Met groot genoegen ontving ik voor eenigen tijd de 12de en laatste aflevering van Uw Westvlaamsch Idioticon. Bij de voltooiing van dit belangrijk werk is het mij eene behoefte, U niet alleen voor de vriendelijke toezending van een presentexemplaar mijnen oprechten dank te herhalen, maar ook U van harte geluk te wenschen met de volbrachten uitstekenden arbeid. Het Westvlaamsche Idioticon is een werk, dat in onze Nederlandsche taalkunde eene blijvende plaats zal bekleeden. Zoowel de rijkdom der stof, die er in behandeld wordt, als de
p2kennis, de bekwaamheid en de critische zorg, waarmede het bewerkt is, verzekeren het eene eereplaats in onze taalkundige literatuur. Uit weinig werken, die in de laatste jaren verschenen zijn, valt zooveel nieuws te leeren. Het Westvlaamsch dialect is door U in zijne volle belangrijkheid ten toon gesteld, en is voor de studie vooral van onze Middelnederlandsche taal, gelijk zich vooruit reeds verwachten liet, volkomen onmisbaar gebleken. Wees overtuigd, dat Uw degelijke arbeid in Noord-Nederland op hoogen prijs wordt gesteld. Aan de Redactie van het Nederlandsch Woordenboek hebt gij een uitnemenden dienst bewezen: onze volgende afleveringen zullen u telkens bewijzen, dat zij er dankbaar gebruik van weet te maken. Ontvang dan nogmaals, hoog-p3geachte Heer, mijnen dank en mijnen gelukwensch, en vergun mij tevens daarbij de hoop uit te spreken, dat Gij ook verder Uwen vrijen tijd aan de bevordering onzer Dietsche taalkunde zult blijven wijden, om ons in het vervolg nog met nieuwe vruchten van Uwe kennis en Uwen ijver te verrijken.