<Resultaat 721 van 2349

>

p1
Eerweerde Heer en Hoog geschatte Vriend!

Mijn voorloopigen dank voor uwe zending kortrijksche liifkoeken hebt Gij reeds bij briefkaarte ontvangen[1] niet waar? Die koeken, ofschoon ze zoo bros zijn, hebben de reis zonder schade of breken afgelegd, dank zij de zorgvuldige en nette verpakkinge. Ze waren van harten welkom en ik zeg U voor dat bewijs uwer goedjonstigheid, nog eens hertelik dank , ook uit naam mijner huisgenooten. Gij weet zeker dat men ons Friesen hier in Holland den spotnaam geeft van "friesche koeketers"? Wel! wij dragen dien naam met eere, vooral hier in huis. En ik zelve heb er smakelik van gesmuld; en doe dit nog, want wij bewaren de liifkoeken "as beginekoek" (zoo als 't Leeuwarder spreekwoord zeit), 't is te zeggen: wij gebruken daar uterst zunig van, opdat 't genot te langer strekke. Vooral ook mijn' 16 jarigen knaap (Gij weet hoe zulke jongens zijn, immer met een grage mage - en hij is nog in menige zake zoo recht onnoozel-kinderlik) hebt Gij met uwe zending veel genoegen gedaan. En hij bekomt wel ter dege zijn deel - want zie, hij is als kind aleen. Ik heb maar een kind. Deze jongeling heeft bij zijne geboorte aan zijne lieve moeder het leven gekost, negen maanden na mijnen trouwdag[2] Sedert bleef ik weduwnaar, ten zinen behoeve. Mijn Andries laat U vrindelik groeten, en biedt U uit dankbaarheid een lichtprinte aan, waar zijne beeldtenis op staat - en die van zijn vader[3]

Uwe liifkoeken zijn, wat de name betreft, in geheel Noord-Nederland onbekend, voor zoo verre ik wete. Maar p2overigens zijn ze hier wel bekend - maar, eerlik gezeid, hier zijn ze veel grover, veel minder lekker. In Holland noemt men ze "oublie" en wat dat voor een naam is, weet ik niet. In Friesland, zoo ze grof zijn, enkel van meel en melk en honig gebakken, dan noemt men ze knapkoeken, omdat ze zoo knapperig bros zijn; de fijndere soort, maar nog niet half zoo fijn als de kortriiksche, heeten in Friesland kniipkoekjes, omdat men ze bij 't bakken, tusschen twee ijzeren formen kniipt. Dies zegt men te Groningen ook wel iserkouken (de Groningers spreken deze oe als ou = ow, bijna als au uit); en wijl men ze meest omstreeks nieuwejaar bakt, ni-joars-kouken.

Het verdroot mij langer te wachten op de plaatsing van uw opstel over Gailliards woordenboek[4] in De Spectator. Dat men werkelik van plan geweest is het op te nemen, kunt Gij zien uit het stukske van mijn handschrift, hier bij ingesloten, en 't welk ik, met de drukproeve, van den drukker ontving. De Redactie van De Spectator schreef dat. - Zoo gaf ik mijn ongeduld te kennen, en kreeg daarop het ingesloten antwoord van den heer Martinus Nijhoff, de schrijver van 't Bestier - Spectator. Hij schrijft zoo onduidelik dat ik ten uwen gemakke, alles tusschen de regels overgeschreven heb. Ik heb vroeger veel met den heer N. in briefwisseling gestaan, en ben aan zijn raadselschrift gewoon. Maar Gij zoudt daar al lichte niet uitgekomen zijn. - En het antwoord dat ik hem weer zond, heb ik voor U daar onder geschreven. Want natuurlik, de reden die 't Bestier opgeeft van p3weigering - dat zijn de boer z'n gansen niet. "Nos kennimus nos"[5] zoo als onze quintaner-gymnasiasten zeggen. - Intusschen, we zullen deze zake maar onder ons houden, niet waar?

Nog een dankbetuiging. (Ja, als ik aan U schrijve, kom ik daar zoo licht niet vrij van!). Te weten voor de toezendinge van twee nummers der Gazette van Kortrijk, met dat treffelike opstel "Wat is onze algemeene taal"[6] Onnoodig te zeggen met hoe veel instemminge ik dat stuk gelezen en herlezen hebbe. Mij is 't als uit het herte genomen! En die volledige verzameling van treffelike uutspraken van mannen van groot gezag op taalkundig gebied, kan mij zelven nog zoo nuttig zijn in mijnen arbeid! Dank hertelik daarvoor! Want immers Gij zijt d'opsteller daar af? - Dit stuk is een dooddoender voor uwe en mijne tegenstanders in Vlaanderen en Holland. - Ik kom er nog wel op terug.

Hier bij gaat een afdruk van eene beoordeeling over twee friesche geschriften[7] Het opstel is geplaatst in het Januari-nummer van De Tijdspiegel, een onzer beste tijdschriften (revues). Maar d'achtelooze drukker vergat een 25 tal overdrukjes voor mij te nemen. Nu heb ik een vol nummer moeten slopen, om U een afdruk te kunnen zenden. Van daar dat ik er geen aan den heer Duclos kan doen toekomen, wat ik anders geern deed.

En dan nog verzende ik gelijktijdig met dezen brief, aan U een boekske met twee opstellen van onzen p4grooten frieschen taalvorscher Halbertsma. Ai, dat die edele man nog leefde - wat hadden we een krachtige steun in onze zake. Mij dunkt, de lezinge van deze twee opstellen zal u genoegen doen. Zie vooral eens onder aan op bl. 35 van 't eerste stukske. Dat zal U deugd doen. En Halbertsma heeft ook bij onze nieuerwetsche Hollandsche taalkundigen groot gezag.

Ik zou gaarne goeden raad van U hebben, wat ik zal doen in zake ij en y. De ij, dat zijn twee letters i, kan ik niet schrijven in opene lettergrepen; ik kan niet schrijven, hij, enz. stellen; dat strijdt tegen mijn gevoelen. Wel schrijft, wijn, enz. in geslotene lettergrepen, waar de dubbele letter op z'n plaats is. Maar de y aan 't einde voldoet mij ook maar half. Ik heb in dezen geen vrede met mij zelven; ik denk d'iene dag zus, en d'aêre zoo! Hoe denkt Gij er over?

Mag ik dit boekske van Halbertsma van U terug ontvangen, als Gij het zult hebben uitgelezen en betracht? Want het is een gaar zeldzaam werkje, en ik heb geen tweede exemplaar. Het komt maar uterst zelden voor.

En nu ten slotte - ontvang, hoog geschatte vriend! een vriendelike groete en een trouwen handdruk
Van Uwen
Johan Winkler.
p5

Een gebrek van den Glossaire moet noodzakelijk hier aengestipt worden; het bestaet hierin dat men nievers, noch op ‘t einde noch in ‘t begin van den boek, vermeld en vindt of de schrijver van Staets- of Stadswegen met eene helpende hand is ondersteund geworden.

Zulke werken moeten voortgezet en eens voltrokken geraken, tot nut van iedereen; maer voortgezet, en bezonderlijk voleind en voltrokken worden ze moeielik, zonder hoogere hulpe als die inschrijvers of koopers verleenen kunnen. Maar al te dikwijls en ziet men nog jeugdige en verdienstvolle geleerden, dood gewrocht en ongeholpen, te midden de onvruchtbare eere van van ‘t een of ‘t ander schaers begonnen reuzenwerk, jammerlik ten grave dragen!

Zulk treurig vooruitzicht en zal, is ’t te hopen, hier niet verwezenlikt worden, zoo lange er in Belgenland, in Vlanderen, of in Brugge nog mannen te vinden zijn, die Waerheid en Kunst, Tael en Roem van ‘t Vaderland, rechtzinniglijk en met ter daad, durven boven alles stellen.

Edward Gailliards Glossaire is opgedragen aan dien anderen Gailliard, den vader van den schrijver. Tot hem dienen de prachtige hoedanigheden van den druk, die de nog hoogere weerde van het werk zelve omvatten en versieren, met eere terug te klimmen.[8]

Guido Gezelle

p6
Proef aan
den Heer Johan Winkler
Kleine Houtweg 61
Haarlem[9]

p7

Martinus Nijhoff

’s Gravenhage

Geachte Heer,

De Redactie Spectator verzoekt me U hare verontschuldiging te maken,

dat zij het stuk van den heer Guido Gezelle niet heeft opgenomen. Bij nader

inzien kwam het bloemrijke opgewonden stuk haar minder geschikt ter

opname voor. Men was bevreesd, dat de argelooze lezer van den Spectator

het stuk voor eene parodie zou houden dat toch zeker niet lag in de bedoeling

van den schrijver? Wilt U hem bij gelegenheid melden, dat de Spectator binnenkort

een artikel aan het boek van den heer Gaillard hoopt te wijden,

p8waarschijnlijk van de hand van Prof. Verdam.

Met aanbeveling geloof mij hoogachtend & vriendschappelijk

Uw X Exx
Mart Nijhoff

Noten

[1] Zie briefkaart van Johan Winkler aan Guido Gezelle van 17/01/1883.
[2] Johan Winkler trouwde in 1865 met Andryske Römer. Zij stierf in 1866 bij de geboorte van Andries.
[3] De foto is aanwezig in het Guido Gezellearchief van de Openbare Bibliotheek Brugge (nr. 9224 F).
[4] Gezelle schreef vol lof over de Glossaire Flamand van Edward Gailliard in: Rond den Heerd: 17 (29 October 1882) 49, p.385-387. Via Winkler zou deze positieve bespreking ook verschijnen in de Nederlandsche Spectator, maar de redactie zag ervan af. Winkler schreef hierover in de brief van 13/12/1882 aan Guido Gezelle.
[5] ”ons kent ons”; wij weten wel waar de klepel hangt.
[6] Pieter Baes, Het Neêrlandsch in Vlanderen, in: Gazette Van Kortrijk: (13/01/1883) en Pieter Baes, Wat is onze algemeene taal, in: Gazette Van Kortrijk: (20/01/1883).
[7] Die twee Friese geschriften zijn: ’In doaze fol alde Snypsnaren, Bernerrymkes, Berneboarteryen, Jongfolkswille, Riedlingen, Aldelieten, Sprekwirden en ytte mear‘ (verzameld door W. Dijkstra en T.G. van der Meulen, 1882) en ’It jonge Fryslân - Sangen en Rimen fen jonge fryske skruiwers’ bijeengebracht door P.J. Troestra en O.H. Sytstra, 1881. Zie D. Gevaert, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Licentieverhandeling UGent, Letteren en Wijsbegeerte, 1984, p.452.
[8] Fragment uit Gezelles langere tekst in: Rond den Heerd: 17 (29 October 1882) 49, p.387. Gezelle schreef hier vol lof over de Glossaire Flamand van Edward Gailliard.
[9] In het handschrift van M. Nyhoff (Dries Gevaert, De Briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler, deel 3, p.450 (Licentiaatsverhandeling RU Gent, 1984) I, p.147).
Winkler schrijft hier opnieuw aan Gezelle.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de “Gazette van Brugge”, werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVerdam, Jacob
Datums° Amsterdam, 22/01/1845 - ✝ Amsterdam, 19/07/1919
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; filoloog; rector; auteur
VerblijfplaatsNederland
BioJacob Verdam was een Nederlandse hoogleraar in de Nederlandse taal en het Middelnederlands aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij werd in 1865 student aan de Leidse universiteit. Door zijn bijzondere gaven op het gebied van de taal- en letterkunde en zijn studiezin werd hij in 1869, vóór zijn promotie, benoemd tot leraar aan het gymnasium te Leiden. In 1872 werd hij doctor in de letteren en zes jaar later verwisselde hij het leraarsvak voor een leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam. In 1891 werd hij benoemd aan de Rijksuniversiteit Leiden, waar hij in 1908-09 het ambt van rector heeft waargenomen. Verdam schreef verschillende werken, waaronder het "Middelnederlandsch Woordenboek", dat de gehele taalschat bevatte van het middeleeuwse Nederlands, een werk van grote omvang en van grote waarde. Verder verschenen van zijn hand "Uitgaven van middeleeuwse texten", "Episodes uit Jacob van Maerlants Historie van Troyen", "Spiegel der Sonden", "Uit de geschiedenis van de Nederlandse taal" en tal van verhandelingen, studies en tijdschriftartikelen. Verdam was lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamWinkler, Andries J.
Datums° Leeuwarden, 03/02/1866 - ✝ Haarlem, 06/08/1914
GeslachtMannelijk
Beroepsecretaris-penningmeester
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioAndries Winkler werd geboren als de zoon van arts en dialectoloog Johan Winkler en Andrieske Tjallings Römer. Zijn moeder stierf enkele dagen na zijn geboorte op 10 februari 1866 op 27-jarige leeftijd. Andries Winkler was Secretaris-Penningmeester te Haarlem. Hij trouwde met Alida van Blaarden op 19 juli 1897 en ze kregen samen vier kinderen: Johan Winkler (6 oktober 1898), Hendrik Winkler, (13 mei 1903), Andries Laurens Winkler (18 januari 1905) en Gerrit Willem Winkler (27 mei 1907). Andries Winkler beroofde zichzelf van het leven in 1914.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.openarch.nl/frl:922bef2f-2441-7167-4a1e-a72d41550152
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamHalbertsma, Joost Hiddes; S.S; Haring Sifrid Sinnema
Datums° Grouw, 23/10/1789 - ✝ Deventer, 27/02/1869
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; predikant; taal- en letterkundige; publicist
VerblijfplaatsNederland
BioJoost Halbertsma was een doopsgezind predikant, taal- en letterkundige, redenaar en publicist die bekend stond om zijn humor en zijn uitgesproken stijl. Een van zijn belangrijkste verdiensten als taalkundige was zijn onderzoek naar de verschillende Friese dialecten. Hij ontwierp een Friese spelling en was één van de eersten om het Fries te gebruiken voor verschillende literaire genres. Hij schreef onder andere een vertaling van het Matteüsevangelie in het Fries.
Links[wikipedia], [dbnl]
NaamNijhoff, Martinus
Datums° Arnhem, 26/12/1826 - ✝ Den Haag, 24/09/1894
GeslachtMannelijk
Beroepuitgever; boekhandelaar
VerblijfplaatsNederland
BioNijhoff was de zoon van uitgever, archivaris en historicus Isaac Nijhoff en Martina Cornelia Houtkamp. Hij is de grootvader van de naar hem genoemde dichter Martinus Nijhoff. Na het gymnasium werd hij opgeleid voor het vak van boekhandelaar en uitgever in Amsterdam en Parijs. Hij begon in 1853 een eigen boekhandel in Den Haag. Als uitgever maakte hij naam met de edities van het Woordenboek der Nederlandsche Taal en het Middelnederlandsch Woordenboek. Hij is ook de man die in 1860 het in 1856 opgerichte literaire tijdschrift de Nederlandsche Spectator overnam en het tot het orgaan maakte van de zgn. modernen en liberalen. Hij stichtte in 1869 Het Vaderland, het oudste liberale Haagse dagblad.
Links[wikipedia]
NaamGailliard, Jan-Jacob
Datums° Brugge, 05/06/1801 - ✝ Brugge, 14/07/1867
GeslachtMannelijk
Beroepdrukker; lithograaf; schrijver
BioJan-Jacob (Jean-Jacques) Gailliard was de zoon van boekbinder Bernard-Joseph Gailliard. Zijn zoon was Edward Louis Gailliard, één van de Brugse Gezelledrukkers. Jan-Jacob ontwikkelde zich van boekbinder tot drukker, lithograaf en schrijver. Hij was vooral geïnteresseerd in Brugse geschiedenis (genealogische gegevens over Brugse adellijke families). Zijn geschriften werden verzameld in Bruges et le Franc ou leur magistrature et leur noblesse, avec les données historiques et généalogiques sur chaque famille (Brugge, Gailliard, 6 vol. 1857-1861.)
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamHaarlem

Titel - ander werk

TitelGlossaire flamand de l'inventaire des archives de Bruges (section première, première série)
AuteurGilliodts-Van Severen, L.; Gailliard, E.
Datum1879-1882
PlaatsBruges
UitgeverGailliard
GGBGGB 1175
TitelGazette van Kortrijk (periodiek)
AuteurGezelle, G; Soenen, E.
Datum1876-1918
PlaatsKortrijk
UitgeverBeyaert
Links[odis]
TitelDe Nederlansche spectator (periodiek)
AuteurLindo, P.
Datum1856-1908
PlaatsArnhem
UitgeverThieme
TitelTijdspiegel (periodiek)
Datum1844-1921
PlaatsArnhem
UitgeverD.A. Thieme

Titel23/01/1883, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum23/01/1883
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 1: Inleiding en brieven (1881-1883) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.139-147
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vellen en enkele vellen, 207x134 ; bijlage 1: 135x103 ; bijlage 2: 211x138; bijlage 3: foto
wit
papiersoort: 8 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden bijlage 1: stuk voor Loquela
bijlage 2: afgescheurd briefje van Gezelles bespreking van Gailliards Glossarium door Winkler overgeschreven
bijlage 3: brief van Martinus Nijhoff aan Johan Winkler van 20/01/1883 uit Den Haag met overgeschreven antwoord van Johan Winkler aan Martinus Nijhoff
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.) ; op zijde 5 in de bovenrand: Staat in Loquela, 1882-1883, n° 11, bl. 87-88; op zijde 7 in de linkermarge: Staat in Loquela, 1883-1884, n° 2, bl. 10-11 (inkt, beide hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5314
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11618
Inhoud
IncipitMijn voorloopigen dank voor uwe
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.