Vilvoorden, 20 Augustus, 1884.
Zeer Eerwaarde Heer,
De dagbladen melden den uitgang van den prachtigen ommegang te Brugge, tegen 28n dezer en nog tweemaal daarna[1] op mij onbekende dagen. Gaarne zou ik die katholieke plegtigheid zien; doch weet niet den te beganen weg dier processies, noch in welk huis ik ze zou kunnen bijwonen.
Zou ik door uwe welwillende goedheid niet, per eenvoudige briefkaart, kunnen weten, welke de drie dagen zijn en in welk huis ik kon worden ontvangen? Ik zou dan, daags te vooren, in ‘t hôtel de Flandre[2] aanlanden en kon ‘t zijn, u ten uwent bezoeken, op de ure door U daartoe aangewezen.
Naar ‘t Congres[3] denk ik niet te komen. Ik vrees dat het meer partijdig politiek dan enkel letterkundig zijn zal, en aan politiek historisch gekibbel wil ik vreemd blijven.
Ontvang, Zeer Eerwaarde Heer, de betuiging mijner opregt hartelijkste groeten en geloof mij steeds
Uw Zeer Eerwaarden dienstwillige Dienaar,
dr. J. Nolet de Brauwere van Steeland.