<Resultaat 925 van 2308

>

p1
Achtbare Heer en Goede Vriend,[1]

Ik hebbe met veel zorge de ww. behandeld in Loquela die gij mij in uwe laatste brieven hebt bekend gemaakt, onder andere kakelboom[2] gij zult ze gelezen hebben en met mij de beduidendheid inzien van zelfs het alderminste dat bij 't volk te vernemen is. Ik ben van herten blijde dat gij tot het goed besluit gekomen zijt van maar zoo seffens aan 't werk te vallen met het boeken van ulieder volkstaal. Ziet maar toe dat ge alle schoolmeestersche gedachten van kant zet en enkelijk het Volk tot bekwame getuigen dient.

Ik had gehoopt dat gij op iemand al zoudt gepeisd hebben om, ... om conferentie te houden te Sint- Niklaas, in de Paaschdagen ; niets en zou ik liever hebben als het groot genoegen en de eere van ten uwen ulieden, benevens eenige welmeenende, vastberadene, gedaagde liefhebbers van ons vlaamsch tegen te komen, en met hun en met u hoe langer hoe liever te onderhandelen, te beramen, al dat gij wilt ; maar in 't openbaar, voor mij onbekende, licht ontvlambare jonkheden zoo gezeid voordracht houden, daar heb ik eenen schrik en eenen walg van gekregen; dat is in den schijn prachtig genoeg, maar daar en komt doorgaans niets van dat deugt of duurt. Te Thielt en kost ik er niet uit[3] maar al lange vóór dien dag hadde ik vaarwel gezeid aan 't conferentie houden. Daar en bestaat zelfs, mijns wetens, geen vlaamsche name voor dat dingen, immers voordracht is hollands en beteekent heel wat anders. Verschoon 'et mij dan is 't dat ik (eindelijk niet meer zwijgens) moet weigeren. Daarbij, zes maanden van 't jaar geve ik tweemaal te weke eene ure lang conferentie in 't engelsch aan, 60-70 engelsch leerende toehoorders; twee uren spreken te weke, zes maanden lang, 't en is geen een, De Beucker[4] zelve niet, die zoo wel zijn schuld betaalt aan 't Vaderland, zake van conferentie, als ik.

Ik late mij voorstaan dat al die zullen helpen het Waeslandsch Idioticon[5] verzamelen in korten tijd zoo zullen ingenomen zijn van hunne arbeid, dat ze levende conferenties zullen worden, en in hun dagelijksch doen en laten, spreken en zwijgen meer indracht zullen doen op de Vlaamsche zake als wel 10 conferenties te reke.

Als ge wilt ik zal komen en mijn gereedschap van woordenzanterije meebrengen en wij zullen ten hoogsten een hoofd of viere bijeensteken. Wat dunkt u?

Ik wensche u van herten een zalig einde van 1885 en een goed begin van 1886, 't jaar van het Waaslandsch Idioticon, en blijve
UL. Zeer toegenegen
Guido Gezelle

P.S. Wij zijn te wege De Bo Idioticon te herdrukken, is uitverkocht, of uitgeput hoort gij liever fransch vlaamsch

Noten

[1] De locatie van de originele brief is onbekend. De brief is enkel in publicatie beschikbaar: Bekwame getuigen: een brief aan Alfons Janssens; uitgegeven ter ere van R. F. Lissens. Antwerpen: Guido Gezellegenootschap, 2002, p.10.
[2] In: Loquela: (Kerstmaand 1885) 4, p.60: KAKELBOOM, den. —Een boom die rechts op het scheeden van twee of meer eigendommen staat, zoodanig dat hij aan twee of meer eigenaars kan toebehooren, die er waarschijnelijk zullen om kakelen. Geh. Haesdonck. Vergelijk hetgene alreeds in Loquela staat over 't w. questeboom, 1884, p. 44 en 52.
[3] Gezelle hield erg tegen zijn zin een rede in Tielt op de grote huldeviering voor Leonard Lodewijk De Bo op 30 september 1885. Tijdens de viering, georganiseerd door de Tieltse afdeling van het Davidsfonds, nam hij nadrukkelijk afstand van de studentenstrijd en noemde hen ruitebrekers.
[4] Ignaas de Beucker pleitte voor de vernederlandsing van het onderwijs. Zijn redevoering op 19 maart 1885 te Leuven won de steun van de Vlaamsche Studentengilde en op 21 april, op de algemene vergadering van het Davidsfonds, toen ook in Leuven, plaatste hij opnieuw, samen met Adolf Pauwels, de vernederlandsing van het onderwijs bovenaan. (Romain Vanlandschoot, Biografie Hugo Veriest, Tielt: 2014, p.276).
[5] In het voorwoord van L.W. Schuermans Algemeen Vlaamsch Idioticon, (1865-1870) (p.VII) is er sprake van een priester die een enorme verzameling woorden en ‘zegswijzen’ aanbracht, ‘vooral in ‘t Land van Waas en Aalst gebruikelijk en waarvan men eene ontelbare menigte in ‘t Idioticon zal wedervinden’. Een idioticon specifiek over het Land van Waas werd in 1900 uitgebracht door Joos Amaat: het Waasch Idioticon.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamJanssens, Alfons J. M.
Datums° Sint-Niklaas, 16/10/1841 - ✝ Luzern, 01/09/1906
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; dichter; auteur; textielfabrikant
BioAlfons Janssens studeerde aan het Sint-Jozefscollege van Sint-Niklaas. In 1868 was hij sergeant bij de pauselijke zoeaven. Hij huwde in 1872 en nam samen met zijn broer de leiding van de familiale textielfabriek. Hij was de medestichter van de Gilde van Ambachten en Neringen Sint-Niklaas. Vanaf 1885 was hij betrokken bij het Davidsfonds als voorzitter en in het hoofdbestuur. Hij was ook een dichter en auteur en lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was zeer goed bevriend met Guido Gezelle met wie hij uitgebreid correspondeerde. Zo bleef hij bij Janssens overnachten na de zittingen van de Academie. Gezelle maakte drie gedichten voor Janssens die verband houden met deze bezoeken. Op de treinreis terug schreef hij andere gedichten zoals "Hoe helder, zwart op wit, die koe". Janssens zelf leverde bijdragen aan "De Vlaamsche Wacht", "Rond den Heerd", "Loquela", "Het Belfort" en "Vlaamsche Zanten". Als katholiek politicus was hij gemeenteraadslid van Sint-Niklaas (1885-1904 ) en lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers in het arrondissement Sint-Niklaas (1892-1900).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; Rond den Heerd; Loquela; gelegenheidsgedichten

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamJanssens, Alfons J. M.
Datums° Sint-Niklaas, 16/10/1841 - ✝ Luzern, 01/09/1906
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; dichter; auteur; textielfabrikant
BioAlfons Janssens studeerde aan het Sint-Jozefscollege van Sint-Niklaas. In 1868 was hij sergeant bij de pauselijke zoeaven. Hij huwde in 1872 en nam samen met zijn broer de leiding van de familiale textielfabriek. Hij was de medestichter van de Gilde van Ambachten en Neringen Sint-Niklaas. Vanaf 1885 was hij betrokken bij het Davidsfonds als voorzitter en in het hoofdbestuur. Hij was ook een dichter en auteur en lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was zeer goed bevriend met Guido Gezelle met wie hij uitgebreid correspondeerde. Zo bleef hij bij Janssens overnachten na de zittingen van de Academie. Gezelle maakte drie gedichten voor Janssens die verband houden met deze bezoeken. Op de treinreis terug schreef hij andere gedichten zoals "Hoe helder, zwart op wit, die koe". Janssens zelf leverde bijdragen aan "De Vlaamsche Wacht", "Rond den Heerd", "Loquela", "Het Belfort" en "Vlaamsche Zanten". Als katholiek politicus was hij gemeenteraadslid van Sint-Niklaas (1885-1904 ) en lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers in het arrondissement Sint-Niklaas (1892-1900).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; Rond den Heerd; Loquela; gelegenheidsgedichten

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamDe Beuker, Jan Ignaas
Datums° Viersel, 01/02/1827 - ✝ Antwerpen, 22/10/1906
GeslachtMannelijk
Beroepnatuurkundige; spreker; publicist
BioJan Ignaas De Beucker was de zoon van Franciscus De Beucker en Bernardina Moortgat. Na zijn lager onderwijs in de dorpsschool werkte hij aanvankelijk bij zijn vader als broodbakker en klompenmaker en daarna als tuinier bij een Antwerpse bloemenkwekerij. In 1847 werd hij bloemist en koopman in zaden te Antwerpen en gaf hij lessen in land- en tuinbouwkunde. Samen met Henri van Heurck was hij de stichter van het Antwerpsch Kruidkundig Genootschap. Hij was ook politiek actief o.m. als medestichter en voorzitter van de Nederduitsche Bond van Antwerpen, de flamingantische vleugel van de Meetingpartij. In 1864 werd hij leraar in Nederland o.m. te Amsterdam. Hij keerde in 1872 terug naar Antwerpen en in 1890 werd hij docent aan de Vlaamse afdeling van de Tuinbouwschool te Vilvoorde. Hij was een voorstander voor de volledige vernederlandsing van het onderwijs. De Beucker was vooral gekend van als spreker. Hij hield veel lezingen in Vlaanderen en Nederland als natuurkundige, waarbij hij altijd in het Nederlands sprak waardoor hij veel tegenstand kreeg. Bij zijn vele Engelstalige lessen in Kortrijk vergeleek Gezelle zichzelf met De Beucker omdat hij zoveel voor publiek moest spreken. Hij kreeg de bijnaam 'vader' voor de studenten land- en tuinbouwkunde, maar ook voor studentengildes waar hij kwam spreken. Hij was een gelovige onbaatzuchtige volksredenaar, wekte veel geestdrift en was alom bekend.
Links[odis]
Relatie tot Gezellegekend door Gezelle als spreker
BronnenA.Logghe, Biekorf 18 (1907), p.59-64

Naam - plaats

NaamSint-Niklaas
GemeenteSint-Niklaas
NaamTielt
GemeenteTielt

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelWestvlaamsch idioticon
AuteurDe Bo, Leonard Lodewijk
Datum1873
PlaatsBrugge
UitgeverGailliard
TitelWaasch Idioticon
AuteurJoos, Amaat
Datum1900
PlaatsGent; Sint-Niklaas
UitgeverSiffer; Strijbol

Indextermen

Briefontvanger

Janssens, Alfons J. M.

Briefschrijver

Gezelle, Guido

Correspondenten

Gezelle, Guido
Janssens, Alfons J. M.

Naam - persoon

Gezelle, Guido
De Beuker, Jan Ignaas

Naam - plaats

Sint-Niklaas
Tielt

Plaats van verzending

Kortrijk

Titel - ander werk

Westvlaamsch idioticon
Waasch Idioticon

Titel - werk van Guido Gezelle

Loquela

Titel[29-31/12/1885], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [Alfons J.M. Janssens]
EditeurKarel Platteau; Publicatie
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2022
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Janssens, Alfons J. M.]
Verzendingsdatum[29-31/12/1885]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatiePlaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens; locatie origineel onbekend: brief is enkel in gepubliceerde versie beschikbaar; datering: antwoord op brief van Guido Gezelle aan Alfons Janssens van 28/12/1885 + briefeinde: ik wensche u van herten een zalig einde van 1885 en een goed begin van 1886: het is nog 1885.
Gepubliceerd inBekwame getuigen: een brief aan Alfons Janssens; uitgegeven ter ere van R. F. Lissens. Antwerpen: Guido Gezellegenootschap, 2002. p.7-9
Fysieke bijzonderheden
Staat volledig
Bewaargegevens
Bewaarplaatslocatie origineel onbekend
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25994
Inhoud
IncipitIk hebbe met veel zorge de ww. behandeld in Loq[uela]
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.