<Resultaat 1799 van 2074

>

p1

Société de St Augustin

Desclée, De Brouwer & Cie

Bruges le

Den Eerweerden Heere Guido Gezelle,
T/s.[1]

Ten jare 1866[2] is door UEw., in het Nummer 23 van “Rond den Heerd”, eene geschiedkundige beschrijving gegeven van den “Heiligen Doorn” in de Parochiekerk van ‘s Heiligs Kerst, binnen de stede van Harelbeke bewaard. Thans houdt zich de heer de Mely, medewerker aan de “Revue de l’Art Chrétien” bezig met een artikel over de bijzonderste relikwieën van de Doornen Kroon Christi; wij nemen de eerbiedige vrijheid u het fransch beknopt verslag van bovengemeld artikel uit “Rond den Heerd” vóór te leggen, ten einde alle misgreep te vermijden.

Aanveerd, Eerweerde Heer, met onzen voorafgaanden dank onze eerbiedige groeten
PR DESCLÉE, DE BROUWER & CIE[3]
A. J. Botte

L’épine[4] est de la longueur d’un doigt, il en sort 2 petites épines, elle est renfermée dans un reliquaire en ivoire, portant l’inscription

Monumenta

Reliquiarum Sae

Coronae Christi

1832

Dans le même reliquaire se trouvent d’autres reliquesp2

St MaguerieSt BlaiseSte Sevère
Ste Epine
St Ste Hermine.St RomaïeSt Martin.

L’historique est consigné en un manuscrit, conservé à l’église d’Harlebeke. La relique provient de l’abbaye de St Benoit de Trêves, fondée par St Maguerie, archevêque de Trêves, sur les ruines d’une abbaye fondée autrefois par St Martin, et d’une église de la Ste Croix, bâtie par le même St Martin.

St Maguerie fit don à cette abbaye de la relique de la Ste Epine; des certificats du Prieur de la dite abbaye en certifient l’origine: c’est en 1778 que cette relique y fut vénérée solennellement pour la dernière fois. Lors de la révolution française un religieux de l’abbaye, le R. M. Etienne de Pidoll, transfera la relique à Prague; du consentement de ses confrères, il en fit don à Messire J. B. Nicolas Perin de Métandal, émigré français, le 4 Janvier 1805, qui la céda à son tour, le 8 Août 1809, au R. M. Guillaume Carpentier, secrétaire de l’Archevêque de Prague, avec faculté de la céder à telle église qu’il voudrait; M. Carpentier scella la relique le 14 Août 1809.

M. Carpentier, originaire d’Harlebeke, porta la relique, à sa ville natale et la céda au Curé de St Sauveur le 11 Mai 1818. Tous les documents relatifs à la sainte relique ont été soumis aux Vicaires généraux du diocèse de Gand, dont le siège était vacant alors; par lettres du 5 et 7 Juillet 1823 ces Messieurs ont attesté l’authenticité de la dite relique, et celle des reliques enfermées dans le même reliquaire, après avoir détaché une parcelle à faire vénérer par les fidèles pendant l’exposition solennelle de la grande relique.

Noten

[1] ter stede
[2] Foutief jaartal. Het artikel verscheen in de dagwijzer (donderdag 6) in: Rond den Heerd: 4 (1 mei 1867) 23, p.180-182
[3] Stempel
[4] De hieropvolgende samenvattende vertaling van Gezelles artikel uit de dagwijzer (donderdag 6) in: Rond den Heerd: 4 (1 mei 1867) 23, p.180-182, is geschreven in een ander handschrift.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Naamde Mély, Fernand
Datums° Nogent-sur-Seine, 12/10/1851 - ✝ Parijs, 25/03/1935
GeslachtMannelijk
Beroeparcheoloog; schrijver; burgemeester
VerblijfplaatsFrankrijk
BioFernand de Mély studeerde filologie en middeleeuwse geschiedenis. Hij was lid van vele verenigingen en werkte mee aan heel wat tijdschriften, o.m. de Revue de l’art chrétien. Hij werd bekend om zijn artikels over kerkschatten en christelijke iconografie. Hij was ook 53 jaar burgemeester van zijn dorp Mesnil-Germain in Calvados.
Links[wikipedia]
NaamBotte, Arthur-Jean
Datums° Gent, 24/09/1865 - ✝ Brugge, 09/02/1926
GeslachtMannelijk
Beroepbediende
BioArthur-Jean Botte was werkzaam als directeur van de typografische afdeling van de uitgeverij Saint-Augustin (Desclée De Brouwer). Hij kwam in dienst op 14 augustus 1894 en bleef er werkzaam tot zijn dood. Hij was gehuwd met Marie Böss.
Relatie tot Gezellecorrespondent; drukker

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamHarelbeke
GemeenteHarelbeke
NaamTrier
NaamPraag

Naam - instituut/vereniging

NaamDesclée-De Brouwer
BeschrijvingDe Brugse Augustinusdrukkerij werd in 1877 gesticht door de Doornikse uitgevers Henri (1830-1917) en Jules Desclée (1833-1911) samen met hun schoonbroer Alphonse De Brouwer (1850-1937), die in Brugge woonde. Met de steun van baron J.B. de Béthune ontwikkelde ze een reeks van neogothische lithografische en gedrukte producten. Vanaf 1889 stond de lithografische afdeling onder leiding van Gezelles kennis P. Raoux. Gezelles oudleerling I. Fraeys was er aalmoezenier. Ze drukten o.m. de Duikalmanak en verschillende gelegenheidsgedichten. In de loop van de twingste eeuw zouden ze onder de naam Desclée De Brouwer uitgroeien tot een internationale uitgeverij.
Datering1877-heden
Links[wikipedia]

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelRevue de l'art chrétien
Datum1857-1914
PlaatsBrugge
UitgeverDesclée, De Brouwer et Cie

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Correspondenten

Gezelle, Guido

Naam - instituut/vereniging

Desclée-De Brouwer

Naam - persoon

Gezelle, Guido
de Mély, Fernand
Botte, Arthur-Jean

Naam - plaats

Brugge
Harelbeke
Trier
Praag

Plaats van verzending

Brugge

Titel - ander werk

Revue de l'art chrétien

Titel - werk van Guido Gezelle

Rond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.

Titel27/09/1899, Brugge, A. J. Botte (i.n.v. Desclée-De Brouwer) aan [Guido Gezelle]
EditeurEls Depuydt; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2022
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderBotte, A. J.
VerzenderDesclée-De Brouwer
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum27/09/1899
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressant gereconstrueerd op basis van het briefhoofd ; adressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle in het kader van de neogotiek. / door Caroline De Dycker. - Gent : Rijksuniversiteit Gent, 1984, dl. 1, p.208-209
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 279x213
wit, gelijnd
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden papier met briefhoofd: Société de St Augustin // Desclée, De Brouwer & Cie //
op zijde 1 boven de handtekening: stempel: Ph Desclée, De Brouwer & Cie
de Franse samenvatting van Gezelle artikel vertaling uit Rond den Heerd is in een ander handschrift
Toevoegingen op zijde 2 rechts in de bovenrand: Desclée de Brouwer (potlood, hand C. G.[?])
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief7150
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13488
Inhoud
IncipitTen jare 1866 is door UEw., in het Nummer 23
Samenvatting over artikel uit de dagwijzer (donderdag 6) uit. - Rond den Heerd. - Jrg.4 (1 mei 1867) nr. 23, p.180-182
Tekstsoortbrief
TalenNederlands; Frans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.