<Resultaat 139 van 2328

>

p1+.
Achtbare Vriend.

Ter gelentheid van het plightig concert[1] dat zondag avond[2] plaetse gehad heeft en ten anderen dat ik van daege in stad gae, neem ik de omstandigheden waer om u een letterken te schryven. Vooraf moet ik u vele vele geluk wenschen met uwe nieuwe benoeming als eervoorzitter van het Engelsch Seminarie.

Der heên vele t hooren geweest in t concert schoone muziekstukken op flute grosques[3] enz. voor die dat kent, maer onder andere en dat was toch t bezonderste 4 stukken verzen: 2. vlaemsche van Mon Vanhee 1e Aen onze yfteplanten[4] 2e Wroeging van Hendrik, VIII het eerste staet gedrukt in een kleen boekske, maer het tweede is verre het schoonste. A propos van dat gedrukt stukske, ik peize dat gy het reeds gezien hebt: de verzen zyn van Vanhee - al het ander is van M. Amandus. Wat dinkt u van Rousselaer?!! Dat is toch zeker wel de moeite weerd van zulke dingen uit te vinden: ge moet daervooren latinsche filologie leeren (?) want iedereen en kan dat niet: odi profanum vugus[5] et arceo[6] Zwygt jongens als er groote menschen zulke dingen uitvinden. p2wat meer is, M. Vanhove heeft gezeid aen Mon Vanhee: als er daer iemand en twadde op te schryven weet in de gezette, dat hy het hem gaet aentrekken. ergo. amandus is buiten scheute. De 2 fransche stukken[7] waren van Karel Vancauwenberghe en A. Duclos.

Nu heeft er vele te hooren geweest, t was nog vele meer te zien en om kort te zyn zal ik zonder opmerkingen ronduit zeggen. In de middel voor den theatre zat ?????? Styn Debois, aen zyn slinker hand Vanhove en aen zyn regter hand M. Decorte, aen het regter hand van M. Decorte Ed Rodenback. ergo: dat Styn tusschen Vanhove en Decorte zat en M. Decorte tusschen Styn en Rodenback! Wat zeg je daervan? Als dat geen contrasten zyn t dink my dat er geene meer bestaen. Maer gy hadt moeten Styn zien als hy inkwam en uitging: hy boog tot tegen de grond! Binst het concert hy klakte voor al dat er was, uitgenomen als men die stukskens las: Ode a Pie IX etc. Ode à un condisciple revenu de l'Italie[8] dat was Russens voor Styn. Nu, t concert is zeer wel afgeloopen, t is dood en begraven en R.I.P.

Ik kome daer te zeggen dat gy latinsche filogogie[9] moet wys zyn op te leeren Rousselaer schryven. ge zou wel peizen dat lachedinges is maer om te bewyzen da 'k gelyk, een kleen staelke[10] B.V. Corpus √ carnis opus!! he! illustris -in-luce-positus. - vox. est sonus animalium ore aut alia colligione corporum expressus. √ bow vel abohj (√ bow) piscis maris - portus est locus secessu litoris vel natura vel manu conclusus, aditu in mare patenti p3ubi naves consistunt a ventorum injuria liberi. est vel a portando, quia res per eum importantur et exportantur, vel a poroj, id est transitus, vel a porqmoj - portus, portus differt à statione daer bezet waste zeê!!! Maer me gaen er van uitscheên want k en zou niet geerne mynen latinschen schryfboek geheel te gansch uitschryven. t ware jammer van t papier en den inte. doch en t wadde op te stoppen, in t korte maer t is toch wel t lachen weerd. t was kwestie van convivium en ziet hier wat hy ons te schryven gaf. In coenaculo mensa collocabatur rotunda, humilis, circa mensam tres ut plurimum lecti errant[11] ex quo triclinii nomen. Jam vero modus accumbendi hic erat: accumbebant reclinata supera parte corporis in cubitum, sinistrum, erecto, dorso a pulvilis modo suffulto. quot si plures uno lecto discumbebant, primus decumbebat ad caput lecti ejusque pedes porrigebantur post tergum secundi - et sic deinceps. Jam qui primus et ad caput lecti decumbebat, summus discebatur, qui ad pedes lecti imus, qui inter eos medius. atqui si tres convivae in uno lecto, medius dignissimus, proximus honore summus. Si quatuor (quod rarius fiebat) maer k en wil der nie meer aen voortschryven. ge kan al gemakkelyk zien dat gy in den donkeren daer de wortel van convivium zoude uittrekken, indien het niet eerder en rape of en bitrape zou gelyken dan ne wortele. Daerby men dikteerd u dat met vele solemnelitheid en als gy het ongeluk hebt van 'ne kee niet te schryven, ge kryht den donder op uw hoofd en het hagelt en weêrelicht. t is schrikkelyk, zegt gy zeker maer t is toch alzoo, ik ben zoodanig ingenomen van die filologie en al die ander conten, (hetgene dat buiten de klasse gebeurd daer gelaten) dat ik noch dit nog dat meer en kan p4studeeren, myn herd is opgeëten van verdriet gelyk iets dat doorknagt is van 'ne gedeurige kanker. als het niet en betert met de vacance en met de zomer ik droeg op lyk 'nen afgekapten tak. maer laet ons dat daer laten en schryven dat er toch niet aen helpen. achter het onweder zal de zonne weêr ten daege ryzen. en de hoop is toch 'ne grooten troost voor de lydende mensch.

Gy hebt de eerbewyzingen van al uwe goede vrienden het is my niet noodig ze te noemen: myn papier zoude hunne namen niet kunnen bevatten. Dobbelaere verzoekt my U te willen vragen of gy zynen Engelsch. brief ontvangen hebt:[12] hy is door de handen van

gezicht

gepasseerd. hy had hem in t Engelsch geschreven om dat Jan hem niet zoude verstaen hebben.

Onzen Eerweerden professor, M. Huys, is uitgeput van krachten. sedert zaterdag heeft hy geen lesse meer gegeven. in plaetse van lesse hebben wy studie of compositie. gy kunt gemakkelyk dinken hoe wy er allen droevig over zyn, want het is voor ons geenen professor, maer eerder eenen vriend, eenen Engel zou ik zeggen. Ik gelove dat het ongeluk voor ons geboren is want hy is meer weerd dan de reste van t Kollegie en moet hy gaen ziek worden, wy zyn der wel meê.

Myne groetenissen aen Bonte, Hugo, tjeppen, en alle myne goede vrienden van het een en het ander seminarie.

Uwe onderdanige en toegenegene Vriend,
Victor Van Coillie

Wij hebben hier vernomen dat men gaet het Engelsch Collegie afschaffen?

Rousselaere St. Josephs dag A.D. 1861.[13]

Jan Verpoort is lid geworden van het letterkundig genootschap van het Klein Seminarie van Rousselaer.

Noten

[1] Volgens het Verslagboek van de Société littéraire in het schoolarchief van het kleinseminarie van Roeselare: Année scolaire 1860-61: Séance Musicale et littéraire du 17 Mars 1861

Le 17 Mars un concert devait être donné dans la grande salle du college. La société littéraire en profita pour donner lecture de quelques compositions en vers, dans le but de varier ainsi d’une manière agréable la monotonie qu’aurait offerte la séance si la musique seule aurait dû la remplir. C’est ainsi que devant un auditoire choisi quelques membres de la société donnaient lecture de leurs compositions dans l’ordre suivant:

1° Mr Edm. Vanhee: Aen onze ifteplanten, pièce en vers flamands.

2° Mr Van Cauwenberghe: Ode français à un condisciple revenu de l’armée d’Italie

3° Mr le sécrétaire lit la composition de Mr Edm. Vanhee: Wroegingen van Hendrik den VIII, pièce en vers flamands.

4° Mr Duclos: Ode à Pie IX.

Toutes les pièces ont été chaleureusement applaudies.

Le secrétaire Fr. Desmet Le president R. Willaert

[2] Dit is zondag 17/03/1861 (zie: Verslagboek van de Société littéraire in het schoolarchief van het kleinseminarie Roeselare: Séance Musicale et littéraire du 17 Mars 1861.)
[3] dwarsfluit
[4] Begin 1861 was door de leerlingen van de retorica aan de afsluitingsmuur van de speelplaats van het internaat klimop aangeplant. De gedenksteen met jaarschrift is bewaard gebleven: hanC heDeraM eLoqUentIae sChoLares pLantaVere = deze klimop hebben de leerlingen van de welsprekendheid (rhetorica) geplant.
[5] Schrijffout voor vulgus
[6] Vertaling: Horatius, Oden III, 1,1: “Ik haat de ongevormde menigte en houd ze op een afstand.”
[7] Karel Van Cauwenberghe schreef: Ode français à un condisciple revenu de l’armée d’Italie en Adolf Duclos: Ode à Pie IX.
[8] De ode van Van Cauwenberghe gaat over Pieter Laigneil.
[9] Foute schrijfwijze voor filologie
[10] Van Coillie laat zijn ongenoegen over Dambres ‘filologie’ blijken, o.m. door opvallend slordig over te schrijven. Zo slaat hij op p. 3 zelfs een tekstregel over: “ ... in cubitum sinistrum, (infera in longum porrecta ac iacente, capite leviter) erecto, dorso ...”. Schrijffouten zijn: (p. 2) colligione voor collisione, (p. 3) liberi voor liberae, pulvilis voor pulvillis, modo voor modice, quot voor quod, discebatur voor dicebatur. De drie voorbeelden van Dambres ‘wortelkundig’ taalonderricht zijn: (1) enkele gevallen van speculatieve etymologie, zoals ze in oudere woordenboeken te vinden zijn, nl. corpus: “lichaam = werk van het vlees” en illustris: “verlicht = in het licht geplaatst”, (2) twee woordomschrijvingen uit het Totius Latinitatis Lexicon van Egidio Forcellini (1688-1768), nl. vox: “stem: is het geluid dat door de mond van levende wezens of door een ander tegen elkaar stoten van lichamen geuit wordt” en portus: “een haven is een plaats die omsloten is door een natuurlijke of kunstmatige bocht van de kust met een toegang die uitgeeft op de zee, waar schepen beveiligd tegen het geweld van de winden voor anker kunnen gaan; of komt van het werkwoord ‘vervoeren’ (portare), daar goederen, dank zij de haven, in- en uitgevoerd worden; of komt van (het Griekse) ‘poros’, d.w.z. overvaart, of van (het Griekse) ‘porthmos’ - haven: een haven verschilt van een vaste aanligplaats” - wat tussen die twee omschrijvingen staat is erg onduidelijk: wil Dambre het Griekse werkwoord ‘boao’ (luid roepen) taalkundig in verband brengen met ‘vox’? ... maar wat komen ‘aboès’ (in de woordenboeken niet terug te vinden! = niet roepend?) en ‘piscis maris’ (zeevis) hierbij doen (stom als een vis?)? - en (3) de inrichting van een antiek gastmaal (convivium), zoals het voorkomt in Justus Lipsius’ Liber tertius: Sermo convivialis, in quo conviviorum veterum ritus proponuntur; in eam rem varii scriptores emendantur, explicantur Derde boek. Uiteenzetting over het gastmaal, waarin de gebruiken omtrent gastmalen bij de ouden voorgesteld worden; met het oog daarop worden verschillende auteurs verbeterd en verklaard van zijn Iusti Lipsii antiquarum lectionum commentarius, tributus in libros quinque; in quibus varia scriptorum loca, Plauti praecipue, illustrantur aut emendantur Justus Lipsius’ aantekeningen bij oude lezingen, verdeeld over vijf boeken, waarin verschillende plaatsen bij auteurs, in het bijzonder bij Plautus, toegelicht of verbeterd worden (Antwerpen, Plantijn, 1575), (pp. 91, 93-95). Die beschrijving is door anderen overgenomen in encyclopedische werken over de oudheid en in commentaren bij tekstuitgaven, vooral van Plautus, waarvoor ze door Lipsius allereerst bedoeld was. Een vertaling van de ‘correcte’ tekst: “In de eetzaal werd een lage ronde tafel geplaatst; rond die tafel bevonden zich ten hoogste drie aanligbedden: vandaar de naam ‘triclinium’. En dan was de manier van aanliggen de volgende: ze lagen aan met het bovenlichaam geleund op de linkerelleboog, terwijl het onderlichaam lang uitgestrekt neerlag, het hoofd lichtjes opgeheven was en de rug wat gestut werd door een kussen. Als er meerderen op één bed plaatsnamen, ging de eerste aan het hoofd van het bed liggen en strekten zijn voeten zich uit achter de rug van de tweede; en zo verder. Wie dan als eerste en aan het hoofd van de tafel ging liggen, werd de hoogste genoemd, wie aan het voeteneinde terechtkwam, de laagste, wie tussen beide anderen lag, de middelste. Als dan drie disgenoten op één bed lagen, was de middelste de waardigste, de hoogste degene die hem in eer het dichtst benaderde. Als er vier waren (wat veeleer zelden gebeurde) ...”
[11] Foute schrijfwijze voor lecti erant
[13] 19 maart 1861

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Coillie, Victor
Datums° Beveren bij Roeselare, 13/10/1838 - ✝ Ingelmunster, 20/07/1888
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; auteur
BioVictor Van Coillie was de zoon van bakker Jan Van Coillie (Beveren bij Roeselare 1797-1862) en Juliana De Clercq (Roeselare 1800 - Beveren bij Roeselare 1845). Hij was een poësisleerling van Guido Gezelle aan het kleinseminarie te Roeselare (1858-1859), retorica (1859-1860) en filosofie (1860-1861). Zijn priesterwijding ontving hij te Brugge op 10 juni 1865. In 1865 werd hij leraar Nederlands en Frans aan het college te Kortrijk. In 1867 ging hij les geven aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Vervolgens werd hij onderpastoor op Sint-Michiels te Roeselare (21/08/1875) en op Sint-Amands te Ingelmunster (19/09/1877). Hij was een letterkundige en in 1877 publiceerde hij Drij verhalen: Geeraard de Broedermoord, De ring van Aartsbisschop Boonen en 't Verzonken kasteel. Hij werkte mee aan het tijdschrift Rond den Heerd met bijdragen als Helfried de schelm en De Kruisvaart der kinderen. Van Coillie was een vriend van Gezelle, die voor hem gelegenheidsgedichten schreef zoals Van de wilgen in de bundel Gedichten, gezangen en gebeden en het zielsgedichtje Hij, dichterlijk begaafd bij zijn overlijden in 1888.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoud-leerling kleinseminarie Roeselare; correspondent; medewerker Rond den Heerd; gelegenheidsgedichten
Bronnen https://docplayer.nl/22053553-Roeselaarse-auteurs-openbare-bibliotheek-brugge-guido-gezellearchief-fotocollectie-victor-van-coillie.html

Briefschrijver

NaamVan Coillie, Victor
Datums° Beveren bij Roeselare, 13/10/1838 - ✝ Ingelmunster, 20/07/1888
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; auteur
BioVictor Van Coillie was de zoon van bakker Jan Van Coillie (Beveren bij Roeselare 1797-1862) en Juliana De Clercq (Roeselare 1800 - Beveren bij Roeselare 1845). Hij was een poësisleerling van Guido Gezelle aan het kleinseminarie te Roeselare (1858-1859), retorica (1859-1860) en filosofie (1860-1861). Zijn priesterwijding ontving hij te Brugge op 10 juni 1865. In 1865 werd hij leraar Nederlands en Frans aan het college te Kortrijk. In 1867 ging hij les geven aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Vervolgens werd hij onderpastoor op Sint-Michiels te Roeselare (21/08/1875) en op Sint-Amands te Ingelmunster (19/09/1877). Hij was een letterkundige en in 1877 publiceerde hij Drij verhalen: Geeraard de Broedermoord, De ring van Aartsbisschop Boonen en 't Verzonken kasteel. Hij werkte mee aan het tijdschrift Rond den Heerd met bijdragen als Helfried de schelm en De Kruisvaart der kinderen. Van Coillie was een vriend van Gezelle, die voor hem gelegenheidsgedichten schreef zoals Van de wilgen in de bundel Gedichten, gezangen en gebeden en het zielsgedichtje Hij, dichterlijk begaafd bij zijn overlijden in 1888.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoud-leerling kleinseminarie Roeselare; correspondent; medewerker Rond den Heerd; gelegenheidsgedichten
Bronnen https://docplayer.nl/22053553-Roeselaarse-auteurs-openbare-bibliotheek-brugge-guido-gezellearchief-fotocollectie-victor-van-coillie.html

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - persoon

NaamBonte, Frederik
Datums° Hooglede, 19/05/1839 - ✝ Engeland,
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; missionaris
VerblijfplaatsEngeland
BioFrederik Bonte was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare in Gezelles eerste poësisjaar (1857-1858). Hij studeerde daarna aan het Engels Seminarie. Hij werd tot priester gewijd in 1864. Hij bekwam reeds op 31/10/1862 een exeat voor Liverpool. Van 1868 tot 1893 was hij aalmoezenier van de gevangenis te Liverpool, waarna hij ontheven werd uit zijn ambt. Bij zijn terugkomst te Roeselare werd hij protestant. Later trok hij weer naar Engeland.
Relatie tot Gezelleoud-leerling
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDobbelaere, Hendrik
Datums° Lo, 05/05/1839 - ✝ Lo, 12/09/1882
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; missionaris
VerblijfplaatsEngeland
BioDobbelaere was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1859 en 1860). Poësis 1858-59. Hij deed in 1861 de filosofie en ging naar het Engels Seminarie voor het bisdom Hexham en Newcastle. Hij werd tot priester gewijd te Brugge op 10/06/1865 en ging hetzelfde jaar naar Engeland. Hij was ten slotte pastoor van St. Patrick te Sunderland.
Relatie tot Gezellecorrespondent; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de “Gazette van Brugge”, werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Jozef Aloysius Hyacinthus
Datums° Brugge, 12/02/1840 - ✝ Stene, 18/06/1903
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; kloosterdirecteur; onderpastoor; pastoor
BioJozef, de jongste broer van Guido Gezelle, studeerde aanvankelijk te Brugge en later te Roeselare en te Turnhout. In Leuven volgde hij een opleiding aan het Amerikaans Seminarie. Net zoals zijn broer wilde Jozef immers naar Engeland trekken om er het katholieke geloof te verkondigen. In 1863 reisden de broers tevergeefs naar Engeland om daar een geschikt seminarie te vinden. In 1863-1864 was Jozef ingeschreven in het Engels Seminarie te Brugge. Op 22 december 1866 werd hij tot priester gewijd en na een kort intermezzo als onderpastoor in Passendale werd hij in augustus 1867 directeur van Saint-George’s Retreat, een klooster en een instelling voor geesteszieken in Burgess Hill te Southwark. Faict riep hem echter eind december terug. Hij werd vervolgens onderpastoor in Lendelede (1868-1878), Klerken (1878-1887) en Zillebeke (1887-1898). Mede dankzij zijn broer kon hij ten slotte pastoor worden in Stene bij Oostende (hij werd er op 21 september 1898 benoemd), waar hij uiteindelijk overleed op 18 juni 1903.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); familie: broer van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamHuys, Edward Franciscus
Datums° Geluwe, 25/10/1822 - ✝ Poperinge, 31/03/1884
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; coadjutor; leraar; pastoor; pastoor-deken
BioEdward Huys, zoon van Carolus-Arsenius Huys, kleermaker, en Maria-Josephina-Seraphina Tybergheyn, ontving zijn priesterwijding te Brugge op 15/03/1851. Hij werd coadjutor te Ploegsteert op 26/03/1851. Vervolgens was hij werkzaam als leraar wijsbegeerte aan het kleinseminarie te Roeselare (09/10/1852 ) waar hij in 1860 directeur werd van de afdeling filosofie. Op 01/10/1861 werd hij leraar godgeleerdheid aan het grootseminarie van Brugge. Ten slotte werd hij pastoor te Roesbrugge (26/08/1870) en pastoor-deken te Poperinge (24/12/1873). Hij had contact met Gezelle als collega aan het Kleinseminarie te Roeselare en later te Poperinge naar aanleiding van de oprichting van het de lokale Davidsfondsafdeling.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamLaigneil, Pierre
Datums° Roeselare, 17/04/1842 - ✝ Kortrijk, 17/01/1907
GeslachtMannelijk
Beroepzoeaaf; textielhandelaar
VerblijfplaatsItalië
BioPierre Laigneil was een oud-leerling van Guido Gezelle aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd zoeaaf dankzij de steun van Gezelle die bij zijn ouders ging pleiten. Op 18/09/1860 vocht hij in de slag van Castelfidardo waar een kogel zijn rechterarm verwondde. In het Franse Osimo werd de kogel operatief verwijderd. Na zijn ontslag als zoeaaf keerde hij op 10/01/1861 als held terug naar Roeselare. Voor zijn heldendaad ontving Laigneil ook een eremedaille als ridder in de orde van Pius IX. Ook Gezelle steunde hem verder en gebruikte hem als een stichtend voorbeeld. Op 14 oktober 1868 trouwde Pierre Laigneil met Hortense Delbaere. Hij vestigde zich in Kortrijk als textielhandelaar. In 1892 werd hij ondervoorzitter van de Westvlaamse Pauselijke Zouavenmaatschappij. Voor zijn oudste zoon Jules Laigneil schreef Gezelle het eerstecommuniegedichtje "Je sais que du Seigneur je suis l'ami intime,"
Relatie tot Gezellecorrespondent; oud-leerling; gelegenheidsgedicht
Bronnen http://www.oudleerlingenksr.be/Eertijds/jaargang8-nr2.pdf ; https://gw.geneanet.org/djoseph?lang=nl&n=laigneil&oc=0&p=petrus
NaamVan Cauwenberghe, Karel
Datums° Wortegem, 1841 - ✝ Gent, 1911
GeslachtMannelijk
Beroeparts; hoogleraar; decaan; rector
BioKarel Van Cauwenberghe was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (retorica 1862). Hij studeerde geneeskunde in Gent (1862-1867), met specialisatie in Parijs en Wenen (1867-1868). Hij was hoogleraar, decaan en rector aan de Gentse universiteit.
Relatie tot Gezellecorrespondent; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
Bronnen http://www.ugentmemorialis.be/catalog/000000250; J. de Mûelenaere, Over Gezelles Confraternity. in: Gezelliana: 5 (1874) 1-4, p.86, 88
NaamVan Coillie, Victor
Datums° Beveren bij Roeselare, 13/10/1838 - ✝ Ingelmunster, 20/07/1888
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; auteur
BioVictor Van Coillie was de zoon van bakker Jan Van Coillie (Beveren bij Roeselare 1797-1862) en Juliana De Clercq (Roeselare 1800 - Beveren bij Roeselare 1845). Hij was een poësisleerling van Guido Gezelle aan het kleinseminarie te Roeselare (1858-1859), retorica (1859-1860) en filosofie (1860-1861). Zijn priesterwijding ontving hij te Brugge op 10 juni 1865. In 1865 werd hij leraar Nederlands en Frans aan het college te Kortrijk. In 1867 ging hij les geven aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Vervolgens werd hij onderpastoor op Sint-Michiels te Roeselare (21/08/1875) en op Sint-Amands te Ingelmunster (19/09/1877). Hij was een letterkundige en in 1877 publiceerde hij Drij verhalen: Geeraard de Broedermoord, De ring van Aartsbisschop Boonen en 't Verzonken kasteel. Hij werkte mee aan het tijdschrift Rond den Heerd met bijdragen als Helfried de schelm en De Kruisvaart der kinderen. Van Coillie was een vriend van Gezelle, die voor hem gelegenheidsgedichten schreef zoals Van de wilgen in de bundel Gedichten, gezangen en gebeden en het zielsgedichtje Hij, dichterlijk begaafd bij zijn overlijden in 1888.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoud-leerling kleinseminarie Roeselare; correspondent; medewerker Rond den Heerd; gelegenheidsgedichten
Bronnen https://docplayer.nl/22053553-Roeselaarse-auteurs-openbare-bibliotheek-brugge-guido-gezellearchief-fotocollectie-victor-van-coillie.html
NaamVan Hee, Edmond Alfred Marie
Datums° Lo, 26/01/1841 - ✝ Veurne, 23/07/1913
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus
BioEdmond Van Hee liep aanvankelijk school aan het college van Diksmuide en werd vanaf 1855 leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (retorica 1861). Hij was een verstandige leerling. Hij kreeg nooit les van Gezelle maar raakte wel bevriend met hem in Roeselare. Gezelle schreef talrijke gedichten voor hem of droeg gedichten aan hem op zoals: Geen blijder stonden, Hoe vaart gij?, G'Hebt dan ook dat bitter water, Mocht ik de ziele u schrijven, Pas op Mon, Hooger als mijn oogen dragen, 'k Zat bij nen boom te lezen, Ik schreef een dichtje en zond het u, Verkwist. Op zijn beurt stuurde Edmond Van Hee ook zijn eigen poëzie aan Gezelle. Rond 1860 vertaalde hij voor Gezelle ook de eerste zang (De vrede-pyp) uit Hiawatha. Later studeerde hij rechten te Leuven en vestigde hij zich als advocaat in Veurne. In 1870 huwde hij met Marie-Louise Faure-Dedele. Ze kregen een zoon Georges. Edmond werd als invloedrijke provinciale mandataris dienstdoende gouverneur in 1907.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondend; gelegenheidsgedichten; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamVanhove, Bruno
Datums° Izegem, 05/11/1819 - ✝ Tielt, 19/08/1891
GeslachtMannelijk
Beroep(aarts)priester; leraar; inspecteur onderwijs; schooldirecteur; ere-kanunnik en titulair kanunnik; vicaris-generaal
BioBruno Vanhove was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare. Via het grootseminarie van Brugge werd hij op 21/12/1844 tot priester gewijd. Hij was leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (1844-1846) en leraar retorica aan het kleinseminarie te Roeselare (1849-1859). In 1850 was hij ook inspecteur van het lager onderwijs in Roeselare en vanaf 1855 in Tielt. In 1859 werd Vanhove superior van het kleinseminarie te Roeselare tot juli 1869. Als superior was Vanhove het niet altijd eens met de pedagogische aanpak, het proselitisme en de Vlaamsgezindheid van zijn leraar Gezelle. Van Hove werd ere-kanunnik (1864), bisschoppelijk inspecteur voor het lager en middelbaar onderwijs (1869) en vicaris-generaal van het bisdom Brugge (1875-1890). Hij was ook aartspriester van het kapittel en de stad Brugge, huisprelaat van de paus en ridder in de Leopoldsorde.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; superior van Gezelle in het kleinseminarie van Roeselare
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVerpoort, Joannes; Verpoort, jean
Datums° Oostnieuwkerke, 15/06/1840 - ✝ Oostende, 12/01/1890
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor
BioJoannes Verpoort was leerling aan het kleinseminarie van Roeselare. Hij zat er in 1856-57 in de 5de latijnse en deed zijn retorica in 1861 en filosofie in 1862. Hij was onderpastoor in Oostende.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity
NaamVerriest, Hugo
Datums° Deerlijk, 25/11/1840 - ✝ Ingooigem, 27/10/1922
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; auteur; leraar; directeur kloostergemeenschap; schooldirecteur; pastoor
BioHugo Verriest was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1854-1859). Hij kreeg er gedurende negen maanden les van Gezelle. Hij volgde filosofie in 1860 en zijn priesterwijding volgde op 17/12/1864. Hij werd leraar aan het Sint-Lodewijkscollege (09/06/1864) en aan het kleinseminarie te Roeselare (19/09/1867). Hij onderwees zijn leerlingen in de geest van Gezelle. Hij figureerde als spilfiguur binnen de Blauwvoeterij, dit ook als redacteur van het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge, het medium van de Blauwvoeterij. Vervolgens was hij directeur van de Zusters van Liefde in Heule (25/08/1877) en superior van het college te leper (13/06/1878). Hij was pastoor te Wakken (19/09/1888) en Ingooigem (19/06/1895). In 1906 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde. Hij was een spilfiguur in de Vlaamse Beweging en een zeer vurig spreker. Als auteur schreef hij romantisch-impressionistische gedichten, talrijke artikels en biografieën o.m. van Guido Gezelle, Stijn Streuvels en Albrecht Rodenbach.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); correspondent; medestichter van Biekorf; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDambre, Amandus Leopoldus
Datums° Vlamertinge, 28/04/1832 - ✝ Brugge, 12/07/1906
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; titulair kanunnik; inspecteur; directeur; aartspriester
BioAmand Dambre was een zoon van Joannes-Benedictus Dambre, landbouwer, en Maria-Joanna Glorie, en de oudere broer van Emile en Edouard Dambre. Als leerling aan het kleinseminarie te Roeselare kreeg hij les van Gezelle tijdens zijn schooljaar filosofie 1853-1854. Hij was er de primus. Hij ontving zijn priesterwijding op 19 december 1857. Vervolgens studeerde hij theologie in Leuven en ging hij in december 1859 op zijn beurt les geven aan het kleinseminarie van Roeselare. Hij werd onderpastoor van de Onze Lieve Vrouwekerk in Brugge (27/12/1865), pastoor in Beernem (24/09/1873) en Waregem (16/11/1875). Op 27 december 1880 werd hij titulair kanunnik van de Brugse kathedraal en inspecteur van de bisschoppelijke colleges. Hij was achtereenvolgens penitentiarius van het kapittel (20/04/1885) en directeur van het Heilig werk der kindsheid (april 1886). Op 8 november 1887 werd hij lid van de toezichtcommissie van het bedelaarswerkhuis en het toevluchtshuis. In 1895 ten slotte was hij aartspriester van het kapittel en voorzitter van het Werk der Uitgelezene Bibliotheek.
Links[odis]
Relatie tot Gezelleoud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamDubois, Constantijn
Datums° Roeselare, 27/09/1796 - ✝ Roeselare, 14/04/1870
GeslachtMannelijk
Beroepburgemeester
BioConstantijn Dubois was liberale burgemeester van Roeselare (1860-1869).
Links[wikipedia]
NaamDe Corte, Jean-Baptiste
Datums° Sint-Lievens-Houtem, 29/09/1811 - ✝ Brugge, 19/11/1873
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; klooster- en schooldirecteur; missionaris; auteur; journalist
VerblijfplaatsEngeland
BioJean-Baptist De Corte deed zijn studies deels te Ingen en deels te Aalst. Hij werd leraar aan het kleinseminarie te Roeselare (1831-1843). Hij ontving ondertussen zijn priesterwijding te Gent op 24 september 1836. Vervolgens ging hij aan de slag als kloosterbestuurder bij de Broeders van Liefde te Brugge (1843). Hij was de laatste principaal van het Duinencollege te Brugge, waar de jonge Gezelle hem gekend heeft (1845-1846). Hij was bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge (1845-1846). Hij vertrok als missionaris naar Engeland (05/11/1846). Vervolgens werd hij pastoor in Dottenijs (23/08/1848), leraar Frans aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (1851-1852) en diocesaan inspecteur lager onderwijs (1854-1873). Hij schreef fabeldichten, godsdienstige werken en journalistieke stukken in de Gazette van Brugge en in de Standaerd van Vlaenderen. Hij schreef ook de kritische Pieter Verzeyl-dialoogjes, waar Gezelle zelf ook zou kunnen mee te maken gehad hebben. Hij was ook bekend als predikant, waarvoor Guido Gezelle hem prees bij zijn overlijden.
Links[odis], [wikipedia]
BronnenRond den Heerd 9 (1874) 50, p.402; J. Huyghebaert, Biekorf 74 (1973) p. 354-355
NaamRodenbach, Edward
Datums° 1823 - ✝ 1902
GeslachtMannelijk
Beroepondernemer; brouwer; politicus
BioEdward Rodenbach was gehuwd met Eugenia Mergaert bij wie hij vier kinderen kreeg. Aanvankelijk was hij een ondernemer van een mechanische spinnerij. In 1864 kreeg hij de leiding over de brouwerij van Rodenbach in Roeselare. Hij was tevens een liberale politicus.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - instituut/vereniging

NaamEngels Seminarie
BeschrijvingHet Engels Seminarie te Brugge werd opgericht door John Sutton in 1858 met de steun van de Engelse katholieke kerkleiding. Sutton was een tot het katholieke geloof bekeerde Engelse baron die in 1855 een groot fortuin geërfd had. Hiermee liet hij scholen en kerkelijke gebouwen herstellen of bouwen en richtte hij katholieke instellingen op. In het Engels Seminarie werden Engelse, Schotse en Vlaamse jongens opgeleid tot missionarissen voor Engeland. Ook Gezelles broer Jozef was er een tijdje ingeschreven als leerling. Het seminarie was gevestigd langs de Lange Rei in Brugge, schuin tegenover het grootseminarie en verhuisde later naar de Potterierei, nu het Sint-Leocollege . Op 26 augustus 1860 werd Gezelle er aangesteld als professor in de filosofie. Hij zou er vijf jaar blijven, vanaf februari 1861 als vice-rector. De benoeming was voor Gezelle een hoogtepunt in zijn professioneel en sociaal leven. Door zijn functie kwam hij nu in contact met prominente Engelse clerici als Wiseman en Faber.
Datering1859-1873
Links[odis]
Naamkleinseminarie Roeselare
BeschrijvingHet klein seminarie werd opgericht onder het Frans bewind en herstartte officieel in 1830 als bisschoppelijk college. In 1846 werden de Latijnse klassen aangevuld met een handelsafdeling Saint-Michel, waaraan ook een lagere basisschool verbonden was. Dit Sint-Michielsinstituut fungeerde als een voorbereiding op de humaniora. Het klein seminarie trok heel wat katholieke leerlingen uit Engeland en Ierland aan. In 1849 werd hiervoor een aparte Engelse afdeling opgericht. Vanaf hetzelfde jaar werd ook een filosofieafdeling ingericht als voorbereiding op de priesteropleiding. Gezelle volgde er secundair onderwijs van 1 oktober 1846 tot 19 augustus 1850. Vanaf 21 maart 1854 tot 21 augustus 1860 kwam hij er terug als leerkracht. Zijn eerste drie bundels waren nauw verbonden met deze periode. Ook nadien hield hij een intens contact met zijn oud-leerlingen.
Datering1830
Links[odis], [wikipedia]

Naam - gebeurtenis Guido Gezelle

GebeurtenisVice-rector Engels Seminarie
Periode16/02/1861
BeschrijvingGezelle wordt vicerector van het Engels Seminarie.
GebeurtenisEinde Engels college
Periode1861 (Pasen)
BeschrijvingHet Engels college wordt opgedoekt. Algar keert terug naar Roeselare.

Titel - ander werk

TitelYfteplanting in het Klein Seminarie van Rousselaer
AuteurVan Hee, Edmond
Datum[1861]
PlaatsRoesselare
UitgeverGoethals-Priem

Titel19/03/1861, Roeselare, Victor Van Coillie aan [Guido Gezelle]
EditeurPaul Thoen; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderVan Coillie, Victor
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum19/03/1861
VerzendingsplaatsRoeselare (Roeselare)
AnnotatieBriefversie van datering: St. Joseps dag A. D. 1861 ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 214x137
groen
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; idem midden: 19/3 1861 (inkt, beide hand P.A.); idem rechts: 19en Maart 1861 (potlood)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4183
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|10495
Inhoud
IncipitTer gelentheid van het plightig concert dat
Tekstsoortbrief
TalenNederlands; Latijn
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.