<Resultaat 2094 van 2126

>

p1
Monsieur l’Abbé -

Il me revient à l’instant un détail que je ne saurais pas préciser - parceque[1] je n’ai pas les pièces sous les yeux – mais que je vous donne tel qu’il se présente en ce moment à mon esprit. C’est que St Charles[2] aimait beaucoup ce jeune enfant (Hyppolite)[3] qui plus tard est venu fonder ici la branche belge de notre maison – Et que lui reconnaissant aussi une remarquable intelligence – il eut le désir de le faire entrer dans les ordres – et le fit élever auprès de lui à Milan dans cette intention – Maintenant la vocation militaire du jeune hommep2l'a-t-elle entraîné ailleurs – ou son éducation ecclésiastique[4] a-t-elle été interrompue par la mort de St Charles - voilà ce que je ne sais plus - - Je ne me rappelle même pas si je l’ai jamais su – La seule chose que je me rappelle parfaitement – c'est d’avoir vu dans nos papiers que St Charles avait une grande prédilection pour Hyppolite Caïmo qu‘il a eu le désir d‘en faire un prêtre - et que dans son enfance il l’a gardé auprès de lui à Milan. pour diriger son éducation dans ce sens – Je ne sais pas s’il ne l’a pas fait élever à la collégiale de Milan?

- Tout cela est un peu vague dans mes souvenirs – Et il ne reste p3plus le temps de faire les recherches qui me guideraient -

Pardonnez-moi de vous importuner sans cesse – Au reste je le fais par ceque[5] vous m’avez demandé tous les détails possibles sur les relations de St Charles avec les Caïmo et que ceci en est un.

J’ai l’honneur d’être
Monsieur l’Abbé
Votre très humble et dévouée servante
Marie Caïmo

Il va sans dire que je ne vous demande pas du tout d’introduire rien de tout ceci dans votre “long story”[6] you are the last judge – and I do not wish at all to interfere in any way – except as

p4

regards that mention of names of which the prospect terrified me so much – But that point is settled – and the rest remains your business – and not mine. And I know whatever you do is perfect -

Noten

[1] Foutief voor ’parce que’.
[2] Naar aanleiding van de feestdag van de H. Carolus Borromeus (04 nov.) schreef Gezelle in het nummer van 3 november van ’Rond den Heerd‘ (1 (1866) 49, p. 383-386) een artikel over deze heilige en de familie Caïmo. Het ziet ernaar uit dat Marie Caïmo Gezelle hiervoor per brief informatie bezorgde, maar dat zij hem gevraagd had geen namen van levende personen uit haar familie te vermelden, wat Gezelle uiteindelijk toch deed, tot grote ergernis van Marie Caïmo (zie haar brief aan G. Gezelle van 04/11/1866, al de dag na het verschijnen van het artikel).
[3] In het artikel van Guido Gezelle in ’Rond den Heerd‘ werd Hyppolite ’Otto‘ genoemd.
[4] Hier stond eerst een ander woord, dat weggekrast werd.
[5] Foutief voor ’parce que’.
[6] Dit gaat over een artikel van Guido Gezelle over de familie Caïmo waarin hij de namen van de familieleden van Marie Caïmo vermeldde: zie: Dagwijzer. In: Rond den Heerd: 1 (3 november 1866) 49, p.385: “Karel Thomas Caimo, broeder des bisschops, was wederom de overgrootvader van Hyacinthus Ferdinandus Ghislenus Caimo, overleden te Heppenbij-Beverloo, op den 27 Junij 1847. Die was de edele vader en grootvader van de nog bestaande takken en blommen van dien heerlijken stamboom, Wiens eerste hoir en stake nu Jan Lieven Graaf Caimo is, aide de camp van den opperveldtuigmeester van 't oostenrijksch leger, Aartshertog Aalbrecht : Moge God hem, zijne broeders, zijne zuster, kinders en neven, met al de hunnen, nog lange sparen en bewaren!”.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamCaïmo, Marie Colette Joséphine
Datums° Tolhuis (Schelle), 28/01/1829 - ✝ Oostkamp, 18/12/1873
GeslachtVrouwelijk
BioMarie Caïmo was de jongste dochter van militair Hyacinthe Ferdinand François Ghislain Caïmo (Schelle, 1796 – Heppen, 1847) en Marie Claeyssens (Ruiselede, 1797 – Brugge, 20/11/1841). Ze stamde uit een katholieke adellijke familie uit Jabbeke met Italiaanse roots. Guido Gezelle schreef een artikel in Rond den Heerd 03/11/1866 over de familie, waarin we leren hoe de in 1570 geboren Hyppolite Caïmo - Otto in het artikel - naar de Nederlanden kwam door zijn militaire carrière. De bekende Brugse bisschop Joannes-Robertus Caïmo was de broer van Maries grootvader. De familie maakte deel uit van het netwerk rond "’t Jaer 30" en ondersteunde de katholieke activiteiten. Zelf bleef Marie ongehuwd en stierf te Oostkamp op vierenveertigjarige leeftijd op 18 december 1873.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; 't Jaer 30
BronnenArchiefbankbrugge.be; Luc Schepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921, Tielt, 1976, p.420 en 489. J. Gailliard, Bruges et le Franc V, Brugge, 1862, p.230-231; bidprentje Marie Caïmo

Briefschrijver

NaamCaïmo, Marie Colette Joséphine
Datums° Tolhuis (Schelle), 28/01/1829 - ✝ Oostkamp, 18/12/1873
GeslachtVrouwelijk
BioMarie Caïmo was de jongste dochter van militair Hyacinthe Ferdinand François Ghislain Caïmo (Schelle, 1796 – Heppen, 1847) en Marie Claeyssens (Ruiselede, 1797 – Brugge, 20/11/1841). Ze stamde uit een katholieke adellijke familie uit Jabbeke met Italiaanse roots. Guido Gezelle schreef een artikel in Rond den Heerd 03/11/1866 over de familie, waarin we leren hoe de in 1570 geboren Hyppolite Caïmo - Otto in het artikel - naar de Nederlanden kwam door zijn militaire carrière. De bekende Brugse bisschop Joannes-Robertus Caïmo was de broer van Maries grootvader. De familie maakte deel uit van het netwerk rond "’t Jaer 30" en ondersteunde de katholieke activiteiten. Zelf bleef Marie ongehuwd en stierf te Oostkamp op vierenveertigjarige leeftijd op 18 december 1873.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; 't Jaer 30
BronnenArchiefbankbrugge.be; Luc Schepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921, Tielt, 1976, p.420 en 489. J. Gailliard, Bruges et le Franc V, Brugge, 1862, p.230-231; bidprentje Marie Caïmo

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamJabbeke
GemeenteJabbeke

Naam - persoon

NaamCaïmo, Marie Colette Joséphine
Datums° Tolhuis (Schelle), 28/01/1829 - ✝ Oostkamp, 18/12/1873
GeslachtVrouwelijk
BioMarie Caïmo was de jongste dochter van militair Hyacinthe Ferdinand François Ghislain Caïmo (Schelle, 1796 – Heppen, 1847) en Marie Claeyssens (Ruiselede, 1797 – Brugge, 20/11/1841). Ze stamde uit een katholieke adellijke familie uit Jabbeke met Italiaanse roots. Guido Gezelle schreef een artikel in Rond den Heerd 03/11/1866 over de familie, waarin we leren hoe de in 1570 geboren Hyppolite Caïmo - Otto in het artikel - naar de Nederlanden kwam door zijn militaire carrière. De bekende Brugse bisschop Joannes-Robertus Caïmo was de broer van Maries grootvader. De familie maakte deel uit van het netwerk rond "’t Jaer 30" en ondersteunde de katholieke activiteiten. Zelf bleef Marie ongehuwd en stierf te Oostkamp op vierenveertigjarige leeftijd op 18 december 1873.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; 't Jaer 30
BronnenArchiefbankbrugge.be; Luc Schepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921, Tielt, 1976, p.420 en 489. J. Gailliard, Bruges et le Franc V, Brugge, 1862, p.230-231; bidprentje Marie Caïmo
NaamCarolus Borromeus
Datums° Arona, 02/10/1538 - ✝ Milaan, 04/11/1584
GeslachtMannelijk
Beroepaartsbisschop
VerblijfplaatsItalië
BioCarolus Borromeus (Carlo Borromeo) was een 16e-eeuwse kerkhervormer uit Milaan en werd in 1610 door paus Paulus V heilig verklaard. Borromeus was verwant aan hoge adellijke families uit Milaan, o.a. de Medici, Gonzaga en Caïmo. Als tweede zoon van de familie de Borromei was hij voorbestemd voor een kerkelijke carrière. Daardoor werd hij reeds op zijn twaalfde ‘abt zonder verplichtingen’ van de abdij van Santi Felino e Graziano in Arona. In 1559 vervolledigde hij zijn studies kerkelijk en burgerlijk recht en werd zijn oom Giovanni Angelo Medici verkozen tot paus Pius IV. Onder zijn pontificaat was Carlo kardinaal, pauselijk secretaris en administrator van het aartsbisdom Milaan. Enkele jaren later, in 1562, stierf zijn oudste broer, waarna de familie wilde dat Carlo het geslacht verder zou zetten. Hij deed dit niet, maar legde zich met grotere ernst toe op zijn religieuze ambt. Zo ontving hij achtereenvolgens zijn priester- en bisschopswijding, maar ook maakte hij er werk van om de mistoestanden in de Kerk aan te pakken. Hij stichtte weeshuizen, hospitalen, liefdadigheidsinstellingen, alsook een van de eerste priesterseminaries. Tijdens de pestepidemie van 1576 verplichtte hij alle religieuzen om de zieken te helpen, waarbij hij zelf het voorbeeld gaf. Dit bezorgde hem veel steun van de bevolking, terwijl hij vanuit de Kerk zelf tegenstand kende omwille van zijn hervormingsplannen en kritiek. In 1584, tijdens zijn jaarlijkse verblijf op Monte Varallo, werd hij ziek. Koortsig keerde hij terug naar Milaan, maar onderweg stierf hij.
Links[wikipedia]
NaamCaïmo, Hippolyte
Datums° Fontanelle, Treviso, 24/02/1570 - ✝ Antwerpen, 08/06/1636
GeslachtMannelijk
Beroepcommandant
VerblijfplaatsItalië
BioHyppolite Caïmo werd op 24 februari 1570 geboren te Fontanelle als zoon van Joseph Caïmo en Laure Guazzona. Hij werd gedoopt door Carolus Borromeus, aan wie hij verwant was en die van hem een priester wilde maken. Hij koos echter voor een militaire loopbaan en werd kapitein bij een Duitse elite-eenheid in het leger van aartshertog Leopold Willem van Oostenrijk. Op die manier kwam hij naar de Nederlanden, waar hij eerst kapitein, en daarna onder Albrecht en Isabella gouverneur werd van de forten De Perel, St.-Donaas en andere aan de grens met Holland. Hij huwde met Magdalena Simonis en werd de grondlegger van de Belgische tak van de adellijke familie Caïmo. Zo was hij de overgrootvader van Jean Robert Caïmo. Magdalena stierf te Antwerpen op 24 september 1627, en Hyppolite op 8 juni 1636. Het echtpaar werd samen begraven in de Antwerpse Sint-Jacobskerk.
Bronnen https://nl.geneanet.org/; J.J. Gailliard, Bruges et le Franc ou leur magistrature et leur noblesse avec des données historiques et généalogiques sur chaque famille, vol. 5. Brugge: J. Gailliard, 1862, p. 220-221

Naam - plaats

NaamMilaan

Titel[xx/11/1866 t.a.q.], [Jabbeke], Marie Caïmo aan [Guido Gezelle]
EditeurJohan Van Eenoo; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderCaïmo, Marie Colette Joséphine
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum[xx/11/1866 t.a.q.]
VerzendingsplaatsJabbeke (Jabbeke)
AnnotatieDatering en adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, ?
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden briefpapier: [afbeelding blauw: paard boven kroon] Marie
Toevoegingen op zijde 1 bovenaan: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.); idem: Jaren 60 Voor nov. 66 (potlood, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID GezellearchiefAanw. 680
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|26482
Geschiedenis 27/04/2021, Rijksarchief Kortrijk: Teruggave Antoon Viaene
Inhoud
IncipitIl me revient à
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.