Met veel genoegen schrijf ik U dezen brief, als een vervolg op mijnen nieuejaarsbrief, die Gij, even als een overdrukske[1] "Hebel end Halbertsma end T.R. Dykstra", dat ik U toezond, zekerlik reeds zult ontfangen hebben.
Och, och! die felle koude! en och, och, die strenge winter! Hoe stelt Gij het daar mede? Blijft Gij gezond? En kunt Gij er U nog al in voegen? Gij zijt toch ook reeds 60 jaren oud, en zelfs mij, die nog 10 jaren jonger ben, zelfs mij krenkt deze koude, volgens 't oude rijmke:
Ho mannichfâld
Krenkes tou lîf, siel end sinnen!"
Onder de vele verdrietelikheden die deze strenge winter ons oplevert, is ook deze dat alle vervoer van menschen, vee en goederen zoo groot oponthoud ondervindt. Vooral wat het laatste aangaat, is dit in hooge mate hier het geval - hier, waar andersp2schier alle goederenvervoer te water geschiedt. Nu moet alles langs den spoorweg komen en gaan, en daar is men niet op ingericht. Het gevolg is dat alles vreesselik lange onderweg blijft. En zoo ontving ik uwe zende met kortrijksche wafelkens, die, blijkens het geleidzeêlken, den 29st December l.l. reeds te Rozendaal aan onze grensen was, eerst gisteren. Maar alles was in goede orde en ongeschonden overgekomen. En zoo zeg ik U dan heden van herten dank voor dat aangename geschenk, voor de lekkere wafelkens en voor den schoonen duikalmanak. De wafelkens worden door ons allen hier in huis, en door goê-vrienden die ons een keer bezoeken, zoo geerne genuttigd, en heuren fijnen smaak geroemd, waar bij dan niet verzuimd wordt te vermelden dat wij ze aan "dien vriendeliken Heer-Oom (onze volksbenaming voor eenen katholijken Geestelike) te danken hebben, "heelemael uut Kortriik in Flaenderen"! - En hertelik dank ook voor den schoonen vlaamschen duikal-p3manak, die reeds boven mijne schrijftafel aan den wand hangt, en mij alle morgen, als ik daar een bladeken afscheure, mijnen hoog geachten Vriend Gezelle doet gedenken.
Ik zal U ook eenen Frieschen almanak zenden, eerstdaags, zoo spoedig ik hem heb - niet om den tijdwijzer, maar om het mengelwerk dat er aan verbonden is. Zie hier bij ingesloten ook nog, om d'aardigheid, eene friesche Nieuejaars-briefkaarte, die Gij, na lezinge, wel verscheuren kunt.
Welk een schoon gedicht van de Chrysantemums hebt Gij in den Biekorf geplaatst[2] Dat is zoo zoet en liefelik, zoo zangerig en geestig! Alle eere komt daar voor den bekwamen dichter toe! Het trof mij zoo wel te meer om dat wij in October l.l. eene tentoonstellinge van Chrysantemums, louter van die bloemen, te Amsterdam gehad hebben, die ik ben gaan zien, en waar ik al die verschillende verwen en formen, die de Chrysantemums opleveren,p4bewonderd hebbe.
Dat 'k Jo myn winsken sizze koe,
Ik wit dat dit net wirde kin.
'k Lit nou Jo mei dit kaertsje witte,
Dat 'k yet deselde for Jo bin,
En rop romhertich Jo tomiette:
Hab altyd eltse libbensdei
De romt fen segen op Jou wei.[5]