<>

1916-05-30 (1 bericht)

> | Dinsdag 30 mei.
Bezoek van mijn ambulansier. Hij komt ondanks het verbod voor krijgsaangehoorigen in huizen van burgerlijken een voet te zetten.
Indien het geweten wordt, krijgt hij vier en twintig uren arrest. Hij is reeds elders geweest en moet nog bij drie personen gaan.
"Op die manier krijgt ge vijf maal vier en twintig uren gevang," zeg ik.
"Neen," lacht hij met zijn schitterend witte tanden, "de straf wordt maar eens daags toegepast." Te Oostende is het heerlijk aan de zee. Hij heeft niets of bijna niets te doen, ligt in 't duinzand, mijmerend het spel der baren aan te zien, neemt baden en pianolessen; want hij wil zich oefenen op het klavier, wat hij half verleerd heeft. De groote, Engelsche vloot is nog geen enkele maal uitgeweest, maar afdeelingen daarvan zien ze er dagelijks in de verte. "De Engelschen leggen mijnen die" — en hij lacht weder, dat hij schokt — "onmiddellijk door onze marinehelden worden opgepikt."
Door den zeetelescoop — thans verbazend vervolmaakt — zag hij den lichttoren aan de monding der Theems zeer duidelijk. Er wordt onzeggelijk veel gespioneerd en zware sommen geld daar aan uitgegeven. Luchtvliegers wagen het 's nachts op hun bekende plaatsen correspondentiën te komen leggen en afhalen op levensgevaar. Hij zag onlangs twee spioenen aanhouden op de straat. Ze waren in vrouwen verkleed.
"Geen beweging in Oostende, zeker, nu?"
"Neen, niets dan van den eenen kant het verkeer der bevolking, en van de bezetting van den anderen."
"Bomben?"
"O talloos! Geen drie dagen geleden stortten er twee in mijn onmiddellijke nabijheid neder, maar ze ontploften niet."
"Het is beklagenswaardig, dat de Verbondenen overal bommen werpen, die de vreedzame burgers dooden."
"Hun doel is het treffen van hangars, proviandstapels, legervoorraad."
"En intusschen blijven de bewoners toch in de stad ondanks al het gevaar, dat hen..."
Hij heft den wijsvinger onderbrekend omhoog: "Ze kunnen niet meer weg, ze moeten in Oostende blijven, geen levende ziel krijgt oorlof om er uit te gaan."
"Hoe zonderling!"
"Neen, ge begrijpt, moesten er geen civielen meer aanwezig zijn, dat de Engelschen niets meer ontzien, en heel de stad met de bezetting in gruis schieten zouden."
"Ha, zoo! ze dienen als beschermers voor de Duitschers van het garnizoen, de Oostendenaren?"
"Ja, zeker." En nu vertelt hij van al de reusachtige vuurmonden, die in lange, lange reeksen langs het strand gereed gepointeerd staan over het watervlak.
Hij moet heen, maar na zes weken komt hij weder op zijn vacantiereis naar Berlijn. Hij buigt diep, als in twee brekend, en holt met ruw geweld de trappen af: een beeld van kracht en niet te toomen vroolijk-wakkeren levenslust.
De oorlogstijd, het bestendig bijwonen van smart en nood en wee van allen aard!... Een zwaan, die op het water drijft wordt ook niet nat... Geheimen in de levende natuur...
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1916
<<mei>>
ZoMaDiWoDoVrZa
 123456
78910111213
14151617181920
21222324252627
28293031   
       
logo CTB