Mijnheer Gezelle
zoudt gij willen de goedheid hebben van mij niet te vergeten, want den tijd begint te korten; het is al zaterdag aanstaande dat ik zoo moetten gaan. zoo mijnheer Gezelle stel ik mijn betrouwen op u en denk ook wel dat gij mij voor zekers niet zult vergeten van het geen ik u gevraagt[1]
Ontvangt mijn oprechte groetenissen en dank u duizendt maal op voordeel
Maria Daerden
wilt dan de goedheid hebben van het naar de juffrouw te doen dragen, waar ik alle dagen gaan.
Kortrijk den 10 augustus 1882.