Indien ik U het Handschrift[1] voor eenige dagen had gevraagd zoo is het omdat ik de afl. der Biogr. Nate. gaarne tot MAR had ontvangen en dat ik dus onmiddellijk mijne beloofde bijdrage moet leveren. Ik had eerst gedacht het rechtstreeks aan de Bibliotheek waartoe het behoort, te vragen, en ik hadde het, volgens het Reglement, onmiddellijk gekregen, gelijk ik het op eerste aanvraag heb moeten wedergeven. Doch ik heb betamelijker gevonden, vermits wij overeengekomen zijn het te zamen uit te geven, U er eerst over te schrijven en U desnoods den noodigen tijd te laten om het af te schrijven en uw verslag voor de toekomende zitting[2] voor te bereiden. Laat ons dus te zamen vriendelijk de zaak besluiten: Hebt Gij er vrede mede dat, als uwe kopie voleind is, wij ze drukken onder beider naam, of wilt Gij dat ik ze late verschijnen in de volgende afl. van mijne Mnl. Ged., met melding van uw Afschrift & noten, gelijk ik gedaan heb voor uwen Waerneer?[3] Peinst er eens wel op, en geeft mij morgen antwoord.
Zult Gij binnen éene maand vaardig zijn met uw verslag (ik zal u morgen al uwe noten wedergeven) of begeert Gij dat ik het in uwen naam opstelle en afleze? Er is slechts werk en geene eer meer aan, want Ferdinand vander Haeghen heeft er de primeur van gehad.[4] In elk geval, doet wat Gij begeert, brengt het Handschrift mede ofte niet: Maar hoe zal ik mijn artikel maken, indien Gij slechts ¼ in éene maand hebt afgeschreven? Binnen drie maanden kom ik te laat.