlandse verhouding. Wel trachtte hij over het algemeen zijn wetenschappelijke reputatie te vrijwaren tegen politieke aanspraken. Uiteraard was zijn Germanisches Volkserbe waarin hij de vroegmiddeleeuwse Germaanse aanwezigheid bezuiden de hedendaagse taalgrens belichtte, bijzonder vatbaar voor politieke interpretatie. Petri wees zulke interpretaties altijd, ook in het publiek, van de hand. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij van 1940 tot 1944 Referent für Volkstum, Kultur und Wissenschaften beim Militärbefehlshaber in Belgien und Nordfrankreich. Door zijn wetenschappelijke activiteiten en zijn engagement in DeVlag was hij de geknipte figuur daarvoor. Hij werd belast met onderwijszaken, het toezicht op de universiteiten, de taalwetgeving en meer algemeen de nationaliteitenkwestie waarover hij ook historisch-politieke rapporten schreef voor het bezettingsbestuur. Petri zag in de gebrekkige toepassing van de taalwetgeving door de Belgische autoriteiten een invalshoek voor het Duitse bestuur om door tastbare verbeteringen op dit vlak de sympathie van de Vlamingen te winnen. Petri steunde Reeder in diens politiek om van het VNV een bevoorrechte partner te maken. Toen de DeVlag zich ontpopte als politieke concurrent, pleitte hij voor een 'indamming'. In juli 1941 schreef Petri een tegenrapport bij een verzoekschrift tot Adolf Hitler waarin de Frans-Vlaamse priester Jean-Marie Gantois eind 1940 de aanhechting had geëist van Noord-Frankrijk tot aan de Somme bij een Groot-Germaans Rijk. De geschiedenis van de Nederlanden bleef ook na de oorlog het werkterrein bij uitstek van de hoogleraar die van 1951 tot 1961 directeur was van het Provinzialinstitut für westfälische Landes- und Volkskunde in Münster en daarna tot 1968 van het Institut für geschichtliche Landeskunde der Rheinlande in Bonn. Tot in zijn laatste levensjaren bleef Petri contacten onderhouden in Vlaanderen. Zijn wetenschappelijke verdiensten voor de Nederlanden zag hij in 1970 bekroond met de Joost van den Vondelprijs.
Streuvels, Stijn (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
Verlag Karl Alber
In 1910 richtte Karl Albers de Bodenseeverlag Karl Alber op in Ravensburg, die zich specialiseerde in kunstdrukwerk, etsen, reisboeken en postkaarten. Na de dood van Albers in 1934 werd de uitgeverij door Herder Verlag overgenomen en omgevormd tot Karl Alber Verlag, die zich richtte op het uitgeven van profane werken en later literatuur. In 1944 werden de activiteiten stilgelegd door het nazibewind. In 1946 werden de activiteiten weer opgestart, en de uitgeverij bestaat nog steeds.