<Resultaat 427 van 2074

>

p1
Weerde Heer en Vriend,

Zou ik, door uwe goedwillige tusschenkomst, geen exemplaar kunnen krijgen van Fondsenblad 27 Maarte N° 72 en 28 Maarte N° 73, de twee N°s waarin sprake is van de vlaamsche beweging in West vlaanderen; alsook den N° Fondsenblad, waarin, volgens Patrie 1 Mei 74, een compte rendu staat de la lettre à Monsieur Nolet[1]

Ik heb van onzen Heer Burgemeester uwe Geschiedenis van Kortrijk ter lezing gekregen. Daar is hier ter stede eenen Architect, met name Brinck, schoonzoon van Mussely den archivaris: hij weet over Kortrijk veel dat anderen niet en weten en 't zou misschien voordeelig zijn met hem kennis te maken. Hij en is geen boekvriend[2] van den Zeer Eerweerde Heer Deken, onder ons gezeid.[3]

Schinkelle heeft, zegt men hier, den vergulden Mercurius[4] den eigentlijken God van Kortrijk, - op den torre van 't “halleje”[5] gezet. Die 't gezien hebben verzekeren dat Schinkelles naam op zijn “bescheiden achterdeel” staat, zou Nolet zeggen. Schinkelle ging ook rond met de beurze als er questie was[6] van 't hoog klooster[7] te bouwen.

Het eigentlijke volk zegt hier, letterlijk, Bersaques poorte[8] “Berzakes”; 't en zijn maar de would be geleerdenp2die zeggen Baas of Boer Jakens poorte, gelijk zij van de Zipte[9] de Egypte maken.

De Kasseistrate is 't cansie strätje; cansie of canosie[10] = de collegiale kerke etc. van O.L.V.

In Deken Van de Puttes jongsten Broeltorre zijn kruisboogschietgaten, in zijnen oudsten zijn canon- en kruisboogschietgaten zichtbaar.

't Volk pleegt hier te zeggen, - het halfgeleerd volk, dat ook van Boer Jake weet, - dat Broel torren mis is, 't moet Broer = broeder torren zijn. Een van die torren, de Zuidtorre of “speitorre”, is van boven nederwaard gebarsten; 't is de liberale torre; de katholyke, “Inghelburg”[11] - Castel Sant' Angelo ? - blijft gans en gezond.

De drie fonteinen zijn van over langen tijd vergeven[12] of liever hebben, in keukens en kelders, zoo menige aderlatingen onderstaan, dat zij voor den gemeenen man drooge gevallen zijn.

't “Ronduitje” is wel zekerlijk de redoute[13] van eertijds, en de oudaan[14] torre de redaan of dardenne torre.

Blijve, voorenop dankbaar,
ulieden toegenegen
Guido Gezelle
Kortrijk
1.5.47[15]

Noten

[1] Voor de Koninklijke Academie te Brussel had Nolet de Brauwere op 2 februari 1874 een “Notice sur le particularisme linquistique de la Flandre Occidentale” voorgelezen, waarin hij klaagt dat de taal van de West-Vlamingen “een buiten West-Vlaanderen nauwelijks verstaanbare, hybride hutsepot van goed Nederlands en Brugs dialect, gelardeerd met archaïsmen en eigen uitvindingen” is. Letterlijk: “un mélange hybride de bon néerlandais et de patois brugeois, dans lequel papillottent des termes en vieux flamand démodé, agrémenté, en outre, d’expressions fantaisistes, dont ils sont seuls, sans doute, à comprendre la signification”.
[2] Geen boekvriend zijn van: iemands boeken niet lezen, niet goed vinden of het niet eens zijn met de inhoud van iemands geschriften.
[3] Deze brief van Gezelle lijkt een antwoord te zijn op een niet bewaarde brief van De Potter met vragen over bepaalde termen, die hem onbekend waren.
[4] Bij de Romeinen de god van handel en winst. Precies om die reden schrijft Gezelle “den eigentlijken God van Kortrijk”.
[5] Vierkante toren op de Grote Markt van Kortrijk. Restant van een vroegere lakenhalle.
[6] Als het zaak was, als het aan de orde was.
[7] Nonnenklooster (Karmelietessen) op de Grote Kring. (onroerend erfgoed).
[8] Dit poortje is ontstaan in 1678, toen Jacobus Loovoet, na de afbraak van de Kanunnikpoort, twaalf huizen bouwde aan de oostkant van de Zipte. Dit straatje werd naar zijn toenmalige eigenaar (Jacques Loovoet) genoemd, wat later vervormd werd tot de Baas Jacquespoort, Saalkespoort en tegenwoordig Bersacquespoort. (Kortrijk beeldbank)
[9] Kortrijkse Beek die vroeger van de Veemarkt langs de Steenpoort en het begijnhof naar de Leie stroomde en later overwelfd werd. (kortrijk.be)
[10] Tot het eerste kwart 18de eeuw "Canuencstraete" genaamd. (Inventaris Onroerend erfgoed Groeningestraat Kortrijk)
[11] Kortrijk telt langs de Leie twee torens, die overblijfsel zijn van de stadvestingen: de Speyetoren en de Ingelborchtoren. Het is wellicht een ironische zinspeling van Gezelle om de zuidelijke toren liberaal te noemen, alsof de barsten van de Speyetoren aangeven dat de liberalen in Kortrijk in verval zijn.
[12] Sinds geruime tijd weggegeven.
[13] Eenvoudig, vierhoekig, gesloten werk, omringd door een aarden wal; fungeerde als buitenwerk van een versterking of maakte deel uit van een linie. (Ensie.nl)
[14] Dam, keerdam: stukken muur dwars over een stadsgracht om bepaalde gedeelten van de gracht droog te kunnen pompen (bijv. om werk aan de vestigmuur uit te kunnen voeren).

Fr. De Brabandere, Tijdschrift voor Naamkunde 13, (1981, p.226 e.v.)

[15] Gezelle vergist zich en schrijft “47” i.p.v. “74”.

Register

Correspondenten

NaamDe Potter, Frans
Datums° Gent, 04/01/1834 - ✝ Gent, 15/08/1904
GeslachtMannelijk
Beroepjournalist, publicist; geschiedschrijver; bibliograaf
BioDe Potter genoot alleen lager onderwijs en studeerde verder op eigen kracht. Hij begon als redacteur bij de dagbladpers (1856-1870) en schopte het daarna tot hoofdredacteur van het katholieke Fondsenblad (1871-1878). In 1886 werd hij de eerste vast secretaris van de toen opgerichte Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Aanvankelijk publiceerde hij bij het Willemsfonds, maar vanaf begin jaren 1870 kiest hij de kant van de katholieke partij. Hij stond mee aan de wieg van het Davidsfonds in 1875 en was er vanaf 1878 tot aan zijn overlijden de eerste algemene secretaris, en bovendien ook voorzitter van de afdeling Gent van 1885 tot 1904. Hij publiceerde tal van werken: eerst verhalen en geschriften over folklore, daarna op het terrein van de geschiedenis, in het bijzonder van de Vlaamse gemeenten. Te vermelden zijn vooral zijn Vlaamsche Bibliographie in 4 delen (1893-1902) en een aantal delen van een Geschiedenis van de Gemeenten van Oost-Vlaanderen (samen met Jan Broeckaert).
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://nevb.be/wiki/De_Potter,_Frans ; J. Broeckaert, Frans de Potter en zijne werken. In: Jaarboek van de Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, 1906; W. Rombauts, De Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent 1979, p. 53-54
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDe Potter, Frans
Datums° Gent, 04/01/1834 - ✝ Gent, 15/08/1904
GeslachtMannelijk
Beroepjournalist, publicist; geschiedschrijver; bibliograaf
BioDe Potter genoot alleen lager onderwijs en studeerde verder op eigen kracht. Hij begon als redacteur bij de dagbladpers (1856-1870) en schopte het daarna tot hoofdredacteur van het katholieke Fondsenblad (1871-1878). In 1886 werd hij de eerste vast secretaris van de toen opgerichte Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Aanvankelijk publiceerde hij bij het Willemsfonds, maar vanaf begin jaren 1870 kiest hij de kant van de katholieke partij. Hij stond mee aan de wieg van het Davidsfonds in 1875 en was er vanaf 1878 tot aan zijn overlijden de eerste algemene secretaris, en bovendien ook voorzitter van de afdeling Gent van 1885 tot 1904. Hij publiceerde tal van werken: eerst verhalen en geschriften over folklore, daarna op het terrein van de geschiedenis, in het bijzonder van de Vlaamse gemeenten. Te vermelden zijn vooral zijn Vlaamsche Bibliographie in 4 delen (1893-1902) en een aantal delen van een Geschiedenis van de Gemeenten van Oost-Vlaanderen (samen met Jan Broeckaert).
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://nevb.be/wiki/De_Potter,_Frans ; J. Broeckaert, Frans de Potter en zijne werken. In: Jaarboek van de Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, 1906; W. Rombauts, De Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent 1979, p. 53-54

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamBrinck, Henri Felix Joseph
Datums° 01/11/1830 - ✝ Kortrijk, 24/01/1909
GeslachtMannelijk
Beroepstadssecretaris; architect
BioHenri Brinck, Brusselaar van geboorte, trouwde op 15/11/1859 met Elise Marie Catherine Mussely, dochter van stadssecretaris-archivaris Charles Mussely. Hij was werkzaam te Kortrijk als neogotisch architect en leerkracht aan de academie. Hij was ook als historicus actief. In 1878 werd hij stadssecretaris en stadsarchivaris. Hij was ook secretaris van de O.L.-Vrouwparochie waardoor hij Gezelle kende. Hij correspondeerde met Gezelle en was medewerker aan het tijdschrift "Biekorf".
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Biekorf
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamMussely, Charles Liévin
Datums° Kotrijk, 18/07/1812 - ✝ Kortrijk, 30/04/1878
GeslachtMannelijk
Beroeparchivaris; auteur
BioCharles Liévin Musseley was getrouwd met Euphrasie Eugénie De Rho. Hij was stadssecretaris van 1855-1877 en bibliothecaris-archivaris van de stad Kortrijk. Hij publiceerde o.m. "Inventaire des archives de la ville de Courtrai".
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamNolf, Henri; Henri-Joseph
Datums° Kortrijk, 10/10/1818 - ✝ Kortrijk, 01/05/1884
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus, burgemeester
BioHenri Nolf was van 1864 tot zijn dood in 1884 burgemeester van Kortrijk. Hij was een oud-leerling van het kleinseminarie te Roeselare, waar hij medeleerling was van de latere bisschop Faict. In 1842 ging hij werken voor het Bureau de Bienfaisance. Van 1851 tot 1857 zetelde hij als katholiek gemeenteraadslid. Hij zette Gezelle aan om de redactie van het weekblad ‘De Vrijheid’ op zich te nemen en om een geschiedenis van de armenkamer te schrijven. Hij was gehuwd met Prudence Vercruysse, en na haar dood met Pauline Goethals.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Naamde Schinkel, Denis; Schinkelle
Datums° Kortrijk, 1664 - ✝ Kortrijk (?), 1727
GeslachtMannelijk
Beroepburgemeester; schepen
BioDenis de Schinkel was te Kortrijk afwisselend schepen en burgemeester (1702-1705, 1712-1716 en 1722-1724). In 1712 liet hij een bronzen Mercuriusbeeld met in de hand het wapen van de stad op de toren van het huidige Belfort van Kortrijk plaatsen. De Kortrijkse gilde “De Vereenigde Vrienden” of koos hun nieuwe naam “De Schinkelheeren” in ere van de voormalige burgemeester. Gezelle schreef voor een lid van de Schinkelheeren het gelegenheidsgedicht Als Schinkel Deken wierd, met een aantal strofes over Denis de Schinkel. In 1898 werd zijn oud borstbeeld te Kortrijk vervangen door een nieuw.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezelleonderwerp gedicht

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Titel - ander werk

TitelLa Patrie (periodiek)
Datum1848-1940
PlaatsBruges
UitgeverVan Hoorenbeke-De Vlieghere
TitelGeschiedenis der stad Kortrijk
AuteurDe Potter, Frans
Datum1873-1876
PlaatsGent
UitgeverC. Annoot-Braeckman
TitelFondsenblad: Vlaamsch land (periodiek)
Datum1871-1914
PlaatsGent
UitgeverFondsenblad

Titel01/05/1874, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Frans De Potter]
EditeurStefaan Maes
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[De Potter, Frans]
Verzendingsdatum01/05/1874
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieAdressant gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens; Locatie origineel: brief is aanwezig in het Rijksarchief Kortrijk, Verzameling Guido Gezelle (toeg. 937), nr. 1/2 ; Afbeelding: Rijksarchief Kortrijk.
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 enkele vellen, [?]
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsKortrijk
BewaarplaatsRijksarchief Kortrijk
ID GezellearchiefRijksarchief Kortrijk, Verzameling Guido Gezelle (toeg. 937), nr. 1/2Rijksarchief Kortrijk, Verzameling Guido Gezelle (toeg. 937), nr. 1/2
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26038
Inhoud
IncipitZou ik, door uwe goedwillige tusschenkomst,
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.