Zeer eerweerde Heer & vriend
Bedankt! Bevele u n° 13 L.
Karel de Gh., een hoveniers kind, lyk ik, (zie de hond), heet beuzen die deelen van den appel- of pärepotetak waar vruchtbotten uitkomen of vruchten aangestaan hebben; die beuzen, de eene op de andere volgende, jaarlyks, verkneukelen en worden ’t gene hy henneteen heet; “’k ga myne’ pärelare kandelaren, hy sta’ vul henneteentakken” is een redentale[1] die hy my als voorbeeld gezonden heeft. Devries zegt dat kassouwke uit eene verwarringe komt tusschen hèt kassouwke en de consolida consouda[2] Gelooft gy ‘t?[3]
Loquela
Lambourde = bourde (= stok)
+ la pejorativum en m – b