Ik spoed me om aan uw verzoek te voldoen.
In zijnen brief gedagteekend uit Boma 21sten Januari 1897 schrijft mij mijn zoon Adriaan (Dr in de Rechten en Substituut van den Procureur van den Staat):
"Ik heb de drie bundels (1) van Guido Gezelle ontvangen en dank er u zeer om. Wat mij 't meeste aanstaat zijn de "Liederen, Gezangen en Gebeden". Daar komen beschrijvingen in voor, die aangrijpend zijn van schoonheid, zooals die van den "Waterdruppel", van den "Wind", van "dien Avond en die Roze". De bundel der gelegenheidsdichten is min aantrekkelijk. In een woord G.G. is een oprechte dichter, vol schoonheden."
En in zijnen brief uit Lusambo, gedagteekend van 10den October (dien ik den 13den Xber heb
(1) De Kerkhofblommen had ik hem niet gezonden, omdat hij die vroeger reeds gelezen had.
ontvangen) schrijft hij, na eenen oogslag te hebben geworpen op de brieven en pakken, welke hij dien dag zelf gekregen had, en met de gauwte, daar de boot 's anderendaags terugvaarde:
"Ik heb eene gansche vracht gazetten ontvangen, en heb in een der pakken den Tijdskrans van G. Gezelle gevonden. Ik heb er eenen oogslag op geworpen; dat is juist wat ik moest hebben, meen ik. Ik ben er u zeer dankbaar voor."
Die uittreksels hebben des te meer waarde, dat de goede jongen in de verste verte niet vermoedde, dat zij u onder de oogen zouden komen.
Vandaag zend ik u nog een paar exempl. van Broeder Jan, eene betamelijkere uitgave dan die der Academie.
Het zou mij een groot genoegen zijn, indien ik over dat gedicht uw onbewimpeld oordeel mocht lezen.