Mijn oude vriend Frans de Potter meldt mij dat ik voor eenen der openstaande zetels der Koninklijke Vlaamsche Taalkamer zal voorgesteld worden. Daarom kom ik verzoeken mij Uwe steun te willen verleenen[1]
Ofschoon wellicht onnoodig, acht ik het nochtans niet ongepast, onder mijne tael- en letterkundige leveringen op te noemen, buiten de Reisbrieven uit Dietschland & Denemark 1860: - Noordsche Letteren 1860 - Over Reinaard den Vos 1864 - Het Luxemburgsch 1867 - De Roodgieter, overdichting naar Vl. Groth 1868 -
Guido Gezelle
te Kortrijk
Ons Dietsch 1876 - Waartoe dient het Vlaamsch? 1876 - Platduitsch & Nederlandsch 1878 - Vondel 1879 - Transvael of Zuid-Afrika & de dietsche stam 1884.... Voorts Gedichten, Voordrachten, Verhandelingen;
en U in overweging te geven of het niet oirbaar[2] is, de Dietsche Beweging naast de Westvlaamsche, de (:slaafsch:) Nederlandsche of welke andere strekking ook vertegenwoordigd te zien?
Ik durf intusschen op Uwe ondersteuning rekenen, Eerwaerde Heer en moedige, geestrijke medekamper voor des Dietschen Vlaanderens eere, en noem mij volgaerne
N.S. Waar heb ik Cassagnac’s woord gelezen, of heb ik? Komt Ons oud Vlaemsch nog uit? Wat is daarvan al verschenen?