<Resultaat 221 van 2306

>

p1
COLLÈGE DE LA VILLE
DE
THIELT
FLANDRE: OCCID:
Mon cher Monsieur!

Michel nous est bien arrivé, et sauf quelques petits détails il est déjà tout à fait habitué; je dis quelques petits détails et c'est par rapport à cela que je vous écris. Je ne sais trop si c'est l'effet de son imagination, ou du caractère anglais, mais il s'imagine qu'il ne peut étudier a l'étude avec les autres élèves; lorsqu'on lui demande pourquoi, il ne le sait pas, la grande raison qu'il allègue c'est que Mr Gezelle lui a dit qu'il serait logé en ville et qu'il aurait là une chambre particulière, à toutes les objections il répond de la même manière; Vous comprenez, mon cher, qu'il est de toute impossibilité de lui procurer une chambre particulière, soit au collège, soit en ville, de lui donner de la lumière et plus tard du feu – Nous ne devons pas même y songer - Voici donc ce que je voudrais que vous fissiez; ce serait de lui écrire p2que vous avez appris, qu'il se porte bien qu'il est déjà habitué, et que c'est avec plaisir que vous avez appris, qu'au lieu de devoir aller coucher en ville, Mr le Principal a pu lui donner un lit au collège, que de cette manière il peut régulièrement suivre toutes les études etc etc…

En effet c'est ainsi; Lorsque vous êtes venus à Thielt, le principal croyait devoir faire loger Michel en ville, puisqu'il n'y avait plus de lits disponibles au collège, et si Michel reste la nuit ici, c'est qu'un autre élève dort en ville, dans une mansarde qui n'eut pas été assez convenable pour l'anglais.

Puisque c'est surtout sur vous qu'il s'appuie, je crois que quelques lignes de votre part lui feraient du bien; ne veuillez aucunement faire mention de ma lettre… D'ailleurs, comme j'ai dit, ce n'est là qu'un petit détail; il déjeune et goute avec nous; prend ses autres repas avec les professeurs laïques, en qu’il a trouvé d'excellents compagnons.

p3
Agréez, mon cher, l'expression de mes sentiments les plus affectueux.
Mon frère le Principal[1] vous présente ses amitiés les plus empressées
Totus tuus[2]
CRoelandts

Noten

[1] De principaal Camille Roelandts was de broer van Contstantin, die les gaf aan het college van Tielt van september 1863 tot 1877.
[2] Vertaling (Latijn)= geheel de jouwe

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamRoelandts, Constantin Aloïse
Datums° Ingelmunster, 12/10/1833 - ✝ Dikkebus, 22/01/1901
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; pastoor
BioConstantin Roelandts, zoon van Ferdinandus-Dionisius, ontvanger van de directe belastingen, en Flabvia-Domitilla Iserbyt, was de broer van Camille Roelandts. Hij werd tot priester gewijd in Brugge op 06/06/1857. Hij gaf les aan het Sint-Lodewijkscollege van Brugge (oktober 1857). Vanaf september 1863 gaf hij economie aan het college van Tielt, en volgde zijn broer op als principaal (07/02/1877-1879). Ten slotte werd hij pastoor in Dikkebus (22/08/1879).
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent

Briefschrijver

NaamRoelandts, Constantin Aloïse
Datums° Ingelmunster, 12/10/1833 - ✝ Dikkebus, 22/01/1901
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; pastoor
BioConstantin Roelandts, zoon van Ferdinandus-Dionisius, ontvanger van de directe belastingen, en Flabvia-Domitilla Iserbyt, was de broer van Camille Roelandts. Hij werd tot priester gewijd in Brugge op 06/06/1857. Hij gaf les aan het Sint-Lodewijkscollege van Brugge (oktober 1857). Vanaf september 1863 gaf hij economie aan het college van Tielt, en volgde zijn broer op als principaal (07/02/1877-1879). Ten slotte werd hij pastoor in Dikkebus (22/08/1879).
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamTielt
GemeenteTielt

Naam - persoon

NaamBuckley, Michael Joseph
Datums° Cahir, Tipperary, 1837 - ✝ Youghal,
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; antiquair; zaakvoerder; ontwerper van religieuze meubelen
VerblijfplaatsIerland
BioMichael Buckley werd geboren in 1837 in Cahir, Tipperary als de zoon van John George Buckley. Zijn Hij vestigde zich in de Minderbroedersstraat 8, later 7 te Brugge. Uit de brieven blijkt dat hij leerling was aan het kleinseminarie te Roeselare voor het schooljaar 1857-1858 hoewel hij nergens in de Palmares vermeld wordt, maar wel in het Grand Livre Internat. In 1858 vinden we hem terug bij de jozefieten te Geraardsbergen en in april 1861 schrijft hij vanuit Tienen waar hij leraar is in het St.-Stanislascollege. Dan brengt hij een jaar door in het Drievuldigheidscollege te Leuven, een bijhuis van de jozefieten, van oktober 1861 tot juli 1862. Na een kort verblijf te Brugge gaat hij dan naar Château de Magery, Sibret, Province de Luxembourg, waar hij meehelpt aan een of ander godvruchtig werk o.l.v. Count de Rochepaule. Met het oog op een eventuele priesteropleiding ging hij naar het St.-Jozefscollege te Tielt. Zijn verblijf daar wordt betaald door Elga Robinson, vrouw van Arthur Robinson. Ook was hij bevriend met zijn neef Cuthbert Robinson en wilde hij naar zijn voorbeeld binnentreden in de orde van Manning, the Oblates of St. Charles. In januari 1865 schrijft hij vanuit Vigan en vraagt hij Gezelle hem terug te halen naar Tielt waar hij leraar Engels zou kunnen zijn en tevens zou kunnen verder studeren. Hij verbleef ook enige tijd in Portugal. Buckley was een fervent aanhanger van de neogotische beweging en hij stichtte samen met Adolf Duclos, Antoine Neurath en Louis Grossé in maart 1864 de Heilige Beeldekensgilde te Brugge. In 1881 werd hij partner in de firma Cox & Buckley voor religieuze kunst in Londen. Buckley en zijn firma maakten ook glasramen voor kerken. In de volkstelling van 1891 staat hij ingeschreven als vrijgezel, wonend als huurder in Buckingham Street, 17 Londen. Na het failliet van de firma Cox & Buckley verhuisde hij naar Ierland, waar hij in Youghal een glas- en metaalatelier, 'Decorative Arts Guild of Youghal', oprichtte. Hij was er lid van de 'Cork Historical and Archaeological Society'. Verder was hij ook een ontwerper en vertegenwoordiger van de Brugse kunstgilde. In het jaar van zijn overlijden zou hij Belgische kunstenaars naar Youghal halen. Hij stierf op 2 augustus 1905 in zijn huis, Montmorenci, Youghal en hij werd begraven op het kerkhof van North Abbey, Youghal. Hij leverde ook bijdragen aan diverse kunsttijdschriften en hij schreef ook in de "Waterford Journal" (1903) over het verleden van zijn vader John George Buckley die als jonge man, als passagier op een schip naar een familielid in Newfoundland samen met de bemanning was gevangen genomen door een Franse kaper en enige tijd in Frankrijk gevangen zat en er nadien ook geruime tijd in vrijheid verbleef.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; Some past members of our Society (with portraits) Author: J. C. Journal of the Cork Historical and Archaeological Society, 1907, Vol. 13, No 75, page(s) 144-146; https://www.dia.ie/architects/view/747/BUCKLEY%2C+MICHAEL+JOSEPH+CUNNINGHAM+%2A ; https://www.findagrave.com/memorial/183826712/michael-joseph_g-buckley ;
NaamRoelandts, Camille
Datums° Ingelmunster, 10/06/1835 - ✝ Harelbeke, 04/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; pastoor
BioCamille Roelandts, zoon van Ferdinandus-Dionisius, ontvanger van de directe belastingen, en Flabvia-Domitilla Iserbyt, trad in in het grootseminarie op 30/09/1852 en hij werd tot priester gewijd op 18/12/1858. Hij werd leraar van het college te Oostende (01/10/1857). Hij werd achtereenvolgens directeur van het Leergesticht den Casino, Kortrijk (16/09/1859), principaal van het college te Tielt (01/09/1860), pastoor te Lendelede (07/02/1877) en te Harelbeke (04/12/1882), waar hij overleed op 04/08/1892. Voor zijn naamfeest op 18/07/1884 schreef Gezelle een gelegenheidsgedicht Weêr is de schoone dag verrezen. Het gedicht werd ook gepubliceerd in Rond den Heerd (03/08/1884). Onder zijn leiding als 3e principaal van het Sint-Jozefscollege te Tielt (1861-1877) ontstond het internaat, waardoor het leerlingenaantal toenam, werd de 'Société Littéraire' (uniek in West-Vlaanderen) verder gezet, werden de 'cours d'études professionelles' opgestart en werden de banden met het Tieltse stadsbestuur aangehaald. Later werd hij de "2e stichter van het college" genoemd. Hij werd als principaal opgevolgd door zijn broer Constantin Roelandts (07/02/1877-1879).
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamRoelandts, Constantin Aloïse
Datums° Ingelmunster, 12/10/1833 - ✝ Dikkebus, 22/01/1901
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; pastoor
BioConstantin Roelandts, zoon van Ferdinandus-Dionisius, ontvanger van de directe belastingen, en Flabvia-Domitilla Iserbyt, was de broer van Camille Roelandts. Hij werd tot priester gewijd in Brugge op 06/06/1857. Hij gaf les aan het Sint-Lodewijkscollege van Brugge (oktober 1857). Vanaf september 1863 gaf hij economie aan het college van Tielt, en volgde zijn broer op als principaal (07/02/1877-1879). Ten slotte werd hij pastoor in Dikkebus (22/08/1879).
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent

Naam - plaats

NaamTielt
GemeenteTielt

Naam - instituut/vereniging

NaamSint-Jozefscollege Tielt
BeschrijvingHet Sint-Jozefscollege werd gesticht in 1686 als Latijnse School door de Minderbroeders. Na een onderbreking in de Franse tijd werd terug heropend in 1830 door de Minderbroeders. Vanaf 1848 viel het volledig onder de bevoegdheid van het bisdom. Daardoor waren er nauwe contacten met het kleinseminarie. Er werden ook Engelse leerlingen gehuisvest. Gezelle had er contact met oud-leerlingen, leraars en principaals.
Datering1830
Links[odis]

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Roelandts, Constantin Aloïse

Correspondenten

Gezelle, Guido
Roelandts, Constantin Aloïse

Naam - instituut/vereniging

Sint-Jozefscollege Tielt

Naam - persoon

Buckley, Michael Joseph
Roelandts, Camille
Roelandts, Constantin Aloïse

Naam - plaats

Tielt

Plaats van verzending

Tielt

Titel30/10/1863, Tielt, Constantin Aloïse Roelandts aan [Guido Gezelle]
EditeurEls Depuydt; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderRoelandts, Constantin Aloïse
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum30/10/1863
VerzendingsplaatsTielt (Tielt)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 211x133
wit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden briefpapier: Collège de la ville de Thielt Flandre Occid:
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4561
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|10845
Inhoud
IncipitMichel nous est bien arrivé, et sauf quel-
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.