<Resultaat 341 van 2074

>

p1Ad Majorem Dei Gloriam[1]
Eldon House
Queens Road[2]

Dear Abbe Gazelle,[3]

As I was writing to Kate[4] I took the opportunity of sending you a few lines to tell you how pleased I was to find by Mama's letter that you have not forgotten me. As to the promises I made I have kept them faithfully at least I have done my best to do so. So you see you can believe an English girls Word. I am so thankful for your prayers and I pray for you very often.p2I suppose Mama told you that I left New Hall about a month ago. They all think I shall go back there but they are greatly mistaken If it is Almighty Gods will, I shall be a Sister of Charity or a Sister of Mercy - that is when I am old enough but I am afraid I have two or three long years to wait. Mama and all the household go to Father Launs to confession with the exception of myself. I go to Father Stevens - not a Jesuit![5] Farmstreet is too far[6] off.p3I should be so glad if you could find time to write me just a few lines (if you have not time for more) in Kates letter. Remember me very kindly to your sister & beging your blessing

Believe me
Your very affectionate & grateful child
Mary Vavasour
Enfant de Marie[7]

Noten

[1] Vertaling (Latijn): Tot meerdere glorie van God.
[2] Londen.
[3] Mary Vavasour schrijft Gezelle systematisch verkeerd: Gazelle in plaats Gezelle.
[4] Het is niet duidelijk wie Mary hiermee bedoelt, maar blijkbaar gaat het om iemand die in Brugge verblijft want in contact staat met Gezelle. Zou het kunnen gaan om de meid Kate die Mary Clifford Kavanagh vermeldt in haar brief aan Guido Gezelle van 04/05/1889?
[5] Wanneer de Kavanaghs, het gezin van Mary Vavasour, in 1870 naar Londen verhuisden, bevond hun woning, Eldon house in Queen’s Road, zich op anderhalve mijl van de redemptoristen in Clapham Park Road 8.
[6] Van Clapham Park tot Farmstreet is anderhalfuur stappen.
[7] Door zich ‘kind van Maria’ te noemen, toont Mary een speciale devotie voor Maria en/of een bijzondere deugdzaamheid, vroomheid en vriendelijkheid na te streven. De titel wordt ook gebruikt door leden van Mariacongregaties, maar het is niet geweten of Mary hiertoe behoorde.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVavasour, Mary
Datums° Tadcaster, Hazlewood Castle, 12/08/1852 - ✝ Hammersmith (Londen), 08/11/1888
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioMary Lucy Vavasour werd op 12 augustus 1852 geboren als een van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). De familienaam Vavasour werd verkregen via Mary’s grootvader Edward Marmaduke Joseph Stourton (1786-1847) doordat zijn neef Thomas Vavasour overleed zonder erfgenamen. Edward erfde van hem eveneens het landgoed Hazlewood Castle in York en de titel van Baronet, de laagste adellijke rang in het Verenigd Koninkrijk. Mary’s vader ontgon land in Nieuw-Zeeland en nam vanaf 1842 het beheer van Hazlewood Castle over. Na zijn overlijden op 11 januari 1860, hertrouwde haar moeder met Maurice Dennis Kavanagh (1838-1899) op 8 februari 1865. Zij kregen twee dochters. Van 1865 tot eind 1869 verbleef de familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 op de parochie Sint-Walburga waar Gezelle onderpastoor was. Mary en haar ouders hadden contact met hem o.m. via brieven waarin Mary Vavasour hem een aantal keer bij hen thuis uitnodigde en hem vroeg een mis op te dragen in de Heilig-Bloedkapel voor een doodzieke kennis. In 1866 werd Mary samen met haar zus Angela naar de prestigieuze katholieke kostschool New Hall gestuurd, waar ook hun moeder had gezeten. Door het werk van stiefvader Maurice Kavanagh, ging het gezin begin 1870 terug in Engeland wonen, in Eldon House, Queens' Road, Clapham Park, Londen. Even later keerde Mary terug uit New Hall en koesterde ze plannen om Sister of Charity te worden. In een brief van maart 1872 aan Gezelle maakte Mary haar keuze voor de orde van ‘The Good Shepherd’ bekend. Op 14 augustus 1872 begon Mary’s proefperiode als novice in Hammersmith, Londen. In 1874 werd ze geprofest als Sister Mary of the Blessed Sacrament. Het klooster was een tehuis voor jonge vrouwen die op de een of andere manier van het rechte pad zijn afgedwaald door crimineel gedrag of prostitutie. Mary Vavasour werd er ‘Mistress of the Penitents’. Ze had echter een zwakke gezondheid en stierf jong, op 8 november 1888 in Hammersmith. Ze werd in het klooster van Finchley, Londen begraven. Op 4 mei 1889 stuurde haar moeder het bidprentje naar Gezelle, waarbij ze over haar dochter schreef: “She was quite idolized by the Nuns of the good Shepherd, they looked upon her as a little Saint, she had a wonderful influence over the Penitents, they were so fond of her. She was a very great sufferer, & yet so wonderfully energetic in everything.”
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.ancestry.co.uk/ ; Tablet 24 November 1888; C.B. Joseph, The history of the Noble House of Stourton, of Stourton, in the County of Wilts. Londen, 1899.

Briefschrijver

NaamVavasour, Mary
Datums° Tadcaster, Hazlewood Castle, 12/08/1852 - ✝ Hammersmith (Londen), 08/11/1888
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioMary Lucy Vavasour werd op 12 augustus 1852 geboren als een van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). De familienaam Vavasour werd verkregen via Mary’s grootvader Edward Marmaduke Joseph Stourton (1786-1847) doordat zijn neef Thomas Vavasour overleed zonder erfgenamen. Edward erfde van hem eveneens het landgoed Hazlewood Castle in York en de titel van Baronet, de laagste adellijke rang in het Verenigd Koninkrijk. Mary’s vader ontgon land in Nieuw-Zeeland en nam vanaf 1842 het beheer van Hazlewood Castle over. Na zijn overlijden op 11 januari 1860, hertrouwde haar moeder met Maurice Dennis Kavanagh (1838-1899) op 8 februari 1865. Zij kregen twee dochters. Van 1865 tot eind 1869 verbleef de familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 op de parochie Sint-Walburga waar Gezelle onderpastoor was. Mary en haar ouders hadden contact met hem o.m. via brieven waarin Mary Vavasour hem een aantal keer bij hen thuis uitnodigde en hem vroeg een mis op te dragen in de Heilig-Bloedkapel voor een doodzieke kennis. In 1866 werd Mary samen met haar zus Angela naar de prestigieuze katholieke kostschool New Hall gestuurd, waar ook hun moeder had gezeten. Door het werk van stiefvader Maurice Kavanagh, ging het gezin begin 1870 terug in Engeland wonen, in Eldon House, Queens' Road, Clapham Park, Londen. Even later keerde Mary terug uit New Hall en koesterde ze plannen om Sister of Charity te worden. In een brief van maart 1872 aan Gezelle maakte Mary haar keuze voor de orde van ‘The Good Shepherd’ bekend. Op 14 augustus 1872 begon Mary’s proefperiode als novice in Hammersmith, Londen. In 1874 werd ze geprofest als Sister Mary of the Blessed Sacrament. Het klooster was een tehuis voor jonge vrouwen die op de een of andere manier van het rechte pad zijn afgedwaald door crimineel gedrag of prostitutie. Mary Vavasour werd er ‘Mistress of the Penitents’. Ze had echter een zwakke gezondheid en stierf jong, op 8 november 1888 in Hammersmith. Ze werd in het klooster van Finchley, Londen begraven. Op 4 mei 1889 stuurde haar moeder het bidprentje naar Gezelle, waarbij ze over haar dochter schreef: “She was quite idolized by the Nuns of the good Shepherd, they looked upon her as a little Saint, she had a wonderful influence over the Penitents, they were so fond of her. She was a very great sufferer, & yet so wonderfully energetic in everything.”
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.ancestry.co.uk/ ; Tablet 24 November 1888; C.B. Joseph, The history of the Noble House of Stourton, of Stourton, in the County of Wilts. Londen, 1899.

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamClapham (Londen)

Naam - persoon

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden recht tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVavasour, Mary
Datums° Tadcaster, Hazlewood Castle, 12/08/1852 - ✝ Hammersmith (Londen), 08/11/1888
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioMary Lucy Vavasour werd op 12 augustus 1852 geboren als een van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). De familienaam Vavasour werd verkregen via Mary’s grootvader Edward Marmaduke Joseph Stourton (1786-1847) doordat zijn neef Thomas Vavasour overleed zonder erfgenamen. Edward erfde van hem eveneens het landgoed Hazlewood Castle in York en de titel van Baronet, de laagste adellijke rang in het Verenigd Koninkrijk. Mary’s vader ontgon land in Nieuw-Zeeland en nam vanaf 1842 het beheer van Hazlewood Castle over. Na zijn overlijden op 11 januari 1860, hertrouwde haar moeder met Maurice Dennis Kavanagh (1838-1899) op 8 februari 1865. Zij kregen twee dochters. Van 1865 tot eind 1869 verbleef de familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 op de parochie Sint-Walburga waar Gezelle onderpastoor was. Mary en haar ouders hadden contact met hem o.m. via brieven waarin Mary Vavasour hem een aantal keer bij hen thuis uitnodigde en hem vroeg een mis op te dragen in de Heilig-Bloedkapel voor een doodzieke kennis. In 1866 werd Mary samen met haar zus Angela naar de prestigieuze katholieke kostschool New Hall gestuurd, waar ook hun moeder had gezeten. Door het werk van stiefvader Maurice Kavanagh, ging het gezin begin 1870 terug in Engeland wonen, in Eldon House, Queens' Road, Clapham Park, Londen. Even later keerde Mary terug uit New Hall en koesterde ze plannen om Sister of Charity te worden. In een brief van maart 1872 aan Gezelle maakte Mary haar keuze voor de orde van ‘The Good Shepherd’ bekend. Op 14 augustus 1872 begon Mary’s proefperiode als novice in Hammersmith, Londen. In 1874 werd ze geprofest als Sister Mary of the Blessed Sacrament. Het klooster was een tehuis voor jonge vrouwen die op de een of andere manier van het rechte pad zijn afgedwaald door crimineel gedrag of prostitutie. Mary Vavasour werd er ‘Mistress of the Penitents’. Ze had echter een zwakke gezondheid en stierf jong, op 8 november 1888 in Hammersmith. Ze werd in het klooster van Finchley, Londen begraven. Op 4 mei 1889 stuurde haar moeder het bidprentje naar Gezelle, waarbij ze over haar dochter schreef: “She was quite idolized by the Nuns of the good Shepherd, they looked upon her as a little Saint, she had a wonderful influence over the Penitents, they were so fond of her. She was a very great sufferer, & yet so wonderfully energetic in everything.”
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.ancestry.co.uk/ ; Tablet 24 November 1888; C.B. Joseph, The history of the Noble House of Stourton, of Stourton, in the County of Wilts. Londen, 1899.
NaamStevens, John
Datums° Dudley, 14/04/1829 - ✝ Chapeltown, 1899
GeslachtMannelijk
Beroepredemptorist; priester; rector
VerblijfplaatsEngeland; Ierland; Schotland
BioJohn Stevens werd geboren in Dudley, West Midlands, op 14 april 1829. Zijn ouders waren Anglicaans. Toen hij dertien was, ging hij school lopen in Frankrijk en daarna in München, Duitsland, waar hij zich in 1845 tot het katholicisme bekeerde. Tot 1850 studeerde hij aan St. Edmund's College in Cambridge. In 1850 trad hij in bij de Redemptoristen, en in 1851 hij werd geprofest in Sint-Truiden. Hij werd priester gewijd in Luik op 4 augustus 1856. Hij keerde naar Groot-Brittannië terug waar hij hoofd werd van het noviciaat. Hij werd rector van de Redemptoristen in Clapham (Londen) en Bishop Eton (Liverpool). Later trok hij naar Limerick (Ierland). Hij gaf heel wat retraites, wat typisch was voor deze orde. In september 1899 trok hij naar Chapeltown in Schotland waar hij overleed in 1899. In de census voor 1871 woont John Stevens samen met andere Redemptoristen, onder wie Joannes Baptist Lans in Clapham. De Redemptoristen waren er actief in St.Mary's Church, officieel Our Immaculate Lady of Victories langs de Clapham Park Road in Clapham, Zuid-Londen.
NaamLans, Joannes Baptist
Datums° Haarlem, 16/07/1808 - ✝ Bishop Eton (Liverpool), 31/03/1886
GeslachtMannelijk
Beroepredemptorist; priester; kapelaan; rector
VerblijfplaatsNederland; Frankrijk; Engeland; Ierland
BioJoannes Baptist Lans werd geboren in Haarlem op 16 juli 1808. Hij studeerde aan het Klein Seminarie Hageveld in Velzen, aan het gymnasium van Oosterhout, het Klein Seminarie St. Acheul in Frankrijk, het Groot Seminarie in Amiens in Frankrijk en tot slot aan het Groot Seminarie van Warmond. Op 16 april 1833 werd hij in Keulen tot priester gewijd. Tot 1840 was hij kapelaan in Leiden, daarna kapelaan van het begijnhof in Amsterdam en vervolgens hoofd van het jongensweeshuis in Amsterdam. In 1843 trad hij in Nederland in bij de Redemptoristen. Hij trok naar Engeland waar hij als priester actief was in Hanley, Upton-on-Severn (1848-1851, Our Blessed Lady and St. Alphonso) en Bishop Eton (1851-1852) waar de Redemptoristen de kerk Our Lady of the Annunciation bestierden. In 1852 vertrok hij op missie naar Limerick in Ierland. Lans werd 1855 de oprichter en de vice-provinciaal van de Engels-Hollandse provincie van de orde van de Redemptoristen. Hij werd opnieuw actief in Bishop Eton en daarna ca. 1862-1863 in Clapham waar de Redemptoristen de kerk Our Immaculate Lady of Victories/St.Mary's langs de Park Road bestierden. Hij werd er rector. Er werden retraites en spirituele oefeningen gegeven voor leden van de clerus en leken. Hij overleed in Bishop Eton (Liverpool) op 31 maart 1886.
BronnenVan Grinsven, Lans, Joannes Baptista. In: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek: 6 (1924), k.902 M. Lans en J. Bogaerts, Pater Joannes Baptista Lans (1808-1886), een stuk geschiedenis uit het kerkelijk leven der 19e eeuw, 1911, p.219 ; Catholic Directory: (1851, 1856, 1861, 1863)

Naam - instituut/vereniging

NaamThe Good Shepherds
BeschrijvingDe Congregatie van Onze-Lieve-Vrouw van Liefde van de Goede Herder, kortweg Zusters van de Goede Herder, werd gesticht door zuster Maria Euphrasia Pelletier (Rosa Virginia Pelletier). De congregatie kwam in 1835 voort uit de Congregatie van Onze-Lieve-Vrouw van Liefde. In 2014 zijn beide congregaties gefuseerd, waarbij de naam Congregatie van Onze-Lieve-Vrouw van Liefde van de Goede Herder werd aangehouden. Maria Euphrasia Pelletier werd in 1814 opgenomen in de Congregatie van Onze-Lieve-Vrouw van Liefde, gesticht in 1662. Op 29-jarige leeftijd werd zij gekozen tot overste van het klooster in Tours. Vanaf 1829 gaf zij leiding aan een nieuwe vestiging van de congregatie in Angers. Vanuit Angers richtte ze een eigen congregatie op, aanvankelijk onder de naam Congregatie van Onze-Lieve-Vrouw van Liefde van de Goede Herder van Angers. Tussen 1829 en het overlijden van Maria op 24 april 1868 werden 110 kloosters gesticht, verspreid over alle werelddelen. In de zomer van 1841 kwamen enkele Franse zusters vanuit Angers naar Londen en stichtten in Hammersmith, Beauchamps Lodge, Fullham Road een klooster (Convent of our Lady of Charity of the Good Shepherd) met een verbeteringsgesticht voor "gevallen" maar boetvaardige jonge vrouwen (Asylum of the Good Shepherd for the reception of penitent females). De eerste moeder overste was Mother Regaudiat (Mother Mary of St. Joseph). De zusters van de Goede Herder moesten van een onberispelijk gedrag en het liefst van goede huize zijn. In het eerste jaar werden er twaalf boetvaardige vrouwen opgevangen maar hun aantal nam gestaag toe. In 1857 werden er 100 jonge vrouwen opgevangen. Er waren toen dertig nonnen. Met "gevallen" vrouwen werden niet alleen prostituees bedoeld maar ook vrouwen die zich in het algemeen misdragen hadden of onhandelbaar waren. Bedoeling was om ze weer op het rechte pad te brengen. Het ging om jonge vrouwen tussen 18 en 24 jaar. Ze moesten werken in de wasserij die verbonden was aan het verbeteringsgesticht. Er heerste een strenge tucht. De "boetelingen" of "penitents" zoals ze werden genoemd stonden onder de leiding van een "Mistress of the penitents", een kloosterzuster die de leiding over hen had. Doorgaans bleven de vrouwen twee jaar waarna ze bv. geplaatst werden als meid. Sommige "boetelingen" of "penitents" besloten om te blijven. Dat kon mits het afleggen van een jaarlijkse gelofte. Ze droegen een habijt. Nog anderen besloten om effectief kloosterzuster te worden. Zij werden "Magdalens" genoemd en traden toe tot de Orde van Sint-Magdalena die de regel van de Karmelietessen volgde. Ze leefden strikt gescheiden van de eigenlijke Zusters van de Goede Herder maar werden geleid door een van hen. Daarnaast werden in Hammersmith ook kinderen opgevangen die criminele feiten hadden gepleegd of onhandelbaar waren, en ook vrouwelijke ex-gedetineerden. In 1864 openden de zusters een tweede klooster met verbeteringsgesticht voor meisjes in East End, Finchley, Londen. In 1873 werd het ook een verbeteringsgesticht voor vrouwelijke ex-gedetineerden. Dit complex brandde bijna volledig af in 1972.
Datering1835 -
Links[wikipedia]
NaamSt Edward's Convent of Mercy
BeschrijvingDe Sisters of Mercy hadden hun klooster St Edward’s Convent op Blandford Square, dichtbij Londen. Vooraleer de Sisters of Mercy er zich in 1851 in hun nieuwe klooster vestigden, verbleven ze aan de Queen Square, Bloomsbury, waar op 2 augustus 1844 het klooster werd gesticht. Het initiatief daartoe werd genomen door de priesters Edward Hearn en zijn broer John Ambrose Hearn. Zij vonden enkele jonge vrouwen bereid om in te treden bij de Sisters of Mercy, met de bedoeling een klooster te stichten in de onmiddellijke buurt van de sloppenwijken van Marylebone, Londen. Tot het groepje jonge vrouwen behoorden onder meer Frances en Ann Hearn uit Waterford, Ierland, de zusters van Edward en John Ambrose Hearn; Catherine Macdaniel uit Londen; Elizabeth en Teresa Hercy; Sophie Boyton en enkele anderen zoals Maria Julia Philips. De eerste Mother Superior was Mary Cecilia Marmion. Ze werd opgevolgd in 1846 door Sophie Boyton (Zuster Mary di Pazzi Boyton) die de nieuwe Mother Superior werd van het klooster aan Queen Square en later aan Blandford Square en dit tot aan haar dood op 25 maart 1886. In 1851 schonk Charles Joseph Pagliano 3200 pond voor de bouw van een House of Mercy palend aan het St Edward's Convent. Om dit te vieren werd op 20 oktober 1851 ter ere van Pagliano in de kloosterkapel een mis voor de weldoener opgedragen. Het contract voor de bouw werd getekend in augustus 1852. Het huis was klaar in januari 1854. Catherine Macdaniel (Zuster Mary Catherine) werd in januari 1854, als een van de Founding Sisters, de eerste directrice van het House of Mercy. Het bood plaats aan 50 dakloze jonge vrouwen, ongeacht hun religieuze achtergrond. De meisjes waren 12 tot 15 jaar op het moment dat ze tot het House of Mercy toegelaten werden. Ze leerden er koken, schoonmaken, naaien, kleren maken, verzorgen en vooral de was doen. Zo deden ze de was van een groot aantal gezinnen van West End. Daarna werden ze geplaatst als dienstmeid. De meisjes kwamen uit het Verenigd Koninkrijk en Ierland, sommigen ook uit Frankrijk en België. Blandford Square was een voorbeeld van de vele Mercy programma's die vrouwen leerden onafhankelijk te worden. De kloosters van de Sisters of Mercy waar gevallen meisjes uitgebuit en mishandeld werden bevonden zich voornamelijk in Ierland. Bij het klooster was er een basis- en kleuterschool en dagschool. De zusters bezochten daarnaast ook de zieken.
Datering1851-heden
NaamNew Hall
BeschrijvingNew Hall is een school gesticht in 1642 door de kanunnikessen van het Heilig Graf, onder de bezielende leiding van Susan Hawley (1622-1706). Hawley verhuisde op 19-jarige leeftijd van Engeland naar Vlaanderen om te kunnen intreden in het katholiek klooster van de zusters van het Heilig Graf in Tongeren. Ze leefden er volgens de regel van Augustinus. Een jaar later stichtte zij samen met enkele andere Engelse nonnen een nieuw huis in Luik. Van meet af aan gaven zij onderwijs aan meisjes van wie de families uit hun rechten ontzet waren omwille van hun katholicisme. Hun school kreeg de naam New Hall. In de nasleep van de Franse Revolutie keerde de kloostergemeenschap in 1794 terug naar Engeland en in 1799 brachten de zusters hun school onder in het voormalig Tudor paleis van Beaulieu in Chelmsfort (Essex). De New Hall school bestaat tot op vandaag en organiseert katholiek onderwijs voor jongens en meisjes.
Datering1870-heden
Links[wikipedia]
NaamFarm Street Church, Londen
BeschrijvingNa de ‘Catholic Emancipation’ (1829) verbeterde de katholieken hun positie in het Verenigd Koninkrijk. In die periode zochten de jezuïeten een onderkomen in hartje Londen en vonden ze een rustige locatie in Farm Street. In 1849 openden zij er een rijk en kunstig versierde kerk voor het publiek. Mensen die kozen voor het katholicisme, of hun geloof opnieuw wilden belijden, vonden er een veilig en warm toevluchtsoord. In de Farm Street Church was er ruimte voor spiritualiteit en prediking. Men kon er niet trouwen of gedoopt worden maar de biechtvaders van Farm Street hadden een zeer goede reputatie. Van 1864 tot 2001 gaven de jezuïeten het maandelijks tijdschrift 'Month' uit, waarin geloofskwesties behandeld werden (sinds 2008 online als 'Thinking Faith').
Datering1849-heden
Links[wikipedia]
NaamRedemptoristen St. Mary's , Clapham
BeschrijvingDe orde van de redemptoristen werd oorspronkelijk gesticht in 1732 door Alfonsus van Liguori (1696-1787) en zette zich in voor de arbeiders en de arme plattelandsbevolking. In de 19de eeuw werden heel wat mensen aangetrokken door nieuwe werkgelegenheid in de grote stad London. De Kerk had vooral oog en oor voor de toename van het aantal katholieke gelovigen onder de arbeiders uit de industrie en het spoorwegnet, het huispersoneel van de middenklasse, en de Ierse inwijkelingen op de vlucht voor de hongersnood van 1845-1850. Op uitnodiging van bisschop Nicholas Wiseman en met financiële hulp van een Londense boekhandelaar, de heer Philips, betrok een klein groepje redemptoristen een pand in Clapham Park Road 8, Zuid-Londen. Sinds 1848 opereerden ze voornamelijk vanuit de vlakbij gelegen St. Mary’s Church. Door hun passie en geloofsijver kwamen ze vaak in conflict met de protestantse inwoners.
Datering1848-1998

Titelxx/[03/1870], Clapham (Londen), Mary Vavasour aan [Guido Gezelle]
EditeurMiet Hubrechts; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderVavasour, Mary
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatumxx/[03/1870]
VerzendingsplaatsClapham (Londen)
AnnotatieJaartal en maand gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens ; adressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.II, p.102
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 135x105
wit, gelijnd
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief7375
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13730
Inhoud
IncipitAs I was writing to Kate
Tekstsoortbrief
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.