Brugge, 10 October. 84.
Mijnheer
Op het vragen van den een’ of den anderen[1] hebt gij wel willen vier verzen maken welke Mr P. Busschaert op muziek stelde. Een stroof hebt gij gemaakt, en niet meer peis ik, aangezien men ons niet meer en geeft. Maar een en is geen, en twee en is maar een. Daarom vraag ik u, in den naam der feestcommissie van nog te willen twee of drie strofen maken op dezelfde mate.[2]
Daar ik binst de vacantie ondervonden heb, dat gij somwijlen niet meer en bezit wat gij zelf miek[3] schrijf ik hier de verzen uit die gij gezonden hebt:
Triomf gevierd, den boom geprezen
Met duizend vruchten rijk belaân[4]
Die eeuwig zullen blijvend wezen[5]
En door[6] God zelf beloond[7] bestaan!
Met duizend vruchten rijk belaân[4]
Die eeuwig zullen blijvend wezen[5]
En door[6] God zelf beloond[7] bestaan!
p2Wees zoo goed, Mijnheer, de bijgevoegde verzen aan den ondergeteekenden zoo haast mogelijk te zenden. ’t Begint te nijpen; ’t is hooge tijd van voort te doen.[8]
Mijynheer, ik bedank u op voordeel.
Aanveerd, Mijynheer, mijne gevoelens van hoogachting
Geheel aan u
Jh Van Damme
Kortrijk.