<Resultaat 136 van 2349

>

p1
Zeer Eerweerde Vader

Reeds lang gebood my myne pligt van u eenige woorden te schryven om u myne dankbaerheid te betuigen voor het goed dat gy my bewezen hebt zoo lang gy my bestierd hebt in den weg der deugd, maer ik peisde ‘k en weet niet waerom, dat het van mynen kant een al te groote stoutmoedigheid zou zyn van u te komen stooren, en dit gedacht wederhield my; ik vergat u nogthans niet in myne gebeden; maer als ik over eenige dagen vernam dat gy nog altemets op uw schaepken peisdet, dan nam ik het voornemen van u eenige woorden te schryven, maer tot nu toe hebben myne bezigheden het niet toegelaten, vergeeft dat ik myne bezigheden voor p2u gesteld hebbe; ziedaer hooggeachte vader waerom uw toegenegen kind u nog zyne stem niet heeft laten hooren; maer vergeeft my myne lange stilzwygendheid.

Uwe eerste vraeg, zoo heb ik het vernomen, is, als deze van eenen goeden vader, hoe gaet het met myn kind?

‘T is my niet moeyelyk van daerop te antwoorden, want ik zou u niet kunnen verbergen: ik doe nog al voortgang in de studien, maer myne plaetsen zyn zoo voldoende niet meer als de verledene jaren, ten minsten in de oogen der menschen, ik hoop nogthans dat zy in de oogen van den Allerhoogsten ten minsten zoo schoon, ja zelfs schoonder zyn. ik ben ten nieuwjaerdage derden geweest, hoe dat het in ‘t toekomende zal zyn, God weet het. Maer ‘t is daer nog maer ‘t minste deel van uw vraeg p3‘t is op myne ziel dat gy peist: ach! Eerweerde Zielbestierder, zy is nog zoo ver Oh zoo oneindig ver van de volmaektheid verwyderd; en de staet van voortgang waerin ze is met de gratie Gods, heeft ze na God aen uwe zorgen te danken; uwe goede raedgevingen versterken ze nog zoo dikwyls op die oogenblikken van bekooring die den mensch ten deele vallen; ‘Oh, hoe gelukkig zou ik zyn, mogte ik van u nog eenige heilige raedgevingen verwachten.

Nu, Eerweerde Vader, om te eindigen, want ik vrees dat myne brief reeds te lang is, wat kan ik u beter zeggen dan dat ik voor u leze, dan dat ik op u peize voor den troon van den eeuwigen God; ‘t is in deze gevoelens van liefde en dankbaerheid dat ik blyf en altyd zal blyven

p4
Zeer Eerweerde Vader
Uw toegenegen kind
Isidoor Hemeryck
Rousselaere den 10sten Maerte 1861

P.S. Indien het met uwe goedheid overeenkomt van my te schryven, of indien gy my noodig hebt, ziet hier myn adres:

Isidoor Hemeryck

By Joannes Doom

Hooglede straet Rousselaere[1]

Noten

[1] De bijna achttienjarige Hemeryck, leerling van het derde humaniorajaar, is blijkbaar externe leerling met een verblijfadres in Roeselare. Hij probeert het spirituele contact met Gezelle, die Roeselare verlaten had in de zomer van 1860, te herstellen.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHemeryck, Isidoor
Datums° Beveren, 10/04/1843 - ✝ Leuven, 13/05/1912
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; hoogleraar; vicerector; geestelijk directeur
BioIsidoor Hemeryck, zoon van Karolus Hemeryck, brouwer en herbergier, en Isabella Verlez, was oud-leerling van het kleinseminarie te Roeselare: humaniora (retorica 1864) en filosofie (1865). Op 01/12/1863 vroeg hij aan Gezelle een gedicht voor het jubelfeest van de Mariacongregatie in het kleinseminarie. Gezelle schreef Als Pius spreekt. Hij ontving zijn priesterwijding op 19/12/1868. Hij was leraar aan het St. Lodewijkscollege te Brugge van 07/1868 tot 09/1872. Vanaf 09/1872 was hij vicerector van het Justus Lipsiuscollege. In 1880 werd hij president van het Justus-Lipsiuscollege en hoogleraar Latijn, Duits en Nederlands aan de Ecole normale ecclésiastique des humanités. Hij was ook betrokken bij het Institut préparatoire aux écoles spéciales. Vanaf 1887 was hij assessor van de vicerector en vanaf 1875 werd hij geestelijk directeur van de Zusters van Liefde te Leuven. Hij werd erekanunnik te Brugge (08/04/1885). Hij was de vertrouwensman van bisschop Faict aan de universiteit.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenR. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach. Biografie, p.395

Briefschrijver

NaamHemeryck, Isidoor
Datums° Beveren, 10/04/1843 - ✝ Leuven, 13/05/1912
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; hoogleraar; vicerector; geestelijk directeur
BioIsidoor Hemeryck, zoon van Karolus Hemeryck, brouwer en herbergier, en Isabella Verlez, was oud-leerling van het kleinseminarie te Roeselare: humaniora (retorica 1864) en filosofie (1865). Op 01/12/1863 vroeg hij aan Gezelle een gedicht voor het jubelfeest van de Mariacongregatie in het kleinseminarie. Gezelle schreef Als Pius spreekt. Hij ontving zijn priesterwijding op 19/12/1868. Hij was leraar aan het St. Lodewijkscollege te Brugge van 07/1868 tot 09/1872. Vanaf 09/1872 was hij vicerector van het Justus Lipsiuscollege. In 1880 werd hij president van het Justus-Lipsiuscollege en hoogleraar Latijn, Duits en Nederlands aan de Ecole normale ecclésiastique des humanités. Hij was ook betrokken bij het Institut préparatoire aux écoles spéciales. Vanaf 1887 was hij assessor van de vicerector en vanaf 1875 werd hij geestelijk directeur van de Zusters van Liefde te Leuven. Hij werd erekanunnik te Brugge (08/04/1885). Hij was de vertrouwensman van bisschop Faict aan de universiteit.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenR. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach. Biografie, p.395

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - persoon

NaamHemeryck, Isidoor
Datums° Beveren, 10/04/1843 - ✝ Leuven, 13/05/1912
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; hoogleraar; vicerector; geestelijk directeur
BioIsidoor Hemeryck, zoon van Karolus Hemeryck, brouwer en herbergier, en Isabella Verlez, was oud-leerling van het kleinseminarie te Roeselare: humaniora (retorica 1864) en filosofie (1865). Op 01/12/1863 vroeg hij aan Gezelle een gedicht voor het jubelfeest van de Mariacongregatie in het kleinseminarie. Gezelle schreef Als Pius spreekt. Hij ontving zijn priesterwijding op 19/12/1868. Hij was leraar aan het St. Lodewijkscollege te Brugge van 07/1868 tot 09/1872. Vanaf 09/1872 was hij vicerector van het Justus Lipsiuscollege. In 1880 werd hij president van het Justus-Lipsiuscollege en hoogleraar Latijn, Duits en Nederlands aan de Ecole normale ecclésiastique des humanités. Hij was ook betrokken bij het Institut préparatoire aux écoles spéciales. Vanaf 1887 was hij assessor van de vicerector en vanaf 1875 werd hij geestelijk directeur van de Zusters van Liefde te Leuven. Hij werd erekanunnik te Brugge (08/04/1885). Hij was de vertrouwensman van bisschop Faict aan de universiteit.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenR. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach. Biografie, p.395
NaamDoom, Joannes
GeslachtMannelijk
BeroepRoeselare

Naam - plaats

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Hemeryck, Isidoor

Correspondenten

Gezelle, Guido
Hemeryck, Isidoor

Naam - persoon

Hemeryck, Isidoor
Doom, Joannes

Naam - plaats

Roeselare

Plaats van verzending

Roeselare

Titel10/03/1861, Roeselare, Isidoor Hemeryck aan [Guido Gezelle]
EditeurPaul Thoen; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderHemeryck, Isidoor
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum10/03/1861
VerzendingsplaatsRoeselare (Roeselare)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 203x135
blauw
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; idem rechts: 10/3 1861 (inkt, beide hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4173
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|10485
Inhoud
IncipitReeds lang gebood my myne pligt
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.