<Resultaat 707 van 2349

>

p1
Ma chere enfant Felicie,

J'ai été tres agréablement surpris par votre bonne lettre, que j'ai reçue hier et pour laquelle je m'empresse de vous remercier. C'est réellement bien gentil de votre part et je suis d'autant plus content que vous paraissez faire des progrès rapides. Votre lettre est très bien stylée, tres bien écrite. Elle prouve en outre que vous avez bon coeur et qu'on peut tout espérer de vous.

Je suis heureux d'apprendre que vous vous plaisez à Maestricht[1] et que vous restez toujours une bonne petite flamande. Apprenez tout ce qui est possible d'apprendre; à votre retour je vous ferai passer un petit examen sur la langue allemande.

Nous avons eu aussi notre fête de Noël, au Patronage S.p2Cathérine; crêche, arbre de Noël, etc. Au nom de l'Enfant de Bethlehem nous avons habillé 12 petits enfants pauvres. Si vous aviez été ici je vous aurais priée de me tricoter quelque chose. Ca sera pour plus tard! Et la grosse cloche de Notre Dame qui est tombée, le jour de Noël, pendant qu'on la sonnait pour Vêpres! Elle reste encore fixée dans la voute, audessus de l'endroit ou Mélanie (van 't heilig haar)[2] a son établi.[3] Cinq minutes avant je me trouvais tout juste là où elle aurait dû tomber et où il y a maintenant un tas de pierres. C'est un vrai miracle qu'il n'y a eu ni tués ni blessés. L'épouvante a été grande. Il n'y a pas de malades de votre connaissance, soyez tranquille.

J'espère vous revoir grandie en toute façons et vous bénir de pres comme je le fais de loin, en me disant votre très dévoué Père et ami en Jésus Christ
Gelobt sei Jésus Christ
Guido Gezelle

Noten

[1] Félicité zat op het pensionaat Marienwerth in Limmel-Meerssen bij Maastricht.
[2] Eén van de voornaamste relikwieën van de Kortrijkse O.-L.-V.-kerk is een specimen van het ‘Heilig Haar van Christus’. Een archiefstuk uit 1860 (RAK 548) en de mondelinge traditie koppelen het ‘na alle waerschijnlijkheid’ aan Filips van den Elzas (1142-1191). Gezelle stimuleerde de verering ervan en vroeg toestemming aan de bisschop om de onderbroken traditie van een jaarlijkse Processie van het Heilig Haar weer op te starten. In dit verband werd een rijk-gedecoreerd schrijn gemaakt door de juwelier Eugeen Vandamme. Van 1896 tot 1964 ging deze processie onder massale belangstelling uit. (Julien Vermeulen, Guido Gezelle in context: taal, macht en identiteit. Loppem: Guido Gezellekring, 2021, p. 201-202).
[3] Het verkoopstandje van Melanie Bultjauw. In de kerk had ze een kraampje waar ze souvenirs, kaarsen, medailles, devotieprentjes, litanieën e.d. verkocht aan gelovigen en pelgrims. Van de kerkfabriek ontving ze hiervoor 20 frank per jaar en 8% op haar omzet. In de Gazette van Kortrijk (29/12/1882) verscheen een artikel over het ongeval waarin de auteur (ongetwijfeld Gezelle zelf) noteert: “Eene vrouw nogthans die juist onder die voute zat aan den disch waar litaniën, keerskens enz., verkocht worden bekwam twee wonden aan heur hoofd, maar en wierd toch niet gevaarlijk gekwetst.”

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHeldenbergh, Félicité; Heldenbergh, Félicie
Datums° Kortrijk, 21/10/1864 - ✝ Kortrijk, 26/03/1933
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsNederland
BioFélicie Marie Heldenbergh werd geboren te Kortrijk op 21 oktober 1864 en groeide op in het centrum van Kortrijk: haar ouders Adolphe Théodore Heldenbergh (Kortrijk, 1810-1877) en Marie Joséphine Timmerman (geboren te Aalst in 1824) baatten een wijnhandel uit in de Begijnhofstraat, 9. Het gezin telde zeven kinderen en deed een beroep op wisselende diensters die eveneens in huis woonden. De oudste zonen: Julius Léon (°1856) en Joseph Emmanuel (°1858) zetten de wijnhandel verder in de Handboogstraat waar het pand van de Franse Zusters aangekocht werd. In 1911 huurde Joseph tevens de lokalen van het leegstaande weeshuis, de zgn. Ecole du Saint-Esprit (eveneens in de Handboogstraat). De derde zoon, Cyrille Emmanuel (1859-1914) studeerde geneeskunde en werd arts in Kortrijk. De vier dochters waren respectievelijk de jonggestorven Marie Josèphe (1861-1887), Louise Marie (1862-1920), Félicie Marie (1864-1933) en Jeanne Madeleine (1868-1926). Félicie was dus amper 13 jaar oud toen haar vader overleed. In 1882 werd de achttienjarige Félicie leerlinge in het pensionaat 'Marienwerth' in Maastricht. Op oudere leeftijd verbleef hun moeder, (Marie) Joséphine Timmerman, enkele jaren in het pension van de zgn. Franse Zusters, waar Gezelle hun buurman en religieuze directeur was. De vier dochters bleven ongehuwd, hun Franstalige bidprentjes loven hun godsvrucht en caritatieve instelling.
Relatie tot Gezellecorrrespondent

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamHeldenbergh, Félicité; Heldenbergh, Félicie
Datums° Kortrijk, 21/10/1864 - ✝ Kortrijk, 26/03/1933
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsNederland
BioFélicie Marie Heldenbergh werd geboren te Kortrijk op 21 oktober 1864 en groeide op in het centrum van Kortrijk: haar ouders Adolphe Théodore Heldenbergh (Kortrijk, 1810-1877) en Marie Joséphine Timmerman (geboren te Aalst in 1824) baatten een wijnhandel uit in de Begijnhofstraat, 9. Het gezin telde zeven kinderen en deed een beroep op wisselende diensters die eveneens in huis woonden. De oudste zonen: Julius Léon (°1856) en Joseph Emmanuel (°1858) zetten de wijnhandel verder in de Handboogstraat waar het pand van de Franse Zusters aangekocht werd. In 1911 huurde Joseph tevens de lokalen van het leegstaande weeshuis, de zgn. Ecole du Saint-Esprit (eveneens in de Handboogstraat). De derde zoon, Cyrille Emmanuel (1859-1914) studeerde geneeskunde en werd arts in Kortrijk. De vier dochters waren respectievelijk de jonggestorven Marie Josèphe (1861-1887), Louise Marie (1862-1920), Félicie Marie (1864-1933) en Jeanne Madeleine (1868-1926). Félicie was dus amper 13 jaar oud toen haar vader overleed. In 1882 werd de achttienjarige Félicie leerlinge in het pensionaat 'Marienwerth' in Maastricht. Op oudere leeftijd verbleef hun moeder, (Marie) Joséphine Timmerman, enkele jaren in het pension van de zgn. Franse Zusters, waar Gezelle hun buurman en religieuze directeur was. De vier dochters bleven ongehuwd, hun Franstalige bidprentjes loven hun godsvrucht en caritatieve instelling.
Relatie tot Gezellecorrrespondent

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHeldenbergh, Félicité; Heldenbergh, Félicie
Datums° Kortrijk, 21/10/1864 - ✝ Kortrijk, 26/03/1933
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsNederland
BioFélicie Marie Heldenbergh werd geboren te Kortrijk op 21 oktober 1864 en groeide op in het centrum van Kortrijk: haar ouders Adolphe Théodore Heldenbergh (Kortrijk, 1810-1877) en Marie Joséphine Timmerman (geboren te Aalst in 1824) baatten een wijnhandel uit in de Begijnhofstraat, 9. Het gezin telde zeven kinderen en deed een beroep op wisselende diensters die eveneens in huis woonden. De oudste zonen: Julius Léon (°1856) en Joseph Emmanuel (°1858) zetten de wijnhandel verder in de Handboogstraat waar het pand van de Franse Zusters aangekocht werd. In 1911 huurde Joseph tevens de lokalen van het leegstaande weeshuis, de zgn. Ecole du Saint-Esprit (eveneens in de Handboogstraat). De derde zoon, Cyrille Emmanuel (1859-1914) studeerde geneeskunde en werd arts in Kortrijk. De vier dochters waren respectievelijk de jonggestorven Marie Josèphe (1861-1887), Louise Marie (1862-1920), Félicie Marie (1864-1933) en Jeanne Madeleine (1868-1926). Félicie was dus amper 13 jaar oud toen haar vader overleed. In 1882 werd de achttienjarige Félicie leerlinge in het pensionaat 'Marienwerth' in Maastricht. Op oudere leeftijd verbleef hun moeder, (Marie) Joséphine Timmerman, enkele jaren in het pension van de zgn. Franse Zusters, waar Gezelle hun buurman en religieuze directeur was. De vier dochters bleven ongehuwd, hun Franstalige bidprentjes loven hun godsvrucht en caritatieve instelling.
Relatie tot Gezellecorrrespondent
NaamVan Damme, Eugeen
Datums° Brugge, 22/12/1831 - ✝ Brugge, 07/05/1915
GeslachtMannelijk
Beroepgoudsmid
BioEugeen Van Damme was de jongste zoon van goudsmid Jan Baptiste Van Damme (1798-1869) en Marie De Badrihaye (1790-1868) die sinds hun huwelijk in 1826 het Huis Van Damme in de Steenstraat 8 te Brugge runden. Eugeen was een studiegenoot van Gezelle aan het Duinencollege te Brugge. Hij ging in de leer bij zijn vader en volgde lessen aan de Academie. Hij behoorde net als zijn vader tot de stichters van de Katholieke kiesvereniging Concordia (1852). In 1853 werd hij lid en ondervoorzitter van het Genootschap van de Heilige Vincentius a Paulo. Nog ongehuwd trok Eugeen in 1858 naar Kortrijk waar hij in de Leiestraat 3 een bijhuis van het Huis Van Damme opende. Twee jaar later trad hij in het huwelijk met brouwersdochter Nathalie Francisca Serruys (1836-1911) uit Heule-Watermolen. Ze kregen zes kinderen. Na de dood van zijn vader in 1869 kwam Eugeen aan het hoofd van zowel het hoofdhuis als het filiaal te Kortrijk. Nadat Gezelle naar Kortrijk overgeplaatst was in 1872, maakte hij opnieuw kennis met Eugeen Van Damme. Gezelle was goed bevriend met de familie en schreef heel wat gelegenheidsgedichten voor hen, o.m. voor het zilveren huwelijk van het echtpaar Van Damme-Serruys in 1885. Omdat Eugeen in functie van de winkel wekelijks met de trein op en af ging naar Brugge (op zaterdag en soms ook op woensdag) was hij vaak tussenpersoon met Adolf Duclos, Ernest Rembry en Adolf Lootens. In 1895 keerde Van Damme terug naar Brugge met zijn echtgenote en ging in de Oude Zak 43 wonen. Van Damme wordt beschouwd als een van de belangrijkste Brugse edelsmeden uit het laatste kwart van de 19de eeuw en een van de voornaamste bewerkers van de heropleving van de Brugse edelsmeedkunst tijdens deze periode. Zo restaureerde hij bv. het gouden vat waarin het Heilig Bloed bewaard wordt. Van Damme was in bezit van het manuscript 'Constige Refereyen' van Anna Bijns en bewaarde het handschrift vermoedelijk in zijn hoofdhuis in de Steenstraat te Brugge. In 1900 werd Van Damme bestuurslid van de Academie en in 1902 werd hij als een van de nog levende stichters van Concordia gevierd.
BronnenMarc Carlier, Een uniek poëziehandschrift van Anna Bijns in Brugs bezit tijdens de 19de eeuw. In: Boeken uit Brugge, Brugge. Uitgeverij Van de Wiele, 2021, p.188-193.
NaamBultjauw, Mélanie; Biltjauw, Melanie Henriette; Bultjauw, Melania Hendrika; Mélanie van 't heilig haar
Datums° Wazemmes, 13/01/1828 - ✝ Kortrijk, 29/04/1905
GeslachtVrouwelijk
Beroephandelaar
VerblijfplaatsFrankrijk
BioMelanie Bultjauw werd geboren in Wazemmes, Lille, Frankrijk op 13 januari 1828 als Mélanie Henriette Biltjau. Ze was de oudste dochter van in Kortrijk geboren ouders, wever Henri François Biltjau en Séraphine Josèphe Vercruysse. Het echtpaar Biltjau-Vercruysse week kort na het huwelijk te Kortrijk op 9 mei 1800 uit naar Wazemmes waar dochter Melanie en nog drie kinderen geboren werden. Deze drie kinderen stierven kort tot vrij kort na hun geboorte. Melanie woonde in de Groeningestraat te Kortrijk. Ze had een kraampje waar ze souvenirs, kaarsen, medailles, devotieprentjes, litanieën e.d. verkocht aan gelovigen en pelgrims van het Heilig Haar in de Onze Lieve-Vrouwekerk waar Guido Gezelle onderpastoor was. Van de kerkfabriek ontving ze hiervoor 20 frank per jaar en 8% op haar omzet. Ze ontsnapte aan de dood toen op 26 december 1882 de klok van de kerk naar beneden viel. Ze had hierbij slechts twee hoofdwonden. Ze was niet getrouwd en volgens haar bidprentje was ze ‘Jubilares van de Congregatie van O.L.V. en lid der Avondschool bij de Zusters Paulinen’. Ze stierf in de Groeningestraat te Kortrijk op 29 april 1905. In haar overlijdensakte wordt ze Melania Hendrika Bultjauw genoemd.
BronnenArchives départementales du Nord; Rijksarchief; Beeldbank Kortrijk; Geneanet

Naam - plaats

NaamMaastricht

Naam - instituut/vereniging

NaamKortrijkse Katrientjes
BeschrijvingAls onderpastoor in Kortrijk kreeg Gezelle in 1875 de leiding over de patronaatswerking voor de fabrieksmeisjes van de spinnerij Linière de Courtrai. Vanwege hun patroonheilige de H. Katharina werden ze de Katrientjes genoemd. Zij kwamen elke zondag- en feestdag bijeen voor ontspanning en onderwijs. De Katrientjes vergaderden wel in de kloosterlokalen van de Zusters van Liefde aan de Bersacques-Poort, maar werden niet geleid door Zuster Vincentia of haar medezusters. De officiële leiding lag bij G. Gezelle die bijgestaan werd door juffrouwen en dames uit de Kortrijkse burgerij. Gezelle schreef heel wat gedichten voor deze werkmeisjes en hun begeleidsters.
Datering1875
NaamMarienwerth
BeschrijvingDe meisjesschool met pensionaat Marienwerth in Limmel-Meerssen bij Maastricht werd geleid door de zusters franciscanessen van Nonnenwerth (Rijnland), de Duitse tak van de Franciscanessen van Heythuysen die vanwege de Kulturkamf (1872-1879) uit Duitsland gevlucht waren. Op 1 juni 1879 hadden ze hun klooster in Nonnenwerth moeten verlaten en waren ze naar hun nieuwe klooster Marienwerth bij Maastricht getrokken. De voertaal in de school en het pensionaat was Duits. Marienwerth verleende onderwijs aan meisjes van de betere stand. Veel aandacht ging naar het taalonderricht, onder meer Duits, Engels, Frans en Nederlands. Na 1889, toen de zusters naar Nonnenwerth konden terugkeren, werd Marienwerth een huishoudschool met pensionaat, het zogenaamde "Deutsches Haushaltungspensionat Marienwerth". Het werd geleidelijk vernederlandst naar "Pensionaat Mariënwaard". In 1954 nam de Mgr. J.G. van Rijt-stichting het complex over.
Datering1879-1954
Links[wikipedia]

Titel[26/12/1882], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [(Félicie) Félicité Heldenbergh]
EditeurJulien Vermeulen; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Heldenbergh, Félicité]
Verzendingsdatum[26/12/1882]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatering: brief is geschreven rond 26/12/1882: verwijzing naar ongeluk met klok tijdens doopplechtigheid voor Clothilde Sabbe op 26/12/1882; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens; adressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef en publicatie ( Félicité is de officiële naam); bij aankoop pakket met informatie over de familie Heldenbergh.
Gepubliceerd inEen brief van Gezelle uit 1882 / door André Vincke. - in : Vlaanderen. - Jrg.48 (1999) nr.5, p.275-276
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x133
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Toevoegingen op zijde 4: gekregen van Dr. Cyriel Heldenbergh [...], propiétaire van het huis waar Gezelle 14 jaar gewoond heeft (in het huis, gemaakt van zijn bureel) [...] (potlood, verticaal, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID GezellearchiefAanw. 968; Aanw. 968 M
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25668
Geschiedenis december 2023, Kortrijk: Aankoop van privé-persoon
Inhoud
IncipitJ'ai été tres agréablement surpris
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.